Hoger en lager opgeleiden hebben steeds minder contact met elkaar. Volgens TNS NIPO vindt 86 procent van de Nederlanders die verwijdering problematisch. Hoogste tijd voor discussie over het gevaar van een nieuwe klassenmaatschappij, menen Dieneke de Ruiter, Lotte van Vliet en Jose Manshanden van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.
De afgelopen decennia is sociale stijging in Nederland vanzelfsprekend geworden. Dat gebeurde vooral via het onderwijs. Door het onderwijs breed toegankelijk te maken is sociale stijging mogelijk geworden voor velen, en sociale afkomst niet meer bepalend voor waar iemand maatschappelijk terecht komt. Mensen zijn sociale stijging ook als vanzelfsprekend gaan ervaren. Zij stellen zich er op in, en verwachten ook voor hun kinderen dat die vooruit komen in het leven. Er is een belofte van stijging ontstaan. En maatschappelijke posities worden niet meer bepaald door afkomst maar door opleiding.
Wij stellen twee kanttekeningen bij die open samenleving met sociale stijging. Ten eerste: hoewel sociale afkomst veel minder een rol speelt dan vroeger, is zij nog steeds van invloed op het bereikte opleidingsniveau. Het is bijvoorbeeld bekend dat voorlezen de ontwikkeling van jonge kinderen stimuleert en dat voorlezen vaker en op een betere manier gebeurt in gezinnen waarvan de ouders hoger opgeleid zijn. Ook is duidelijk dat hoger opgeleiden bijvoorbeeld vaker toegang tot kwalitatief goede scholen bemachtigen omdat zij hun kind eerder aanmelden. De invloed van afkomst wordt versterkt doordat ons onderwijs uitgaat van keuzes op jonge leeftijd waardoor kinderen met weinig hulpbronnen minder gelegenheid hebben om hun talent te ontplooien.
Naast stijging is er ook sociale daling en concurrentie
De tweede kanttekening bij de huidige verdeling van maatschappelijke posities is dat we naast sociale stijging ook twee nieuwe ontwikkelingen signaleren: daling en concurrentie. Onder mannen zien we dat de trend van sociale stijging wordt verbroken. Voor bijna 20 procent van de mannen tussen de 26 en 40 jaar geldt dat zij het opleidingsniveau van hun ouders niet overtreffen of evenaren. Ook de stappen die mannen zetten op de onderwijsladder worden kleiner (Herweijer 2010). Het is niet ondenkbaar dat deze nieuwe trend zich op den duur ook onder vrouwen zal gaan voordoen (Tolsma en Wolbers 2010). Volgens de TNS NIPO-enquête die wij hebben laten verrichten is 58 procent van de bevolking bang dat zijn kinderen het financieel slechter krijgen. Lager opgeleiden (67 procent) maken zich meer zorgen dan hoger opgeleiden (45 procent).
Naast daling zien we dat de vanzelfsprekendheid van sociale stijging wordt ingeperkt door concurrentie op de arbeidsmarkt. Het aantal banen is niet evenredig meegegroeid met het aantal hoogopgeleiden. Een goede opleiding is een voorwaarde voor een goede positie, maar geen garantie. Aanvullende competenties maken het verschil. Een jaar in het buitenland, bestuurlijke ervaring, het doen van vrijwilligerswerk: het vergroot de kansen op een baan.
De kloof tussen lager en hoger opgeleiden wordt ook groter. In de praktijk van alledag leven mensen met verschillende opleidingsniveaus steeds meer langs elkaar heen. Ze wonen vaker in aparte wijken en sturen hun kinderen steeds vaker naar verschillende scholen. Lager opgeleiden nemen minder deel aan de politiek en besluitvorming en ervaren ook minder zeggenschap. In het opinieonderzoek van TNS NIPO geeft 59 procent aan dat mensen met verschillende opleidingsniveaus steeds minder contact met elkaar hebben. 89 procent vindt het problematisch wanneer hoger en lager opgeleiden langs elkaar heen leven. De oude klassenmaatschappij is succesvol bestreden, maar gaandeweg creëren we een nieuwe klassenmaatschappij.
Advies om de klassenmaatschappij af te wenden
Om het gevaar van die nieuwe klassenmaatschappij af te wenden adviseren wij langs twee lijnen. Ten eerste gaat het dan om een intensivering van de sociale stijging door bevordering van een optimale talentontwikkeling. We moeten de vroege selectie op scholen heroverwegen, het stapelen van opleidingen bevorderen en het pedagogisch klimaat rondom kinderen te versterken: familie, vrienden, andere ouders, of wijkbewoners kunnen bijvoorbeeld worden ingeschakeld bij het maken van huiswerk en het kiezen van een school.
Tegelijkertijd moeten we niet naïef zijn. Talentontwikkeling is van groot belang, maar maatschappelijke posities zijn nu eenmaal hiërarchisch verdeeld. Maar die verdeling – en dat is de slag die we als samenleving nu moeten maken – mag niet samenvallen met minder waardering, beperkte toegang tot netwerken of gebrekkige zeggenschap. Waardering van verschillende posities is daarom cruciaal. Positieve beeldvorming van bijvoorbeeld een vmbo- en mbo-opleiding maken hier een belangrijk onderdeel van uit.
Waardering impliceert veel meer dan beeldvorming. Waardering betekent ook dat mensen met een lagere opleiding zich gehoord voelen in de maatschappij. Deelname aan inspraak en zeggenschap is daarom cruciaal en het is belangrijk om daarin zodanig te investeren dat mensen uit alle lagen van de samenleving hun weg er naar toe vinden of vormen van zeggenschap krijgen aangeboden die hen liggen en aanspreken. Het is typerend dat 75 procent van de lageropgeleiden vindt dat de landelijke politiek te ingewikkeld is om te begrijpen, tegenover 24 procent van de hoger opgeleiden.
Tot slot is het belangrijk om horizontale carrièreperspectieven vorm te geven. Iemand kan excelleren in de zorg zonder manager te zijn, maar door uit te blinken in zijn vak. En vijftigplussers kunnen zich ook nog prima ontwikkelen, zonder dat zij excellente managers worden, maar wel stagiaires begeleiden of in deeltijd doceren op een school.
Dieneke de Ruiter en Lotte van Vliet zijn als adviseur werkzaam bij de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. José Manshanden is raadslid van de RMO.
Het advies Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Sociale stijging en daling in perspectief wordt op 27 april 2011 overhandigd aan minister Bijsterveld van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het advies is te downloaden of te bestellen via de website van de RMO.
Meer bij Sociale Vraagstukken.
Reacties (17)
*zucht*
Ben er nog steeds niet achter wat er nou schadelijker is voor de mensheid: PVV nazi’s of Gamma’s.
Wie luistert er nou naar de gamma’s…
“het pedagogisch klimaat rondom kinderen te versterken: familie, vrienden, andere ouders, of wijkbewoners kunnen bijvoorbeeld worden ingeschakeld bij het maken van huiswerk en het kiezen van een school.”
Is dat niet enkele decennia te laat? Aangezien dit ook zou moeten betekenen dat je de individualisering terugdraait, en een (nieuwe) collectieve sociale verantwoordelijkheid probeert te creëren.
Maar een sociaal-maatschappelijke trend even terugdraaien met (overheids)beleid lijkt me lastig.
“Deelname aan inspraak en zeggenschap is daarom cruciaal … die hen liggen en aanspreken.”
Moeten we iedereen nou bij het handje gaan nemen als ze zelf kennelijk geen moeite doen inspraak of zeggenschap op te eisen en die dan ook nog is aanpassen aan de wensen van deze mensen?
Wellicht is er nu een mogelijkheid voor Prediker om een link te leggen naar PVV stemmers.
Ik ben het niet oneens met de inhoud. Maar waarom zo ambtelijk verwoord? Ook al ben je ambtenaar, je hoeft niet saai, wollig en onduidelijk te formuleren. Vermijd jargon en de lijdende vorm.
“adviseren wij langs twee lijnen.”
“kunnen bijvoorbeeld worden”
“lageropgeleiden hoger opgeleiden”
“4x bijvoorbeeld bijvoorbeeld”.
“horizontale carrièreperspectieven”
Snap je niet wat ik bedoel? Laat dan een tekstschrijver je tekst herschrijven.
@AB: Men leeft natuurlijk nog in de jaren ’70, begin jaren ’80: waarin een (sociaal) wetenschappelijke achtergrond schaars was, zeker onder het linkse electoraat. Toen kon een kleine groep PvdA-sociale wetenschappers/technocraten met dure woorden en “moeilijke” statistiek (iemand als van Kemenade bvb) hun stempel zetten op de gehele linkse agenda. Die tijden zijn voorbij: wil je als publieke intellectueel tegenwoordig enige invloed hebben moet je je als een soort Jon Stewart presenteren (dwz een positieve boodschap van een leuke man of vrouw).
@JSK Mmmm zou kunnen, al ken ik de geboortedata niet van de auteurs. Zelfs in de titel zie ik een foutje http://www.adviesorgaan-rmo.nl/nieuwsoverzicht/2011/1607/. “Nieuwe ronde, nieuwe kansen : Sociale stijging en daling in perspectief” In het Nederlands volgt na een dubbele punt alleen een hoofdletter als het een citaat is.
En wie heeft die kansloze titel bedacht? ‘Nieuwe ronde, nieuwe kansen’kan het nog saaier? Dat gaat Marja echt niet lezen. En ik al helemaal niet.
Volgens mij is ook de hele premisse van het stukje fout. Het TNS-NIPO zegt dat 86% een verwijdering tussen laag en hogeropgeleid ervaart. Er is natuurlijk iets meer nodig om die verwijdering tot (sociaal) feit te maken. De ervaring kan net zo goed voortkomen uit hoger opgeleiden die neerkijken op rokers en lager opgeleiden die niet van de CoffeeCompany houden (ipv onderliggende sociaal-economische blabla).
@6+7
Dieneke de Ruiter
Universiteit Leiden Educational Sociology
1997 – 2002
http://www.adviesorgaan-rmo.nl/over_de_rmo/secretariaat/97/
“En vijftigplussers kunnen zich ook nog prima ontwikkelen, zonder dat zij excellente managers worden, maar wel stagiaires begeleiden of in deeltijd doceren op een school.”
Ongelukkige voorbeelden. Mijn ervaring is dat docenten na een aanvankelijke vooruitgang (eigen leerproces) met oplopende leeftijd steeds slechter worden als docent.
@bismarck:
Eventueel worden hier zij-instromers in het onderwijs mee bedoeld.
@9: Oh, ik bedoelde het in figuurlijke zin: men denkt alsof sociologie nog hetzelfde aanzien geniet als tijdens de jaren ’70/’80. Toen sociale wetenschappers nog ambtelijk klinkende stukken konden schrijven waarmee ze enige invloed uitoefenden.
@12 – Ja, die tijden zijn voorbij. Tegenwoordig hebben we Wilders en die roept “massa immigratie massa immigratie massa immigratie massa immigratie” en daar kan geen socioloog tegenop, dat is duidelijk.
Studeren? Deskundigen? Hebben we allemaal gehad. Gewoon op de PVV stemmen, dan komt het allemaal wel goed.
Het is meer dat plus minus 50% van de bevolking tussen 25 en 34 wel een dergelijk stuk had kunnen schrijven. Duur praten levert niet meer automatisch een geboeid publiek op. Dat is ook een vorm van emancipatie.
@14 – Vertrossing noemden we dat vroeger. De emancipatie van het volk in de vorm van brood en spelen. Het volk is zich bewust geworden dat het allemaal maar flauwekul is en krijgt nou eindelijk waar het recht op heeft: Joop van de Ende.
Degene die de quizvraag weet te beantwoorden of Schopenhauer een Duitser was, kan daarmee een miljoen verdienen. “Hans, was dat een voetballer? “Nee, Ingrid, hij schreef boeken geloof ik.” “Knap hoor, dat hebben wij op school al niet meer gehad.”
Hmm.. wat een minachting zeg. Dat is ook mijn probleem met dit stukje. Er wordt voor de zoveelste keer *over* lager opgeleiden gepraat door hoger opgeleiden. Ze geven onbedoeld het gelijk van hun stelling aan: er is inderdaad een verwijdering. Tussen lager opgeleiden en de academici die hen willen redden van de nieuwe klassemaatschappij (ofzo).
Terwijl de lager opgeleiden die ik ken (toegegeven, eerder middelbaar opgeleid, maar wel PVV, CDA of SP stemmen) eerder status, beloning en aanzien belangrijk vinden dan emancipatie of nivellering. Problematisch vinden ze de ouderenvereniging in het dorp die al het subsidiegeld opslokt zodat er niks voor jongeren overblijft, de politie die niet hard ingrijpt tegenover de allochtonen in de grote stad of scholieren in de buurt die zich comazuipen.
@16: Jij stelde:”Dat is ook een vorm van emancipatie.”
Daarop gaf ik antwoord en ik krijg de indruk dat je dat antwoord wil tegenspreken. Je stelt dan onder andere dat de “lager opgeleiden die ik ken (…) eerder status, beloning en aanzien belangrijk vinden dan emancipatie of nivellering.”
Ja….en?
Is dat dan in tegenspraak met hetgeen ik stelde?
Het lijkt me eerder een aanvulling.