De Ontdekking van de Hemel, van de pas overleden schrijver Harry Mulisch, vertelt naast het verhaal van een vriendschap, ook iets over de politiek. Ten minste, het heeft een kort hoofdstuk over politiek. Een kleine detour waarin Mulisch in mijn ogen de vinger op de zere plek legt, maar helaas niet door pakt op de echte implicaties van zijn vondst.
Onno Quist, de jurist/taalkundige/politicus, spreekbuis voor Mulisch, legt in dat hoofdstuk uit wat zijn visie op de politiek is. Daar zit een interessant idee in: Mulisch/Quist stelt zich een gouden muur voor die de samenleving van de politiek scheidt. Achter de gouden muur ligt de macht, daar worden echte beslissingen genomen door staatsmannen. De mensen in de samenleving denken dat achter die gouden muur staatsmannen staan die, gebonden door regels en protocollen, een tactisch schaakspel op het hoogste niveau spelen, waarin allerlei inhoudelijke argumenten een belangrijke rol spelen. Maar niets is minder waar: achter die muur gaat alles er even rommelig aan toe als voor die muur. Rationale overwegingen en zelfs formele regels spelen geen rol, het is een zooitje waarin allerlei kleine gebeurtenissen en persoonlijke overwegingen een belangrijkere rol spelen dan de Rede of de Grondwet.
Dit is natuurlijk absoluut waar. Een mooi voorbeeld komt van Ruud Koole. Tijdens het debat in de Eerste Kamer over de grondwetswijziging die de gekozen burgemeester mogelijk zou moeten maken was er een onenigheid tussen de minister Thom de Graaf en Ed van Thijn, de PvdA-woordvoerder. Het leek erop neer te komen dat de PvdA-fractie tegen zou stemmen. Koole zat in het gebouw van de Tweede Kamer te kijken met Wouter Bos, een groot voorstander van de gekozen burgemeester. In een tweede termijn zouden de minister en de PvdA-senator mogelijk dichter tot elkaar kunnen komen, en zou met een paar toezeggingen de gekozen burgemeester er zijn gekomen. Maar dan moest wel een tweede termijn aangevraagd worden. Geen van de fracties had dat gedaan. En nog tijdens het debat SMS’ten Koole en Bos druk richting Van Thijn en Noten (de fractievoorzitter) dat zij zo’n termijn moesten aanvragen. De senatoren hadden echter hun telefoon niet opgeladen en deze stonden dus uit. Er werd dus geen tweede termijn aangevraagd. De PvdA stemde tegen de deconstitutionalisering. En de rest is geschiedenis: Thom de Graaf trad af, D66 liet haar kroonjuwelen varen, regelde wat extra geld voor onderwijs en Alexander Pechtold werd D66-minister. Hij en Lousewies van der Laan stelden zich kandidaat om De Graaf op te volgen als D66-leider. Pechtold wint van Van der Laan. Het was uiteindelijk het conflict tussen Pechtold en Lousewies van der Laan waarom D66 zo snel de stekker uit het kabinet trok bij de kwestie Hirshi Ali. Allemaal dus vanwege die ene telefoon die uitstond. Politiek hangt dus samen van chaotische besluitvorming waarbij de big picture afwezig is.
Ik zou echter willen stellen dat het nog een stapje verder gaat: er is niet één muur die de politiek van de samenleving scheidt; er zijn vele muren. Maar een klein deel van het Nederlandse volk is lid van een politieke partij. De leden van zo’n partij zouden de dienst uit moeten maken, toch? Zij zouden in eloquente debatten richting aan het land moeten geven. Niets is minder waar. Want na het zien van het CDA-congres is het duidelijk dat formele besluitvorming daar nauwelijks op basis van argumenten gaat en dat formele regels er niet toe doen. Op het GroenLinks congres werd met een paar stemmen het referendum uit het programma geschrapt: en dat bleken net de stemkastjes van Pels en Buitenweg te zijn die op het podium zaten. Sterker nog: iedereen die in een politieke partij actief is geweest weet dat de formele besluitvorming op congressen er maar weinig toe doet. Dat is een lastige hobbel voor de partijtop die soms genomen moet worden. Leden worden bezig gehouden met een verkiezingsprogramma dat haar relevantie heeft verloren nog voor het geprint is. Bij het samenstellen van de kandidatenlijst zijn de echt cruciale beslissingen (het uitschakelen van potentiele kandidaten) allang al genomen door een kleine groep.
En dan wordt er een Tweede Kamer gekozen met verschillende fracties. Zouden zij het voor het zeggen hebben? Een Gouden Muur de partij en samenleving scheidt van de echte politiek. Maar ook in de Tweede Kamer doen argumenten er weinig toe. De beslissingen van fracties zijn niet zo zeer gebaseerd op inhoudelijke overwegingen: vaak kijken partijen naar de buren of de media, en dat geldt dan nog voor echte grote beslissingen. Bij de meeste wetswijzigingen stemmen alle fracties mee zonder diep in de wet te zijn gedoken. Waar het gaat om de eigen initiatieven van de Tweede Kamer, moties of amendementen, daar hebben de grote fracties het grotendeels voor het zeggen en binnen die fracties dan weer vaak de fractieleiding. Een handvol van de Tweede Kamerleden bepaalt samen welke voorstellen een kans maken om een meerderheid te halen. En dat zijn dan in het bijzonder de fractiebesturen van de grote coalitiefracties. Individuele kamerleden zoals de dissidenten Ferrier of Koppejan, die formeel veel te zeggen zouden moeten hebben, worden snel overruled door de fractieleiding. Zeker in een grotere fractie en die doen er getalsmatig dan weer meer toe. Beuken oppositieleiders als Halsema aan tegen de muur van ‘de’ macht van de coalitie?
Dat kan je ook weer niet zeggen. Er staat een gouden muur tussen de Tweede Kamer en het kabinet. De fractieleiding van de grote coalitiefracties volgen de minister die zij daar hebben laten benoemen. Zulke fracties zullen bijna nooit toe laten dat een meerderheid iets toe staat dat echt tegen kabinetsbeleid in gaat. Dicteert het kabinet dan de besluitvorming? Niets is minder waar: veel ministers leunen sterk op hun ministeries, waar beleid dan weer vaak het gevolg is van een mengsel van toeval, persoonlijke interesses en conflicten tussen departementen over geld, maar des te sterker, bij belangrijke besluiten kijken Nederlanders over de grens. Dan geldt een argument als “het is een voorstel van de VS, een richtlijn van de EU, een uitspraak van het Europese Hof of advies van het IMF” sterker dan de inhoud daarvan.
Staat er misschien een gouden muur tussen het Nederlandse kabinet en het Amerikaanse Witte Huis en wordt er daar dan wel echte politiek bedreven? Ik denk dat de recente verkiezingen in de VS laten zien dat dat niet het geval is: de macht van de Amerikaanse president wordt sterk beperkt door het Congres, de Senaat en het Hoge Gerechtshof. Een ook de Amerikaanse president is, om met Cohen te spreken, maar een amateur, de Democraten hebben de laatste maanden prachtig laten zien dat zij ook maar wat aan rommelen en wat proberen.
Dus wat is de conclusie? Dat er nergens echte politiek wordt bedreven? Dat nergens argumenten tellen? Dat kan volgens mij niet de conclusie zijn. Ik denk dat het zinloos is om te zoeken naar de hoogste politieke macht. Macht is altijd verdeeld. Partijcongressen hebben een beetje macht, zijn soms lastig, net als de Tweede Kamer soms macht heeft en soms het een minister lastig kan maken, ministers kunnen evenzeer soms boven zich zelf uit stijgen en echt een stempel op het beleid drukken, en in een klein venster van twee jaar kan een Amerikaanse president een stempel op zijn land en de wereld drukken, voordat hij wordt overgenomen door een tsunami van polls en pundits, die beginnen met de Amerikaanse midterm elections, en eindigen in de presidentiele verkiezingen twee jaar later. Soms gelden op die plekken inhoudelijke argumenten boven posities. En heel soms zijn politici staatsmannen.
Reacties (5)
Het klinkt fantastisch op het eerste gezicht, maar bij nader inzien rammelt het hele verhaal gewoon. Een causaal verband leggen tussen het uitstaan van een telefoon en het vallen van een kabinet, omdat de gebeurtenissen na elkaar hebben plaatsgevonden is een wel erg kortzichtige en vergezochte redenatie.
Mooie analyse.
Ik vraag me trouwens af in hoeverre ambtenaren op de ministeries beleid bedenken en uitwerken. Dat wil zeggen, in hoeverre is de minister -buiten z’n persoonlijke interesses- nog meer dan alleen een keuze-maker?
Daarnaast is er natuurlijk ook nog een rol voor de publieke opinie en diegenen die haar aansturen. Ik zou zeggen dat een krant als de Telegraaf bijvoorbeeld regelmatig invloed heeft op de agendering; toch ook een vorm van macht.
Bij de literatuur is het soms net als in de liefde: als je een auteur bewondert om zijn literaire werk dan kan je hem veel vergeven – bijvoorbeeld dat hij een aperte onbenul op politiek gebied was. Zo heb ik bij Willen Frederik Hermans wel eens wat verlegen moeten grinniken – bijvoorbeeld in de tijd dat hij meldde dat hij op de PSP had gestemd. En natuurlijk is ook een literair auteur een mensch, wiens nabestaanden altijd recht hebben op het eerbiedigen van hun rouw. Met oprechte condoleances aan de nabestaanden en een woord van excuus aan de liefhebbers, schrijf ik dus het volgende.
Zelf heb ik voor het literaire werk van Mulisch in het beste geval niet meer waardering weten op te brengen dan een flauwe bewondering voor een zekere literaire handigheid. Ook het lezen van een auteur die ik wel waardeer als Jan Hein Donner, die gek was op Mulisch, heeft mijn opinie niet veranderd. Ik ben Mulisch altijd een zelfingenomen opgeblazen praatjesmaker zonder inhoud blijven vinden. Ik herinner me een discussie over zijn werk waarin een bewonderaar van zijn werk zei dat ze altijd de encyclopedie pakte als ze Mulisch las – zoveel interessante informatie zat er in zijn boeken. Mijn indruk was dat Mulisch ook met de encyclopedie onder handbereik zat te schrijven – een hoop handig ingepaste weetjes die nooit een wezenlijk element in zijn boeken vormden en die de verregaande oppervlakkigheid van zijn werk niet konden verhullen. meer hier http://www.onzestem.eu/2010/10/31/bij-de-dood-van-harry-mulisch-ingezonden/
@3. Helemaal gecopieerd. Mooi voorbeeld rechtse retoriek.
Aj, @3: Linken naar een stukje waarin je iemand doodwenst. Infaam en abject, en ik verzoek je daarmee op te houden.