De Grote Ethiopische Renaissance Dam (GERD) is vorige week officieel geopend door president Abiy Ahmed Ali. De trots van het land gaat straks miljoenen huishoudens van stroom voorzien. Een deel van de opgewekte energie kan zelfs worden geëxporteerd. De bouw begon in 2011 en heeft meer dan 5 miljard dollar gekost, grotendeels opgebracht door Ethiopië zelf uit eigen middelen en via crowdsourcing, wat de trots van de president ongetwijfeld nog zal hebben verhoogd. De bouw van de dam heeft geleid tot spanningen tussen Ethiopië en de stroomafwaarts gelegen landen Egypte en Sudan. Op de achtergrond speelt een koloniale erfenis die de zeggenschap over de Nijl nog steeds beïnvloedt.
Egypte heeft zich fel verzet tegen de Ethiopische dam. Het land is voor de watervoorziening vrijwel volledig afhankelijk van het water van de Nijl. Dat komt in twee stromen: van de Blauwe Nijl uit Ethiopië, en daar ligt nu de nieuwe dam, en van de Witte Nijl uit zuidelijker gelegen landen. Onderhandelingen tussen Egypte en Ethiopië over aanpassingen van de GERD hebben niets opgeleverd. Egypte heeft er een nationale veiligheidskwestie van gemaakt en zelfs gedreigd met bombardementen (met steun van Trump). Vele pogingen om via onderhandelingen de spanningen te verminderen faalden.
‘Het eerste Nijlverdrag’, schrijft NRC correspondent Koert Lindijer, ‘dateert van 1929 en werd door de Britten namens de Oost-Afrikaanse koloniën gesloten met Egypte. Het verdrag negeerde de belangen van Oost-Afrika en het onafhankelijke Ethiopië: Egypte kreeg 87 procent van het Nijlwater toegewezen én een vetorecht over waterprojecten in landen stroomopwaarts.’ Egypte baseert zich nu op een verdrag uit 1959 met Soedan, waarvan Ethiopië en andere landen opnieuw werden uitgesloten. Dat verdrag bepaalde dat Egypte jaarlijks 55,5 miljard kubieke meter water kreeg. Soedan wees zichzelf 18,5 miljard kubieke meter Nijlwater toe. Behalve Ethiopië wijzen ook Kenia, Congo, Burundi, Rwanda, Oeganda, Tanzania, Soedan en Zuid-Soedan de eenzijdige Egyptische eisen af. Een nieuw Nijlverdrag met alle betrokken landen mislukte. „Het gaat Egypte niet om water, maar om macht en politiek”, zei de Ethiopische premier Meles Zenawi. „Er zit een beetje racisme achter, evenals een koloniale erfenis.”
Elfadil Ibrahim, de commentator van The Arab Weekly betwijfelt of Egypte zijn dreigementen waar zal maken. Het land heeft andere zorgen op dit moment. Een oorlog met Ethiopië, een land met 125 miljoen inwoners, is een risico dat Caïro niet kan en wil nemen. ‘Terwijl de diplomaten van het land de “unilaterale acties” van Ethiopië blijven veroordelen en strenge waarschuwingen uiten over de “existentiële dreiging”, werken de Egyptische planners in stilte aan een toekomst die rekening houdt met de GERD. Het bewijs hiervoor ligt in de enorme investeringen in ontzilting (…) Met bijna 100 operationele ontziltingsinstallaties en de planning van meer in samenwerking met internationale bedrijven, herstructureert Egypte zijn waterzekerheid door zijn bijna volledige afhankelijkheid van de Nijl te verminderen. Het is een stilzwijgende erkenning dat de oude hydropolitieke orde, geschraagd door verdragen uit het koloniale tijdperk van 1929 en 1959 die het land het grootste deel van het water toekende, voorgoed verdwenen is.’ En dat andere land stroomafwaarts, Soedan, is volledig gebroken door de voortdurende binnenlandse oorlog tussen het leger en de opstandige Sudanese Armed Forces (SAF). Volgens Ibrahim heeft Ethiopië gewonnen. Maar het is zeer de vraag of hiermee alle conflicten in de regio over de zeggenschap over het water van de Nijl opgelost zijn.
Ethiopië kan nu verder met de elektrificatie van het land. Volgens Trouw is het land nu al koploper elektrisch rijden. ‘Waar de Europese Unie de import van benzine- en dieselauto’s over tien jaar wil verbieden, deed Ethiopië dat vorig jaar al. Het Oost-Afrikaanse land ontpopt zich daarmee onverwachts tot koploper op weg naar een elektrische toekomst. Er rijden nu zo’n 115.000 elektrische voertuigen op de Ethiopische wegen, voornamelijk van Chinese makelij.’ Er is nog wel een groot gebrek aan laadpalen en er zijn regelmatig stroomstoringen. Een taxichauffeur die voorheen zo’n 120 euro per maand aan brandstof kwijt was betaalt nu voor de oplaadkosten voor zijn elektrische auto bedragen nog geen 18 euro. “Soms zijn er stroomstoringen”, zegt hij, “maar we redden het wel”. Maar voor de meeste inwoners van het land is een auto voorlopig nog onbetaalbaar.