Deze bijdrage hebben we overgenomen van Publiekrecht en Politiek.
Afgelopen woensdag belegde de Staten-Generaal een miniconferentie over kabinetsformaties in de oude vergaderzaal van de Tweede Kamer. Er was nogal wat staatsrechtelijk kaliber uitgerukt, waardoor het aardig werd om de interactie met de actieve politici te bestuderen. Het ging meteen al mis toen Mariette Hamer de termijn waarin de Kiesraad de verkiezingsuitslag officieel vaststelt en de oude kamer de geloofsbrieven van de nieuwe kamer onderzoekt, ‘de acht dagen’, aanwees als een grote veroorzaker van de problemen. ‘Als formalisme opgetuigde politieke onwil,’ haalde prof. Van den Berg meteen uit. Hamer trok zich verschrikt terug achter haar ‘worsteling’ met het probleem. Verbeet ondernam nog een reddingspoging door te vertellen over de onmogelijkheid om daags na de verkiezing fatsoenlijk met een kamerfractie te spreken, maar daarmee werd volgens mij juist een heel ander nut van de acht dagen bewezen. Van een geheel andere orde was Senator Arjan Vliegenthart. Hij combineerde scherpe politieke stellingname met inhoudelijke kennis, en schudde waar nodig ook nog even Kuypers ontbinding van de Eerste Kamer uit de mouw. Eigenlijk had hij naast Kox in de Staatsrecht Senator Stemwijzer voor de SP moeten zitten.
Tijdens de conferentie stonden twee verhoudingen centraal: Tweede Kamer vs. koning en Eerste Kamer vs. de rest. In beide gevallen lagen de belangrijkste elementen van het probleem vrij snel op tafel.
Als er nog geen meerderheid is gevormd voor de Tweede-Kamer-verkiezing, dan moeten tijd & beslotenheid hun werk doen na de verkiezingen, terwijl iemand die zelf geen partij is de ’procedures’ bewaakt. De huidige formatiepraktijk levert deze elementen. Maar één en ander is met een iets andere kleuring te vervangen: door stroperig & achterkamertjes & ondemocratisch, en dan moet er iets gebeuren. Als de Kamer dat inderdaad vindt, dan moeten ze daar een duidelijk besluit over nemen. In ieder geval geen regels aanhouden en ze dan zelf schenden (informateurs accepteren die zich niet aan hun opdrachten houden of halverwege een consultatieronde een advies bijstellen). En ook niet blijven trekken aan halfbakken compromissen. Dat was uiteindelijk de conclusie van het debat. Het iedere keer opwarmen van het recept-Kolfschoten en dan toch weer Koninginnesoep bestellen begint zo langzamerhand aan het gezag van de Kamer te knagen.
Ten aanzien van de Eerste Kamer stelde Vliegenthart de kwestie meteen scherp. Een heroverwegingskamer met zoveel tanden als onze Eerste Kamer heeft, gaat die natuurlijk op een gegeven moment laten zien. Wie bevoegdheden zaait, zal een dreigbrief oogsten, voegde Engels er meteen instemmend aan toe. Vliegenthart stelde meteen voor de belangrijkste tand, het veto-recht, eruit te trekken en te vervangen door een terugzendrecht. De discussie daarover kabbelt al een tijde, maar de recente gebeurtenissen zouden er een nieuwe slinger aan kunnen geven.
Vraag blijft dan wel waarom het nu pas ‘misgaat’. Is dat, zoals Dölle suggereerde, omdat er nu voor het eerst een ideologische tegenstelling is tussen de Eerste en Tweede Kamer? Of vloeit de ‘afzijdigheid’ weliswaar niet voort uit het staatsrecht, maar toch uit iets anders. ‘Conventie’, wellicht? En waarom werkt die conventie dan nu niet meer? Omdat het slechts een conventie was?
Tot slot resteerde een interessante suggestie, namelijk de inventarisatie en beschrijving van de huidige procedure. Voor zover ik weet doen ze dat sinds enige tijd in Nieuw-Zeeland, en zijn ze er sinds kort ook in het Verenigd Koninkrijk mee begonnen. Lijkt me een goede zaak om ook hier eens te doen. Prof. van den Berg heeft wellicht de beste papieren. Hij heeft al eens een voorzet gegeven door de 10 geboden van de formatie op een rij te zetten. Tijdens de vorige conferentie over de kabinetsformatie.
Reacties (1)
Ja, en? Wat is het probleem waar ze hier een oplossing voor zoeken? Wij hebben toch (anders dan het constitutie-arme New Zealand of het constitutie-loze United Kingdom) geen behoefte aan een semi-grondwet naast onze echte?