OPINIE - Ik wist niet wat ik las in de Volkskrant. Rients de Boer, docent Assyriologie aan de vakgroep Oudheidkunde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, pleitte op de opiniepagina voor het bestuderen van geroofd erfgoed uit Irak en Syrie. In brede kringen geldt het bestuderen en vooral publiceren van geroofd erfgoed als een ‘besmette’ activiteit en er zijn internationale afspraken over een verbod op handel in geroofd erfgoed.
U weet inmiddels dat onze nieuwe kalief en zijn rebellenclub zichzelf voor een fors deel financieren met geld dat wordt verdiend met het leegroven van musea en archeologische sites. De ‘wij maken al die heidense troep kapot’-video’s zijn slechts de onverkoopbare restanten: voorwerpen die té bekend zijn om veilig te kunnen worden verhandeld, of spullen die te zwaar en te onhandelbaar zijn in relatie tot de te verwachten opbrengst.
De Boer neemt de redenen voor het niet bestuderen van geroofd erfgoed onder de loep:
Aan de ene kant staan onderzoekers (vaak archeologen) die vinden dat men per definitie geen geroofde antiquiteiten moet bestuderen. De twee hoofdredenen zijn: zonder de opgravingscontext van bijvoorbeeld een standbeeldje (waar is het gevonden? hoe is het begraven?) kan je weinig zinnigs zeggen; een tweede reden is dat de bestudering ervan de waarde verhoogt en indirect de handel erin vergoelijkt.
De Boer maakt één fout: de tweede reden is de hoofdreden. Zo staat het ook in – bijvoorbeeld – de ethische code van de Nederlandse Vereniging van Archeologen (NVvA). Ik citeer artikel III van het Handvest van die ethische code:
Archeologen gaan commercialisering van erfgoed tegen
Het kopen en verkopen van voorwerpen die uit hun context zijn verwijderd, draagt bij tot de vernietiging van vindplaatsen. Archeologen onthouden zich daarom van activiteiten die de commerciële waarde verhogen of de handel stimuleren in archeologisch materiaal dat zich buiten openbare collecties bevindt of dat niet voor wetenschappelijk onderzoek toegankelijk is.
Dat wil zeggen dat ik als archeoloog geen erfgoed mag kopen of verkopen op de markt, geen advies mag geven aan potentiele (ver)kopers van erfgoed op de markt, er niet in mag bemiddelen en me verder ook verre moet houden van het publiceren, beschrijven of anderszins begrijpelijk maken van erfgoed dat op de markt verhandeld wordt. Exact daarover zegt De Boer:
Aan de andere kant van de discussie staan vaak bepaalde specialisten zoals assyriologen die vinden dat het materiaal ongeacht de herkomst moet worden bestudeerd omdat het moedwillig ontkennen van historische bewijzen niet wetenschappelijk is. Daarnaast betogen zij dat sommige objecten zoals spijkerschriftteksten zelfs zonder opgravingscontext nog veel informatie geven en dat bovendien de geldwaarde van de objecten al vaak vóór academische bestudering door de markt is bepaald.
Dat laatste punt gaat aan het argument van de archeologen voorbij: natuurlijk is de geldwaarde van voorwerpen op de markt al bepaald, maar dat handelaren een prijs vragen is niet relevant. Het verbod geldt het door professionals bijdragen aan het verhogen van die waarde. Dat kan van nul tot iets zijn, maar ook van laag naar hoog. Als ik – ik noem wat willekeurige voorbeelden – aan een handelaar vertel dat het beeldje dat hij verkopen wil, inderdaad echt is, dan krijgt dat beeldje waarde en nog een goede reden voor die waarde ook. Als ik vertel dat het zeldzaam is, of een sexueel motief heeft, dan stijgt de waarde, want ook oudheidkundige sex sells.
Dat het ontkennen van historische bewijzen niet wetenschappelijk zou zijn, is een frame. Er wordt niets ontkend, archeologen hebben besloten bepaalde zaken niet te bestuderen om te voorkomen dat ze zelf bijdragen aan het ontstaan van een nog veel grotere voorraad aan onbruikbare historische bewijzen waar je alleen in uitzonderingsgevallen nog wat mee kunt. Op het gebied van die uitzonderingsgevallen heeft de Boer een punt:
Een spectaculair voorbeeld zijn de spijkerschriftteksten geroofd uit Irak omtrent het plaatsje ‘Al-Yahuda’ (Judah-stad in het Akkadisch) die een rechtstreeks beeld geven van de Joodse ballingschap in Babylonië in de vijfde en zesde eeuw voor Christus. Indien deze teksten niet waren bestudeerd zou men deze cruciale fase uit de Joodse geschiedenis niet met zoveel detail kennen.
Dat argument oogt sterk: het zijn unieke documenten, ze gaan over een periode en een onderwerp waar we nauwelijks wat van weten en het is nog min of meer onze bakermat ook. Als we het niet bestuderen zijn we die kennis voorgoed, volledig kwijt. Doodzonde. Ben u al overtuigd? Ik niet. Wat mij betreft kunnen die spijkerschrifttabletten direct de vergruizer in. Dat liever dan dat een kennisgeile wetenschapper het zicht verliest op wat er werkelijk aan de hand is.
Dít is er aan de hand: IS verkoopt erfgoed waarmee ze geld verdienen. Van dat geld gaan ze los tegen Sji’ieten, Koerden, Christenen, Yezidi’s en verder iedereen die niet bij de eigen club hoort. Alles wat wij in het westen doen om dat geroofde erfgoed belangrijker of waardevoller te maken, verhoogt de prijs ervan, zal dus leiden tot hogere inkomsten voor de kalief en zijn moordende bende en bredere mogelijkheden om hun heilzame werk in het Midden Oosten voort te zetten.
Het pleidooi van De Boer maakt zich medeplichtig aan misdaden tegen de menselijkheid. Laten we wel wezen: die Joden uit al-Yahuda zijn al een paar eeuwen hartstikke dood. Yezidi’s niet.
Reacties (10)
Hoeveel geld gaat er eigenlijk in om? Wat is bv de waarde van een kleitablet als getoond in de bijgaande foto?
Het lijkt me geen onbelangrijke informatie.
En ik weet nog twee argumenten om alles wel te gaan bestuderen:
1- het spul wordt uit het grijze circuit getild en
2- men doet kennis op.
Het grootste probleem is dat dat oude spul überhaupt geld waard is terwijl je het niet kunt eten, het is geen productiemiddel enz… het is gewoon letterlijk zonder waarde.
Het is hetzelfde als met schilderijen. Onzin dat er mensen zijn die miljoenen betalen voor een paar geschilderde uitgebloeide zonnebloemen. Maar zeg me eens: hoe wil je dat tegengaan en hoeveel van dat soort artefacten zijn er op de wereld? Hoeveel mensen kopen?
Misschien gewoon geld herverdelen, uiteindelijk is alles politiek, zodat er niet genoeg is per individu? Het is uiteindelijk allemaal de schuld van de superrijken en van de liberalen.
En van figuren als Rients de Boer natuurlijk.
@1:
behalve dan dat men er kennis aan kan vergaren. Kennis is zeker niet zonder waarde. Het heeft wellicht een creatieve waarde.
@2: Kennis heeft zeker waarde, maar bedoeld wordt natuurlijk waarde die in geld is uit te drukken. En met alleen kennis kan je nu eenmaal niets kopen. In die (beperkte) zin is het dus wel degelijk waardeloos.
Overigens ben ik het maar deels eens met het artikel. Natuurlijk moeten archeologen geen geroofde oudheden kopen (en daarmee de waarde opdrijven en zodoende nog meer roof uitlokken). Maar als de spullen op een andere manier ter beschikking van de wetenschap komen (bijv. via inbeslagnames) en er valt nog wat van te leren, dan zie ik geen reden om het niet te doen. Ook niet om de spullen in bewaring te nemen tot enig moment dat ze misschien weer terug kunnen naar de plaats van herkomst. Natuurlijk niet zolang de kalief en zijn boeven er nog zitten.
De een koopt een stuk klei met krabbels omdat dat zo leuk staat in de vitrine, de ander vindt vertier in het afschieten van televisieleeuwen.
Aangezien mensen die in ziekenhuizen gewerkt hebben in IS gebied al vervolgd worden voor hulp aan een terroristische organisatie, moet het toch een kleine moeite zijn om iedereen die archeologisch materiaal aankoopt uit IS gebied ook te vervolgen wegens hulp aan terroristen?
“Laten we wel wezen: die Joden uit al-Yahuda zijn al een paar eeuwen hartstikke dood. Yezidi’s niet.”
@0: Heel cynisch zou je natuurlijk ook kunnen zeggen dat er van Yezidi’s nog nieuwe bij kunnen komen, maar van Assyrische spijkerschriften uiteraard niet. Die gedachte maakt dat sommige mensen misschien (impliciet) meer waarde aan oudheidkundige artefacten dan aan mensenlevens hechten.
OK, prima allemaal, maar over hoeveel geld hebben we het nu?
En wat is de omzet van IS?
Ik vind dit een hele belangrijke discussie en een hele moeilijke discussie. In principe sta ik achter de categorische afwijzing van materiaal voor studie door Kroes en toch schuurt het.
Er zitten overeenkomsten met de uitkomsten van menselijke experimenten door Nazis en Japanners in de Tweede wereldoorlog. Ook daarover bestaat min of meer consensus als ik het goed heb dat die niet mogen worden gebruikt.
Voor de archeologie: de IS kleitabletten: Wat is het verschil met bijvoorbeeld de Rosetta Steen. Ook als oorlogsbuit meegenomen en in de Napoleontische Tijd zijn er ongetwijfeld ook schatgravers bezig geweest. Andere context dan IS nu, maar toch, hadden we die niet moeten gebruiken? Weggooien, net doen alsof ie niet heeft bestaan?
Misschien is er een balans mogelijk waarbij na bv 100 jaar, als oorspronkelijke schatgravers, of het nou rough guys zijn of terreur organisaties, niet kunnen profiteren van opgedreven prijzen vanwege archeologische onderzoeksinteresse, materiaal wel bestudeerd mag worden?
Ik sta overigens er van te kijken dat een ultrarijke Amerikaan in Washington een heel museum aan het volstuffen is met archeologisch materiaal dat deels vrijwel zeker illegaal is opgegraven en dat de autoriteiten in de VS niet ingrijpen.
Eigenlijk heel maf. Ik ben het eens met @0 en tegelijk voelt het zeer onbevredigend.
@8: Ik begrijp dat de auteur zich ook inzet dat alle kunstschatten in allerlei musea wereldwijd terug gegeven gaan worden aan de landen van herkomst? (liefst met rente van gemiste inkomsten en schadeloosstelling etc) Het gros is tenslotte ook geroofd door diverse westerse mogendheden ten tijde van koloniale hoogtij? In kader van het tegen gaan van commercialisering van erfgoed enzo..
@9: Alles wat voor 1970 is weggehaald mag blijven waar het is, dat wat daarna op de markt opduikt en geen duidelijke “provenance” heeft, moet terug naar het land van herkomst.
@8: De vergelijking met het medische onderzoek van de nazi’s is interessant. Dat wordt inderdaad genegeerd door medici.