Het parlement van Indonesië heeft een wet goedgekeurd die het mogelijk maakt dat militairen meer civiele functies bekleden, ook als ze nog in dienst zijn. De oppositie vreest voor terugkeer van een militair bestuur zoals ten tijde van het bewind van dictator Soeharto (1967-1998). De vorig jaar gekozen president Prabowo Subianto is niet alleen een voormalig generaal van de speciale troepen maar ook voormalig schoonzoon van Soeharto. De verruiming van de toegang van het leger tot civiele functies, inclusief die van openbare aanklager, is volgens de regering een antwoord op de wijdverbreide misstanden en straffeloosheid in burgerzaken.
Kennedy Muslim, een politiek analist van de Indonesische opiniepeiler Indikator, zei: “We zien deze sluipende militarisering al een tijdje, daarom is het terecht dat de burgermaatschappij zich zorgen maakt over deze trend. Maar ik denk dat de bezorgdheid dat dit terug is naar de Nieuwe Orde op dit moment nogal overdreven is.” Het leger in Indonesië scoort nog steeds hoog in opiniepeilingen. Prabowo doet het ook goed met zijn onlangs gelanceerde plan voor gratis maaltijden voor kinderen, zwangere vrouwen en moeders. Het leger zorgt voor de logistiek bij de uitvoering van dit plan. Maar ondanks geruststellende woorden van de minister van Defensie dat het uit is met de dubbele functie van het leger hebben zeven rechtenstudenten van de rechtenfaculteit van de Universiteit van Indonesië bij het Constitutionele Hof een zaak aangespannen. Ze eisen een officieel onderzoek naar de nieuwe wet die mogelijk in strijd is met constitutionele principes.
Sinds woensdagavond demonstreren tegenstanders van de wet bij de parlementsgebouwen. ‘Stuur het leger terug in de barakken’ was een van de leuzen. “De essentie van democratie is dat het leger zich niet met politiek moet bezighouden. Het leger zou alleen kazernes en nationale defensie moeten beheren,” zei Wilson, een activist bij de Indonesian Association of Families of the Disappeared (KontraS), een groep die opkomt voor activisten die verdwenen tijdens een hardhandig optreden in 1997 en 1998. “Sinds 1998 is er een sluipende moord op de democratie geweest. En vandaag is het hoogtepunt bereikt. De democratie is gedood door het Huis van Afgevaardigden,” vertelde Wilson aan de BBC.
De jacht op kostbare metalen
Een ander actueel politiek gevoelig onderwerp in Indonesië is de herziening van de mijnbouwwet. Indonesië verdient veel geld aan verschillende grondstoffen. Nikkel is een belangrijk exportproduct. Aanpassing van de wet zou de nationale markt ten goede moeten komen. Maar ook hier lijden het milieu en de inheemse bevolking onder de schadelijke gevolgen. Deze week werden dorpen in Centraal-Sulawesi getroffen door hevige stormen en regenval die tot overstromingen hebben geleid. De elektriciteitsvoorziening raakte onklaar en bewoners moesten evacueren. Volgens een lokale organisatie moet een belangrijk deel van de oorzaak van dergelijke rampen gezocht worden in de ontbossing, veroorzaakt door de nikkelwinning. Een woordvoerder beschreef de frequente overstromingen in het gebied als een ecologische ramp en waarschuwde dat ongecontroleerde uitbreiding van nikkelmijnbouw het milieu destabiliseert. Hij benadrukte dat nikkelwinning weliswaar economische voordelen oplevert, maar dat de milieukosten niet genegeerd mogen worden.
De Indonesische regering lijkt vooralsnog weinig oog te hebben voor de schadelijke kanten van de mijnbouw. Een kopermijn in West-Papoea, het voormalige Nieuw Guinea, wordt door Britse activisten aangeklaagd vanwege onverantwoord lozen van giftig mijnafval in rivierwater. Uit een analyse van het afval van de mijn die in 2020 werd gepubliceerd, bleek dat het water diverse verontreinigingen bevatte, waaronder arseen, cadmium, lood, kwik en cyanide. Een lokale chief zegt dat de rivierbedding bij zijn dorp is verhoogd, waardoor de vis, oesters en garnalen, waarop het dieet en de economie van zijn volk traditioneel gebaseerd zijn, verstikt raakten. The Guardian schreef acht jaar geleden al over de misstanden bij deze Grasberg mijn, waarvan het Amerikaanse mijnbouwbedrijf Freeport McMoRan de meerderheid in handen heeft, ‘de grootste belastingbetaler van Indonesië’.
Op Sumatra is protest aangetekend tegen de uitbreiding van een Britse goudmijn die de habitat van de Orang Oetan bedreigt. De uitbreiding moet onder andere ruimte maken voor het apart opslaan van mijnafval. Dat dan weer wel. Maar het gebied waar dat gaat plaatsvinden is erkend als een belangrijk gebied voor het behoud van de biodiversiteit. Naast de Orang Oetans leven er ook nog andere apensoorten.
Volgens Survival International, een wereldwijde belangenorganisatie voor inheemse volken, wordt op het eiland Halmahera (Noord-Molukken) een geïsoleerd levende volk met genocide bedreigd door de winning van nikkel. In hun eigen taal noemen de inheemse Hongana Manyawa-mensen zichzelf “de mensen van het bos”. ‘Maar hun boshuis wordt vernietigd in een race om nikkel, een cruciaal onderdeel van oplaadbare batterijen’, aldus een rapport van Survival International van eind vorig jaar.
Een paar jaar geleden maakte The Guardian in de aanloop naar de VN-klimaatconferentie in Glasgow een filmpje met vijf activisten van inheemse volken uit alle delen van de wereld. Hun boodschap: ‘Hoewel ze slechts 6% van de wereldbevolking uitmaken, beschermen inheemse volken 80% van de resterende biodiversiteit op de wereld…En ze hebben meer gedaan in de strijd tegen klimaatverandering dan welke regering dan ook,’ volgens aan van de activisten.
Reacties (1)
In Afrika en Azië is dat toch vrij normaal. Veelal bangheid om de stabiliteit te verliezen. Democratie maakt de elite onzeker.