De komende weken plaatst Sargasso de lezingenserie De Urgentie van Duurzaamheid van Studium Generale Utrecht. De bijdrage is geschreven door directeur Melanie Peters.
Volgens Mark Bovens (Bestuurskunde, UU) en Henk Kummeling (decaan Recht, UU) is het een zoektocht welke instituties op welk niveau verantwoordelijkheid kunnen nemen voor duurzaamheidsissues. Maar het is geen onmogelijke opgave. Instituties zijn geen gegeven; wij zijn het die ze legitimeren en wij kunnen eraan werken om ze democratischer te maken, ook op wereldschaal. Duurzaamheid vraagt om langetermijnbeleid en moet daarom weggehouden worden van de waan van de dag. Maar ook niet te ver op afstand staan van de politiek, want het blijft een politiek vraagstuk – het betreft namelijk afwegingen over verdeling van welvaart en welzijn.
Misschien is een herwaardering van wat we hebben op zijn plaats. De rechtstaat en de democratie zijn voorwaarden voor een duurzame samenleving. Die zijn in veel landen nog geen feit. De waterschappen worden soms lacherig afgedaan in Nederland, maar het buitenland is er jaloers op. Langzaam zien we opnieuw erkenning voor de nationale staat als niveau waarop collectieveactieproblemen – die zich voordoen bij afwegingen rondom duurzaamheid – opgelost kunnen worden. In heel Europa is er een tendens zoals in Nederland, waar de Eerste Kamer een grotere rol gaat spelen bij langetermijnafwegingen. Op het niveau van de nationale staat zijn de checks en balances, de macht en tegenmacht het sterkst verankerd. En dat is van belang, omdat duurzaamheid zoals gedefinieerd door Bruntland, als het bereiken van kwaliteit van leven voor huidige en toekomstige generaties, alleen tot stand komt als alle belanghebbenden vertegenwoordigd zijn en als degenen aan wie we deze issues toevertrouwen verantwoording afleggen. Zo kan balans ontstaan tussen people, planet en profit, zonder dat een ervan ten koste gaat van de ander.
Maar, zo stellen de sprekers, instituties veranderen langzaam en pas door druk van buiten. Wij zullen onze stem moeten laten horen: dat kan in ieder geval alvast volgende week bij de Statenverkiezingen. Als ik de sprekers goed begrijp staan ze op het standpunt dat we de instituties en de inspraak moeten benutten die we hebben terwijl we blijven werken aan een duurzamere samenleving op alle andere niveaus.
Wie zoals prof. Mark Bovens of prof. Henk Kummeling met de bril van politiek filosoof of de jurist kijkt naar duurzaamheidsissues concludeert dat de verantwoordelijkheden daarvoor niet goed zijn vastgelegd. Op VN-niveau en vanuit Europa is sinds de Tweede Wereldoorlog gewerkt aan het opstellen van mensenrechten, arbeidsrechten en milieu-uitgangspunten en in onder andere in Rio, Johannesburg, Kyoto en Kopenhagen zijn afspraken gemaakt. Al lijkt het soms anders, aan werkelijke inhoudelijke consensus over deze thema’s ontbreekt het niet. We weten best te definiëren wat een leefbaar loon is, wat het recht op water, voedsel en onderdak inhoudt. Ook de Europese Unie is een belangrijke voortrekker op dit gebied. Waar het aan schort is handhaving en toezicht op de uitvoering ervan. Er is geen wereldregering en geen wereldtoezichthouder die deze grensoverschrijdende problematiek kan afwegen. Voor het bereiken van duurzaamheidsdoelen ook op wereldschaal zijn we dus afhankelijk van nationale overheden. Deze opereren autonoom. Duurzaamheidsafspraken komen daarnaast steeds meer tot stand in diffuse netwerken van internationale deskundigen, beleidsmakers, bedrijven en ngo’s zoals Greenpeace. Wie beslist mee en wie roept die ter verantwoording?
Volgens Mark Bovens is dit de problematiek van de vele handen. Hij duidt de bovenstaande tendens in bestuurskundige terminologie als een verandering van government naar governance. De overheid stelt zich steeds meer op als een van de partijen in een samenwerking. Dit komt door maatschappelijke ontwikkelingen, zoals het afnemende gezag van kennis, de burgers die van een lijdzaam onderdaan is veranderd in een assertief en soms agressief individu en de politiek die niet meer te maken heeft met trouwe zuilen, maar met versplintering. Daarnaast spreekt bij van multilevel governance: verdragen worden getekend op wereldniveau en beleid wordt gemaakt in Brussel of bij de provincie, maar ook andere partijen dan de overheid bepalen de agenda en krijgen onder andere door internationale handelsverdragen steeds meer verantwoordelijkheid. Vanuit bestuurskundig perspectief levert dat problemen op met betrekking tot vertegenwoordiging. Wie doen mee aan de internationale achterkamertjes? Hoe transparant is de uitvoering van het beleid en wie roept wie ter verantwoording over de resultaten?
Voor de staatsrechtsdeskundige Henk Kummeling spelen dezelfde problemen, maar in andere termen. Het gaat om het reguleren van bevoegdheden. De afwezigheid van willekeur en de democratische rechtsstaat. De juiste checks en balances zijn alleen op het niveau van de nationale staat echt verankerd. Alle andere juridische arrangementen zoals soft law, convenanten of gedragscodes blijven moeilijk afdwingbaar en zijn in de praktijk vaak een dode letter. Al zie je vaak dat deze vormen een eerste stap zijn en er op termijn toch bindende regels komen. Ook internationale hoven gaan uit van vrijwillige rechtsmacht. Ze moeten door nationale staten erkend worden, als die dat niet doet kan niemand ze dwingen. Het Europese Hof van Justitie heeft wel rechtsmacht, maar moet zijn positie bevechten ten opzichte van de lidstaten. Er is wereldwijd nog veel werk aan de winkel. Beide sprekers stellen dat instituties geen gegeven zijn, wij zijn het die ze legitimeren. Ze veranderen langzaam en pas als er voldoende wil is tot verandering. Dus, laat je stem horen volgende week bij de statenverkiezingen!
Soms keert alleen de wal het schip en leidt een ramp pas tot maatregelen. Zo’n policy window kun je benutten voor beleid. Maar kunnen we daarop wachten als we voor de vraag staan hoe we met 9 miljard mensen op deze ene aarde kwaliteit van leven bereiken? We blijven achter met de vraag, of we de tijd zullen hebben om instituties te vormen op alle niveaus die verantwoordelijkheid kunnen nemen voor duurzaamheid? Mark Bovens refereerde al aan het internet, een instituut dat niet meer weg te denken is uit het publieke leven, maar waar nog nooit een parlement over heeft gestemd. Is dit opnieuw een verplaatsing van de macht? In positieve of negatieve zin? Ontstaan er onttrokken aan ons oog nieuwe organisatievormen, die opnieuw vragen om macht en tegenmacht: vertegenwoordiging van belanghebbenden bij het maken van de spelregels, continue verantwoording van degenen die de macht hebben en transparantie? De vraag of de nieuwe media en gaming mensen kunnen organiseren rond duurzaamheid leggen we over drie weken voor aan prof. Joost Raessens (Mediatheorie, UU) en prof. Peter Werkhoven (TNO en Informatica, UU) .
Een andere vraag die overblijft, houdt verband met wat Jacqeuline Cramer in de openingslezing beschreef als ‘open innovatie’. We moeten zuinig zijn op de mensheid en de planeet aarde, maar durven we wel te bekennen dat we het niet allemaal in regels kunnen vastleggen? De WRR bracht in dit kader recent een rapport uit met de veelzeggende titel Uit zicht. Hierin stond ‘het omarmen van openheid’ centraal (zie ook Wetenschap op bestelling). Volgende week spreken Frank Miedema (decaan geneeskunde en raad van bestuur UMC) en Anton Pijpers (decaan Diergeneeskunde) over het omgaan met onzekere risico’s. Hoe doe je dat op een manier die mens, milieu en planeet beschermt?