OPINIE - Over iets minder dan twee weken zijn de Amerikaanse verkiezingen. De druk op de Amerikaanse kandidaten om zich bij de kiezer in de kijker te spelen, neemt dus toe. Beeldvorming lijkt er daarbij meer toe te doen dan inhoud. Dat ligt vooral aan de aard van de hedendaagse media.
Bij het zien van een TikTok-commentaar op de laatste stunt van Donald Trump viel het me in eens binnen: we zitten met z’n allen naar reality-televisie te kijken. Trump had op een opmerking van Kamala Harris dat zij nog bij McDonalds had gewerkt gereageerd door zelf achter de frituur te gaan staan. Zo presenteerde hij zich als de ware man van het volk. Daar reageerde jan en alleman dan weer op, dat hij zelfs de frieten nog wist te verpesten.
Snuggere kijkers wisten te achterhalen dat de bewuste McDonalds die dag speciaal voor Trump buiten bedrijf was gesteld. Een beetje televisieproducent weet dat je nooit iets aan het toeval moet overlaten. De enthousiaste klanten waren vermoedelijk dan ook speciaal geselecteerd. Allerlei nieuwszenders brachten deze kunstgreep echter braaf. Het beeld van Trump in McDonalds-outfit achter het loket was een beeld gemaakt voor TV, zoals het ritje op een tank door presidentskandidaat Michael Dukakis in 1988 gemaakt was voor een foto in de krant.
Politieke campagnes zijn reality-TV geworden en nieuws is veelal een vorm van entertainment. Geen wonder dus dat een reality-koning en showman bij uitstek het politieke gesprek domineert.
Neil Postmans amusementsthese
De mediacriticus Neil Postman analyseerde dit verschijnsel al scherp in 1985. Hij schreef er een boek over, Amusing Ourselves to Death: Public Discourse in the Age of Show Business. Het was het tijdperk Reagan en veel intellectuelen (waaronder Postman) vonden dat maar een onserieuze trekpop. Reagans voornaamste kwaliteit bestond uit zijn mediagenieke persoonlijkheid. Hij was een sympathieke acteur die de rol van Amerikaanse president speelde. Daar gebruikte hij handig de TV voor. Dat deed hij zo goed, dat Ronald Reagan nog altijd volgens veel Amerikanen de beste president aller tijden was.
Volgens Postman maakt de televisie geïnformeerde burgers tot passieve consumenten, die vooral op zoek zijn naar vermaak. Dat zit ‘m in de aard van het medium. Televisie leent zich nu eenmaal niet voor uitvoerige analyse, waar het geschreven woord dat wel deed. Het beeld domineert, en alles moet in snelle, hapklare brokken. Items moeten snel de eetlust op kunnen wekken, makkelijk verteerbaar zijn, en veel afwisseling bieden. Dat verandert ook hoe we informatie tot ons nemen.
The problem is not that television presents us with entertaining subject matter but that all subject matter is presented as entertaining, which is another issue altogether. To say it still another way: Entertainment is the supra-ideology of all discourse on television. No matter what is depicted or from what point of view, the overarching presumption is that it is there for our amusement and pleasure.
— Neil Postman, Amusing Ourselves to Death
Scoren in de media
Bij het beeldmedium gaat het niet om het uitwisselen van argumenten of beleid, maar wie er het beste overkomt. Dankzij social media zien we deze wetmatigheid zelfs parlementaire interventies beïnvloeden. Het gaat er in debatten of Kamervragen vaak niet om of de waarheid boven tafel komt, maar om een gotcha-momentje te creëren, zodat er een pakkend clipje op Twitter gegooid kan worden. Politiek verslaggevers zitten vervolgens aan talkshowtafels als sportcommentatoren te analyseren wie het politieke spel op dit moment het behendigste speelt, en wie er punten scoort.
Niet toevallig werd Geert Wilders door diezelfde politieke verslaggevers uitgeroepen als ‘politicus van het jaar’, liep het journaille jarenlang weg met Thierry Baudet en was Caroline van der Plas een tijdje de lieveling van de talkshows
De prioriteit van praatprogramma’s is niet om het publiek te informeren – dat is mooi meegenomen – maar om momenten te creëren waarover de volgende dag aan de koffieautomaat gepraat wordt, momenten ook waarover andere journalisten weer berichten. Vandaar dat we ook in serieuze praatprogramma’s regelmatig sensationele onderwerpen, human interestverhalen en hanengevechtjes zien terugkeren. Vandaar dat we politiek verslaggevers steeds vaker met draaiende camera’s zien vissen naar grappige quootjes en beschaamde gezichten.
Het medium is de ideologie
Wat opvalt bij dit alles is hoe dominant de televisie is gebleven. Ondanks de proliferatie van de smartphone en het vermogen om te reageren en zelf clipjes te maken, wordt er toch vooral gereageerd en gedeeld van wat er te zien is op televisie. Net als bij de introductie van de boekdrukkunst en de radio en later televisie, is niet onmiddellijk duidelijk wat het effect van nieuwe media zal zijn. Maar dat het bij machte is bestaande sociale verstandhoudingen ingrijpend te wijzigen, zoveel is duidelijk.
To be unaware that a technology comes equipped with a program for social change, to maintain that technology is neutral, to make the assumption that technology is always a friend to culture is, at this late hour, stupidity plain and simple.
— Neil Postman, Amusing Ourselves to Death
Reacties (5)
Ik vraag me af of die oppervlakkigheid echt een wezenskenmerk is van het medium tv. Of is die het gevolg van gemaakte beleidskeuzes, door de overheid en door zenderbazen? Die dan weer samenhangen met de tijdsgeest: ‘de markt wil het en dus krijgen ze het’. Ofwel: weglopen van verantwoordelijkheid voor de inhoud.
Ik meen me een tijd te herinneren waar de tv de kijkers nog wel behoorlijk informeerde.
Het medium wordt commerciëel geëxploiteerd. Dat betekent dat er maar één ding telt bij het maken van programma’s: de kijker vasthouden. Kijkcijfers dicteren het menu. Beleid van overheid of zenderbazen doet er veel minder toe.
Dat het medium commercieel wordt geëxploiteerd is het gevolg van politieke beleidskeuzes, en de manier waarop is het gevolg van beleidskeuzes van mediabazen. Er zijn ook commerciële mediabedrijven die verder kijken dan alleen winstcijfers.
Commercie staat niet per definitie gelijk aan opportunistisch en kortzichtig winstbejag. Dat misverstand hoort bij de tijdgeest waar ik het over had. En het wordt door mediabazen gebruikt om weg te lopen van een bredere verantwoordelijkheid.
Een terechte vraag, lijkt me zo. Neil Postman is dus overtuigd van wel, en daarvoor haakt hij aan bij de mediatheorie van Marshall McLuhan, dat het medium zelf niet enkel de vorm van de informatieoverdracht bepaalt, maar ook de aard van de informatie.
Volgens Postman heeft TV twee belangrijke effecten: alles wordt verstrooiing en alles raakt versnipperd. Postman hekelde het zinnetje: “En nu naar het volgende…” TV-programma’s springen van het ene onderwerp naar het andere, zonder dat er verband in zit. De ernst van berichtgeving over de gevolgen van een tornado wordt tenietgedaan door de vrolijke reclame over marshmellows bij het kampvuur die er op volgt.
Daardoor wordt volgens Postman elk onderwerp om het even. Burgers worden zo apathisch gemaakt. Hij vergelijkt de op amusement en verstrooiing gerichte televisie dan ook met de drug soma, uit Aldous Huxley’s Brave New World.
Ik denk dat wat Postman beschrijft vooral opgaat voor de commerciële televisie, waar ons publieke bestel steeds meer op begint te lijken. Waar kijkcijfers regeren. Wat Postman echter niet heeft voorzien is de opkomst van Fox News, de propaganda-arm van de Republikeinse Partij. Die maakt mensen niet apathisch, maar juist boos.
Daarnaast kon Postman in 1985 natuurlijk nog niet bevroedden dat er een internet zou komen en mensen elkaar op zouden jutten met berichten, samenzweringstheorieën en clipjes. Met Pizzagate en de bestorming van het Capitool om te voorkomen dat Biden bevestigd zou worden als gevolg. Dat lijkt me weinig apathisch te noemen.
Dat denk ik ook. Dat ons publieke bestel zo op commerciële zenders lijkt staat daarbij niet los van de opdrachten die de NPO in de loop van de tijd van de politiek heeft gekregen. Het is, kortom, niet het gevolg van een of andere natuurwet. En de tijdgeest speelt mee, is mijn overtuiging. Dat kijkcijfers (en doelgroepen, vooral bij commerciële zenders) zo goed als alles bepalen, valt niet los te zijn van het alomtegenwoordige marktdenken.
Zeker. En hij zal ook niet hebben voorzien hoe allerlei lokale nieuwszenders zijn opgekocht door radicaal rechtse propaganda-organisaties zoals Sinclair. Ik vraag me ook af of hij voorzag welke kant CNN op zou gaan met (vooral) politieke verslaggeving: nauwelijks feiten checken, maar vooral ‘he said, she said’. (Na Trump zijn ze wel een beetje bijgedraaid, maar het bothsiderism is nog steeds ruim aanwezig.) Al past dat waarschijnlijk wel behoorlijk in het beeld dat hij schetste. Wat daar minder in paste is dat juist satire (Jon Stewart, John Oliver, of in Nederland Lubach en Van der Laan & Woe) een belangrijke bron van informatie en analyse.