RECENSIE - De psycholoog Paul Verhaeghe zoekt een nieuwe invulling van autoriteit.
Sinds de jaren zestig in de vorige eeuw zijn allerlei vormen van autoriteit -kerk, staat, ouderlijk gezag- in het ongerede geraakt. Dat er niets voor in de plaats is gekomen zorgt echter voor allerlei conflicten, een zekere mate van maatschappelijke ontwrichting, en een hoop onzekerheid. Aldus de psycholoog en psychoanalyticus Paul Verhaeghe in zijn deze week verschenen boek Autoriteit. Het afscheid van traditionele autoriteiten zoals de pater familias, de religieuze leider, of de alwetende leraar heeft een gat geslagen in de regeling van de onderlinge maatschappelijke betrekkingen. In de opvoeding veroorzaakt dat veel ongemak en misverstanden. “Leerkrachten klagen dat ouders geen welopgevoede kinderen afleveren, ouders klagen dat de school hun kinderen geen discipline bijbrengt.” Opvoeding kan niet zonder autoriteit. Het grote misverstand is dat je kinderen op jonge leeftijd niet met autoriteit hoeft te confronteren. Kleuters mogen alles tegenwoordig, schrijft Verhaeghe, maar de onhandelbare tieners die daaruit voort komen worden streng aangepakt en als dat niet lukt sturen we ze naar de psychiater. Volgens hem is het veel logischer kinderen op jonge leeftijd grenzen te stellen, zodat ze zichzelf in de puberteit ook beter in de hand hebben als ze los gaan komen van het ouderlijke gezag.
Verhaeghe wil duidelijk niet terug naar de traditionele vormen van gezag. Maar hij vindt wel dat we naar een nieuwe vorm van autoriteit moeten zoeken om het gat te dichten nu vaders, leraren, priesters en koningen niet meer als vanzelfsprekend uitmaken hoe we met elkaar om moeten gaan.
Autoriteit is bij Verhaeghe synoniem met gezag, zoals dat door Max Weber onderscheiden wordt van macht. Macht heb je als je je iemand iets kunt laten doen tegen zijn of haar wil. Je kunt iemand dwingen. Gezag heb je als iemand je instemmend volgt, uit vertrouwen. Autoriteit berust op een vrijwillige onderwerping aan regels en gebruiken. Het is iemand gegeven vanuit een gezamenlijk uitgangspunt, een gezamenlijke overtuiging van wat goed en en niet goed is. Autoriteit is moreel gezag. Autoriteiten gebruiken macht om het gewenste gedrag te bereiken, maar dat is dan gelegitimeerde macht. Daartegenover staat ongelegitimeerde, botte macht: je doet wat ik wil omdat ik het zeg.
In het eerste deel van zijn boek beschrijft Verhaeghe de aard en herkomst van autoriteit en de problemen die de traditionele, patriarchale autoriteit in onze tijd geeft. Het afscheid van de patriarchale autoriteitsvorm roept de vraag op wat daarvoor in de plaats moet komen, gegeven het feit dat een maatschappij niet zonder een zekere vorm van autoriteit kan functioneren. In het tweede deel werkt Verhaeghe zijn ideeën over die nieuwe vorm van autoriteit uit. Het zal naar zijn idee een horizontaal functionerende autoriteit moeten worden, een vorm van sociale controle waarin we elkaars ‘Big Brother’ zijn. Hier gebruikt hij een nogal riskant, want negatief gelabeld, begrip voor onderlinge betrekkingen die we inmiddels op verschillende terreinen zien groeien en die trouwens ook niet geheel onbekend zijn. Denk bij de opvoeding bijvoorbeeld aan het Afrikaanse gezegde: it takes a village to raise a child. Gedeelde autoriteit, dus. Maar dan wel in een positieve zin en niet in de Orwelliaanse betekenis.
Horizontale, gedeelde autoriteit zullen we in de toekomst ook gaan zien in de sfeer van de economie en de politiek. Voor de economie verwijst Verhaeghe bijvoorbeeld naar het begrip van de commons, een productiewijze op basis van collectief eigendom van de bronnen. En naar nieuwe vormen van management die niet gebaseerd zijn op de piramide-structuur maar op zelforganisatie, transparantie, vertrouwen en overleg.
In de politiek zullen we volgens Verhaeghe afscheid moeten nemen van de verkiezing van autoriteiten die het beleid vervolgens namens ons volledig kunnen bepalen. Hij pleit voor een ‘deliberatieve democratie’, een vorm van overleg waarbij zorgvuldig geselecteerde representanten van burgers op basis van volledige openbaarheid en de beschikbaarheid van alle noodzakelijke informatie keuzes maken. Politici treden op als procesmanagers. “Geef mensen voldoende informatie, laat hen daarover onderling overleggen, overtuig hen ervan dat hun mening er werkelijk toe doet en een reële impact op het beleid zal hebben, en je ziet merkwaardige fenomenen”, schrijft Verhaeghe. Hij geeft het voorbeeld van een besluitvormingsproces in de Amerikaanse oliestaat Texas, waar burgers uiteindelijk kozen voor windenergie. Je zou er het voorbeeld van de Utrechtse stadsgesprekken aan kunnen toevoegen waaruit een energieplan is voortgekomen waarin nieuwe energiebronnen, ondanks de aanvankelijke scepsis van de deelnemers, de voorkeur hebben gekregen.
De nieuwe horizontale vorm van autoriteit die Verhaeghe bepleit is bepaald niet van idealisme ontbloot. Anderzijds zou je kunnen zeggen dat er bij het failliet van de traditionele vormen van autoriteit op allerlei gebieden geen andere keus is. Niet voor niets zien we steeds meer experimenten met collectieve besluitvorming en gedeelde verantwoordelijkheid voor zorg en opvoeding. Het boek van Verhaeghe is een inspiratiebron voor iedereen die daarbij betrokken is.
Dat brengt me bij een niet onbelangrijk kritiekpunt. Verhaeghe schrijft vanuit de ervaringen en achtergrond van de overwegend blanke, hoger opgeleide Europeaan. Zijn boek gaat niet in op de vraag hoe die horizontale autoriteit ontwikkeld kan worden in een multiculturele maatschappij waarin we ook te maken hebben met een terugval op een ouderwetse patriarchale autoriteit, al of niet religieus geïnspireerd. En dan bedoel ik niet alleen immigrantengemeenschappen, maar ook autochtone groepen gelovigen en orde-en-tucht-aanhangers. Niet iedereen komt vanzelf tot de conclusie dat je met traditionele autoriteit allerlei maatschappelijke problemen niet langer kunt oplossen. Integendeel. De onzekerheid die de teloorgang van de traditionele autoriteit heeft veroorzaakt doet juist veel mensen (misschien wel de meerderheid) verlangen naar ouderwets gezag. Hoe gaan we daarmee om? Op die vraag heb ik bij Verhaeghe nog geen antwoord gevonden.
Paul Verhaeghe, Autoriteit, De Bezige Bij, Amsterdam/Antwerpen, prijs €19,90
Reacties (6)
“voorkomen” moet “voort komen” zijn.
Verder mis ik afgezien van wat aannames even waarop deze meneer het idee baseert dat er vroeger een autoriteit was die er nu niet is. Volgens mij is dat gewoon niet zo; ouders, leerkrachten, mensen met snorren, baarden, uniforms en/of pakken – die hebben nog gewoon een autoriteit die sterk vergelijkbaar is met hoe dat in de tijd van de verzuiling was. Wat vooral is weggevallen zijn allerlei types die meenden (recht op) autoriteit te hebben terwijl dat helemaal niet zo was. De niet-gekozen burgemeester bijvoorbeeld; die heeft een beetje macht maar ab-so-luut geen autoriteit (tenzij zelf verdiend).
Ik kan al vast melden dat ik niet mee doe. Idealisme is aan mij niet besteedt. En een autoriteit heb ik ook niet nodig. Er zijn wetten en politie/rechters om die na te leven. Dat vind ik voldoende. Ik heb zelf-autoriteit.
@1
Vroeger waren er allerlei van die vage autoriteiten.
Zoals meneer pastoor. En de notabelen Dat moeten we toch niet meer willen?
@1: Dank voor de correctie. Ik heb het hersteld.
Dat ben ik niet met je eens. Ouderlijk gezag is wel degelijk minder eenzijdig en absoluut (‘omdat ik het zeg…..’). Leraren moeten al hun performance kunsten in de strijd gooien om het hoofd boven water te houden. En denk bv. ook eens aan dokters: iedereen weet het tegenwoordig beter. Ik vind niet dat je kunt alsof er niets veranderd is. Maar lees het boek. Verhaeghe kan het beter uitleggen dan ik.
Alles wat begint met autorit, vind ik maar niks. ;-)
Er zijn de afgelopen decennia nieuwe autoriteiten ten tonele verschenen:
– de witte jassen: dokters, specialisten, medicijnfabrikanten en vaccinverkopers
– de terrorisme-experts, die ons waarschuwen voor geradicaliseerde eenlingen, Al-Qaeda en ISIS
– de macro-economen van IMF, Wereldbank en de centrale banken: die biljoenen kunnen inzetten om economieën te stimuleren of te ruïneren
Aan bovengenoemde autoriteiten mag niet getwijfeld worden
Wie durft er te twijfelen aan het belang van vaccins?
Wie durft er te twijfelen aan de echtheid van bomaanslagen en schietpartijen?
Wie durft te twijfelen aan de goede bedoelingen van Christine Lagarde, Mario Draghi en Janet Yellen?
Kortom de zoveelste oude man van de zoveelste generatie die weer eens klaagt over de maatschappij en hoe iedereen die jonger dan hem is is losgeslagen omdat mensen van zijn leeftijd en ouder niet zo hard en stoer zijn als hem. GOT IT!
Nee dankzij praktijk ervaring heb ik het niet zo met school autoriteit (kreeg toch altijd de schuld omdat mijn ouders anders waren, dan de kakkers van de ouderraad, nog nooit iets gestolen maar kreeg wel elke keer de schuld van de diefstal bijvoorbeeld :D). En van “the village” heb ik ook al niet zo’n hogepet. Had gelukkig een grote “familie”/kommune om op terug te vallen, anders had die “village” me helemaal kapot getreiterd. En laten we het over de paters/dominees maar niet hebben.