OPINIE - De huidige Week van de Klassieken blijft teveel aan de oppervlakte, verdiept niet, illustreert vooral dat de klassieken platvloers zijn. Dat kan anders, betoogt Jona Lendering.
Op de dag van de verkiezingen begon de Week van de Klassieken, waarin verschillende organisaties u enthousiast willen maken voor de Grieks-Romeinse Oudheid en haar nawerking in de Europese cultuur. Omdat ik in Iran ben, heb ik daarmee weinig van doen, maar ik wil het ook niet ongemerkt voorbij laten gaan. Ik heb er namelijk wel wat gedachtes bij.
De eerste daarvan is of een “week van” nog wel een geschikt middel is om het publiek te bereiken. De vorm had zin in de tijd vóór het internet, toen de nieuwscyclus werd bepaald door de gedrukte pers en voorbij was als het drukwerk oud papier vormde; in deze internettijd is informatie echter voortdurend beschikbaar en ligt het aanbieden van “weken van” eigenlijk niet meer zo voor de hand.
Er zijn bovendien zoveel “weken van” en “maanden van” dat ze niet meer opvallen. Als ze dat toch doen, willen ze nog wel eens opvallen in negatieve zin. Zo las ik een tijdje geleden dat er een “denker des vaderlands” was. Ik meende in eerste instantie dat het een initiatief was van De Speld, maar toen ik ontdekte dat het was bedacht door de Maand van de Filosofie, was mijn belangstelling voorgoed weg.
Een ander voorbeeld: wat ooit de Week van de Geschiedenis was, is inmiddels een Maand van de Geschiedenis, en ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat dat te lang is om voldoende niveau te handhaven. Het laatste programma wekte op mij althans de indruk dat iedereen welkom was, waardoor minder geslaagde activiteiten afbreuk konden doen aan het geboden niveau.
De Week van de Klassieken mist op soortgelijke wijze de kwaliteit om mensen ervan te overtuigen dat er in de Oudheid iets is gebeurd dat belangrijk is. Één voorbeeld is dat je een gratis e-Book kunt downloaden, Perzisch Vuur van Tom Holland. Dat is een boek uit de sfeer van Huntingtons Clash of Civilizations, waarin wordt gepostuleerd dat Oost en West eeuwig tegenover elkaar staan en dat de Perzische Oorlogen beslissend zijn geweest voor onze cultuur. Als de Perzen immers de Grieken zouden hebben onderworpen, zouden filosofie, democratie en kunst nooit hebben kunnen bloeien.
Zoiets zul je toch echt op de voorgeschreven wijze moeten bewijzen, maar Holland laat het na. Hij postuleert iets maar maakt het nergens aannemelijk – en dat kan hij ook niet, want hij is classicus en geen historicus met de sociaalwetenschappelijke achtergrond om dit soort stellingen te toetsen. Er is meer te bekritiseren, heel veel meer, maar dat zal ik laten. Mijn punt is namelijk minder dat dit een slecht boek is, dan dat 5 VWO volstaat om de zeepbel door te prikken. Met pulp moeten wij, letterdames en -heren, ons niet presenteren.
Ik zal me onthouden van detailkritiek op de Week van de Klassieken en verwijs naar een stuk dat ik eerder schreef. Daarin betoog ik dat als we het belang van de klassieken willen tonen, we er wellicht goed aan doen, eh, te tonen dat ze belangrijk zijn. Dat doe je niet met een thema als “ten strijde”, maar door uit te leggen
1. hoe Poliziano de grondslagen legde van de tekstkritiek en via Erasmus de Reformatie ontketende;
2. hoe Scaliger probeerde de chronologie van de Oudheid te doorgronden, ontdekte dat deze niet letterlijk mocht worden genomen, het bijbels literalisme ter discussie stelde en zo aanzet gaf tot de secularisering van het wereldbeeld;
3. hoe de ontdekking van de relaties tussen de verschillende talen heeft bepaald hoe we nationaliteiten definiëren;
4. hoe de Lachmannmethode het model was voor Darwins evolutietheorie;
5. hoe de ideeën van James Frazer over de oudste vormen van religie, de besluitvorming beïnvloedde die leidde tot de Eerste Wereldoorlog;
6. hoe de uitleg van Tacitus’ Germania de voornaamste inspiratiebron was van de Arische mythe;
7. hoe archeologen ons een prehistorie gaven en een empirische basis legden voor de vooruitgangsgedachte;
8. hoe gebrekkige kennis van de geschiedtheorie leidde tot een ranzige discussie over de aard van onze eigen beschaving en haar relatie tot de islam.
De huidige Week van de Klassieken blijft teveel aan de oppervlakte, verdiept niet, illustreert vooral dat de klassieken platvloers zijn. De week overlapt bovendien thematisch met de Romeinenweek, de Maand van de Geschiedenis en het Limes Zomer Event. Ik ben bestuurslid van de stichting die de Romeinenweek helpt organiseren en het is geen geheim dat ik zou willen dat al deze evenementen werden samengenomen: stuk voor stuk zijn het leuke plannen, maar ze vallen nauwelijks op. We zouden ook één evenement kunnen maken dat de aandacht wél trekt.
Er zijn namelijk genoeg ontwikkelingen die de moeite waard zijn. We leven in een digitale tijd met een overaanbod aan informatie en het initiatief in de wetenschapsvoorlichting – laten we de Week van de Klassieken daar even onder rangschikken – is duidelijk verschoven van de zender (ooit de universiteit en musea) naar de ontvanger (de burger, die ooit niet al te hoogopgeleid was). De ontvanger kan nu veel meer eigen keuzes maken en daarop wordt ingespeeld. Het Allard Piersonmuseum stelt bijvoorbeeld de bezoeker van de nieuwe Romeinse afdeling in staat diverse verhalen te volgen. Ikzelf hamer erop dat de voorlichting moet diversifiëren om er rekening mee moet houden dat de burger inmiddels hoogopgeleid is.
Dat de afnemer het initiatief heeft, heeft ook gevolgen voor de onderwerpskeuze. De burger is geïnteresseerd in het verleden als geheel, en niet in de traditionele klassieken (het Athene van Perikles, het Rome van Caesar en Augustus). Iets scherper geformuleerd: de burger is geïnteresseerd in het verleden an sich en niet in de thema’s die ooit voor de Europese cultuurgeschiedenis relevant worden geacht. Dat wil niet zeggen dat we geheel geen aandacht meer moeten besteden aan de klassieke traditie – u heeft mijn lijstje hierboven gezien – maar er wordt momenteel wel iets recht getrokken: de Late Oudheid en het Nabije Oosten herkrijgen de aandacht die hun toekomt. Het marktonderzoek dat we deden voor de oprichting van Ancient History Magazine biedt wat (niet overdreven harde) cijfers om dit te onderbouwen.
Voorbeelden van deze ontwikkeling zijn de Stichting Zenobia, die Oost en West wat meer als geheel wil presenteren, en de succesvolle exposities over Petra en Carthago in het Rijksmuseum van Oudheden. Een ander voorbeeld: binnenkort verschijnen gelijktijdig de boeken van Pieter van der Horst en Marcel Hulspas over de manier waarop in de Late Oudheid het jodendom bloeide op het Arabische Schiereiland en over de wijze waarop daar de islam ontstond. Beide boeken verschijnen bij Athenaeum – Polak &Van Gennep en tonen welke leuke mogelijkheden er zijn nu zij de last van de sleets geworden Baskerville-reeks niet meer meesleept.
Er zijn genoeg leuke ontwikkelingen, en het is te hopen dat de Week van de Klassieken, de Romeinenweek, het Limes Zomer Event en de Maand van de Geschiedenis daarop wat meer zullen inspelen.
Dit artikel verscheen eerder op Mainzer Beobachter.