We beginnen dit stukje met een artikel op de Correspondent. Tim ’s Jongers schreef enkele dagen geleden een artikel over het basisinkomen, met daarin de Wet van ’s Jongers*: naarmate een online discussie over armoede langer duurt, is er altijd wel iemand die begint over het basisinkomen.
Voor wie kan het werken?
Hij heeft een punt. Er is een groep vocale pleitbezorgers voor dit systeem. (Mocht je er meer over willen weten, klik dan vooral hier voor het uitgebreide dossier op Sargasso.) Waar ik ’s Jongers in het verleden wel eens verweten heb wat al te cynisch over het basisinkomen te zijn, is zijn laatste bijdrage erg genuanceerd. Hij beschrijft de stand van de wetenschap en constateert twee dingen: ten eerste dat het voor mensen in diepe armoede niet echt lijkt te werken. Dat blijkt met name uit recent onderzoek uit de VS: het basisinkomen doet vrijwel niets voor de mensen, in die experimenten. Tegelijkertijd beschrijft hij hoe uit een Duits experiment blijkt dat er wel allerlei voordelen zijn van een basisinkomen, wanneer de deelnemers niet vooraf al in armoede leven. Zoals een betere mentale gezondheid en een toename van vrijwilligerswerk.
Er is wel één ding dat me een beetje puzzelt, als u me een lelijk anglicisme toestaat. En dat is de mate waarin onderzoek gegeneraliseerd wordt naar andere contexten, met name door journalisten. Het mooiste voorbeeld daarvan is Rutger Bregman. Toen hij rond 2013 een belangrijke rol vertolkte met het op de (mainstream) agenda zetten van het basisinkomen, deed hij dat met grote stelligheid: het basisinkomen, dat was de toekomst voor de sociale zekerheid, en de oplossing voor o.a. flexibilisering, globalisering en het toegenomen wantrouwen in de verzorgingsstaat.
Stelligheid
De voorbeelden die hij gebruikte om te laten zien dat ‘het werkt’ in zijn stuk waren gestoeld op degelijk onderzoek. Naar onder andere een paar experimenten met direct cash transfers in Kenia en Oeganda, een experiment met 13 daklozen in Londen, het Canadese Mincome experiment. Allen wezen er op dat direct geld geven positief kon uitpakken, veel positiever dan alle projecten met strenge voorwaardelijkheid.
De stap van daar naar ‘dat moeten we in Nederland ook gaan doen’ is echter wel een hele forse. En toen de uitkomsten van die Amerikaanse onderzoeken die ’s Jongers in zijn stuk ook aanhaalt uitkwamen, kwam de volledige draai: “sorry, nee, ik had het mis, het basisinkomen werkt helemaal niet”. Toen ik het zag kon ik me niet beheersen om “NEE NEE NEE NEE NEE” tegen mijn scherm te roepen, “ZO WERKT HET HELEMAAL NIET”. Die Amerikaanse studies zijn, voor zover ik kan beoordelen, heel degelijk, maar het sociale systeem in de VS is echt heel anders dan hier. Denk alleen al aan de zorgkosten: in een land zonder fatsoenlijke zorgverzekering is iedere benodigde medische zorg een enorme financiële aanslag. Ik kan me zomaar voorstellen dat dat een hele extra dimensie van stress meegeeft aan ‘arm zijn’.
Los daarvan zijn vrijwel al deze experimenten van relatief korte duur, enkele jaren lang. Als mensen echt langdurig in armoede hebben geleefd, kost het gewoon tijd om negatieve effecten daarvan te compenseren. Experimenten van vijf tot tien jaar zijn dan helemaal geen gek idee.
Concluderend
Concluderend: als het gaat om hier, in Nederland, heb ik meer vertrouwen in de overdraagbaarheid van zo’n Duits experiment dan in die van de experimenten uit de VS (of direct cash transfers in Oeganda) – simpelweg omdat de sociale zekerheid en de algehele context van de samenleving in Duitsland meer lijken op die van ons.
Maar als we het écht willen weten, wat zo’n basisinkomen gaat doen voor ons, onze armen en niet-armen, dan moeten we toch echt experimenteren in onze context, in eigen land. Grondig en langjarig. Anders blijft het toch een beetje evidence informed gissen.
János is Bregman zijn stelligheid overigens wel dankbaar, wat dat plaveide mede de weg voor de Nederlandse bijstandsexperimenten.
*Ja hij zei wel dat hij zelf te bescheiden is om het zo te noemen, maar dan doe ik het gewoon.