Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Op de naam Frank Martin (uitspreken niet op z’n Amerikaans maar op z’n Frans s.v.p.) werd ik opmerkzaam gemaakt door een van de mensen die reageerden op mijn stukje over Mosolov. Ik kende die naam niet, ik zocht zijn naam op, vond een Agnus Dei van hem dat me zeer beviel – en zo begonnen twee heerlijke dagen van luisteren naar zijn muziek. Ik herinnerde me vaag een paar van zijn stukken, die ik op de radio gehoord moet hebben.

Op zijn tachtigste verjaardag (hij leefde van 1890-1974) werd hij geïnterviewd en zei hij ongeveer: ‘Ik maak gebruik van de twaalftoons techniek die is uitgevonden door Schönberg, maar die techniek gebruik ik niet om de tonaliteit te vernielen.’ Zoals Schönberg deed, bedoelde hij te zeggen. Een componist zegt, zoals elk mens, soms dingen die hij beter niet had kunnen zeggen. ‘Ik probeer de tonaliteit in het atonale te behouden.’ Wat zulke praat waard is, weet ik niet. Gelukkig had ik al veel van zijn stukken beluisterd en prachtig gevonden, want ik weet niet of ik met hem verder gegaan zou zijn als ik dat interview als eerste had beluisterd.

Frank Martin was een Zwitser, die na 1946 een jaar of twintig in Nederland woonde, maar ik heb nooit gehoord van enig contact met een Nederlandse componist of musicus. Aan het eind van de jaren zestig begon hij zich te interesseren voor de popmuziek en schreef hij Poèmes de la mort voor drie mannenstemmen en drie elektrische gitaren. Niet erg geslaagd, hoor ik u denken. Nee, dat vind ik ook. Laten we de gitaararrangementen voortaan maar overlaten aan de popmusici. Maar hij heeft ook deze Petite symphonie concertante geschreven (in 1945) met de vreemde combinatie van harp, piano, clavecimbel (!) en orkest, en dat is een stuk dat me in de jaren zeventig al aangenaam verraste, zonder dat ik de naam van de componist wist.

Hij schreef in 1961 deze Ode à la musique (met tekst van de 14e-eeuwer Guillaume de Machaut), waaruit zijn interesse voor de oude muziek blijkt. Welja, zult u zeggen, maar waar blijft de pianomuziek. Met partituur graag. Wel, in 1947-’48 schreef Martin zijn Huit préludes, hier gespeeld door Lucia Negro (deel 1234 en 5), die hij wijdde aan Dinu Lipatti, een Roemeense pianist/componist die in 1950 op 33-jarige leeftijd zou overlijden aan de leukemie waaraan hij al sinds de oorlog leed. Ik zou wel eens willen weten of er meer componisten zijn geweest die eind jaren veertig zoiets hebben gedaan.

Reacties (4)

#1 pom

Meer koormuziek van Martin: http://www.youtube.com/watch?v=GdQVb5FDepI

  • Volgende discussie
#2 Ben Hoogeboom

@ pom. Dank nog voor het noemen van de naam. Die Songs of Ariel zijn inderdaad ook prachtig (en moeilijk om te zingen!), maar je moet een keuze maken. Ik neem graag een pianostuk, omdat ik daarin het beste de verschillen met andere componisten herken. Ik had evengoed dit koorstuk kunnen nemen, merk ik achteraf.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3 børkbørkbørk

Ook een van mijn lievelingscomponisten. Hij wordt nog wel eens uitgevoerd. Mooie stukken zijn ook Die Weise von Liebe und Tod des Cornets Christoph Rilke (http://www.gramophone.net/Issue/Page/November%201995/167/767049/) en Le vin herbé (moeilijk te vinden, geloof ik).

Je zou ook eens Tubin en Szymanovski kunnen proberen.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#4 Ben Hoogeboom

Le vin herbé: http://www.youtube.com/watch?v=oISE7ZF5Dj0.
Ik ga nu luisteren naar Eduard Tubin en naar Karol Szymanowski. Ik ken ze wel van naam, maar hun werken heb ik nog nooit gehoord.

  • Vorige discussie