Varend ontgassen: afvalstatus als frustratiemiddel?

Foto: BoH, CC BY-SA 3.0 via Wikimedia Commons Binnenvaarttanker Jade in het Calandkanaal
Dossier:

ANALYSE - Dat is de conclusie van mij (Krispijn) na het lezen van onderstaand artikel van Ton Quist, waarin hij zich afvraagt of de dampen / gassen die overblijven na het lossen van vloeibare lading afval zijn. Ik zou zeggen, lees het artikel van Ton Quist en oordeel zelf:

De vraag of dampen/gassen afval zijn stelde ik (Ton Quist) in een artikel in oktober 2019. Mijn conclusie luidde toen kort en krachtig ‘nee’. Een belangrijk argument voor mijn stelling was gebaseerd op bijlage 2017-I-4 van het CDNI-Verdrag, waarin duidelijk stond beschreven dat ‘restlading, dampen en overslagresten niet tot afval van de lading behoren’. Indien dampen geen afval zijn, kunnen het naar mijn mening eveneens geen afvalstoffen zijn.

De wettelijke status van de in de ladingtanks van tankers aanwezige dampen / gassen speelt al jaren een cruciale rol in het gehele ontgassingsdossier en dan met name in relatie tot de vergunningverlening voor gesloten ontgassingsinstallaties. Wel of geen afval?

Door deze onzekerheid kunnen ondernemers, die de benodigde ontgassingsinfrastructuur willen aanleggen, niet verder. Tot deze conclusie kwam Prof. Geerlings van de Erasmus Universiteit al in 2018. Hij stelde dat ‘door wrijving tussen de vergunningstechnische en de ambtelijke kant ondernemers ernstig worden belemmerd in hun streven het ontgassingsprobleem op te lossen’. Zes jaar later is hierin niets gewijzigd met alle gevolgen van dien…!

Twee weken geleden kreeg ik de nieuwe, Europese losverklaring voor tankschepen onder ogen. Hier viel mij iets op, waardoor de vraag ‘dampen zijn afval?’ weer in mij opkwam. Een duidelijk antwoord op deze vraag is voor velen als gevolg van de zigzag koers van Onze overheid niet eenvoudig te geven. Hierbij is het vooral interessant te kijken naar de argumentatie van de overheid.

In het vorige decennium hanteerde het Ministerie van I&W eerst de stelling dat dampen als afval zouden moeten worden beschouwd. Na Kamervragen van de heer Remco Dijkstra, waarin hij verzocht de status van de dampen niet langer als afval te definiëren, besloot minister Van Nieuwenhuizen

voorlopig uit te gaan van de definitie in het CDNI, waarin ladingdampen als restproduct worden gezien.

Deze beslissing was niet op een onweerlegbaar wetsartikel gebaseerd, daar ‘de relatie tussen het CDNI en de Kaderrichtlijn Afval door de verdragsstaten van het CDNI verschillend wordt geïnterpreteerd’, maar op ‘een pragmatische benadering’….! Interpretaties en pragmatisme waren leidend in het bepalen van het te volgen beleid…!?

Dezelfde minister moet in 2021 in een schrijven met kenmerk IENW/BSK-2021/9785 weer erkennen dat ‘de gebruikte definities in het CDNI en de Europese Kaderrichtlijn Afval niet gelijk zijn’. Omdat beide Europese wetten verschillende definities bevatten, concludeert zij vervolgens dat ‘het juridisch gezien de meest veilige keuze is om de afgegeven ladingdampen aan te merken als afvalstof’ (opmerkelijk hier is dat het CDNI dampen wel letterlijk noemt, maar de Kaderrichtlijn in bijlage 3 niet).

De minister motiveert deze keuze allereerst met het argument dat zij ‘strijdigheid met de Kaderrichtlijn Afval wil vermijden’, waarbij zij het handelen in strijd met het CDNI gemakshalve even niet noemt…! Een tweede beweegreden is dat zij ‘een keuze maakt die aansluit bij de wijze van handelen in onze buurlanden’. Dit laatste moet betekenen dat al onze buurlanden gelijk onze minister de definitie van ‘afval van de lading’ in het CDNI niet erkennen……., wanneer zij allemaal dampen als afval beschouwen. Welk standpunt gaat door de landen ingenomen worden, wanneer het gehele CDNI-Verdrag van kracht is? Ook nu weer ontbreekt een onweerlegbaar, juridische argumentatie; een wetsartikel waarin letterlijk staat dat dampen als afvalstoffen moeten worden aangemerkt. Keuzes vormden de basis van het gevoerde beleid…! En bij een keuze kan men altijd meer dan een kant op…!

Intussen wordt er in het bijzonder vanwege de afvalstatus van de ladingdampen geen enkele vordering gemaakt in de aanleg van de benodigde ontgassingsinfrastructuur, omdat het er alle schijn van heeft dat niemand zijn vingers aan afvalstoffen wil branden, daar volgens de minister

afvalverwerking op dit onderwerp ook een negatieve connotatie schijnt te hebben.

Zelfs al is er geen sprake van enige handhaving in het kader van de Wet Milieubeheer (bijvoorbeeld het lozen van gevaarlijke ‘afvalstoffen’ buiten een inrichting).

Op 27 januari 2023 stelt kamerlid Van der Plas, BBB, de minister weer vragen aangaande het ontgassen. In antwoord 4 geeft de minister toe dat ‘de wettelijke status van de afvaldampen nog steeds een punt is, waarover discussie bestaat’ (Brief van de minister, kenmerk IENW/BSK-2021/9785). Na al die jaren nog steeds dus…….! In de ogen van Ton Quist een totaal onnodige discussie, een blijk van onmacht en een regelrechte schande.

In het zelfde antwoord stelt de minister dat ‘de ladingdampen die aan de installatie worden afgegeven voor verwerking volgens Europese regelgeving als afval worden gezien. De minister geeft hier niet aan, op grond van welke Europese regel. Aansluitend deelt de minister mede dat ‘IPO en de sector het ministerie hebben verzocht om de afvalstatus van de ladingdampen op te heffen. Het ministerie ziet daartoe echter geen mogelijkheid op grond van EU-recht dat bepaalt wanneer er sprake is van een afvalstof’. Wederom wordt het niet duidelijk, naar welk EU-recht hier wordt verwezen. En kloppen deze ministeriële antwoorden wel voor de volle 100% ?

De Europese Kaderrichtlijn Afval botst ogenschijnlijk met het CDNI. De richtlijn stelt namelijk dat onder ‘een afvalstof wordt verstaan een stof of voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen’. Dit is de Europese definitie van een afvalstof, nadat is vast komen te staan dat het om een afvalstof gaat, maar betekent dit ook automatisch dat ‘alles waarvan je je ontdoet een afvalstof ’ is?

Naar mijn mening niet. Van een burger die bijvoorbeeld door ziekte geen auto meer kan rijden en om deze reden zijn 4 jaar oude voertuig aan zijn kleinkind geeft, kan toch niet worden gezegd dat de betreffende auto plotsklaps in afval is veranderd, omdat deze burger ‘ zich van zijn auto ontdoet’ ( of i.p.v. een auto een huisdier, waar hij niet meer voor kan zorgen )? M.a.w. niet alles, ‘waarvan iemand zich ontdoet’, is per definitie altijd afval. Toch hangt het ministerie m.b.t. dampen deze hypothese aan; een schip ‘ontdoet zich’ van zijn dampen, dus is het een afvalstof. Dit ondanks het feit dat het CDNI zegt dat dampen geen afval zijn.

Nu kom ik terug bij de nieuwe, op Europees recht gebaseerde losverklaring, versie 2023, waarin mij iets opviel. In deel 3 van de losverklaring is een item betreffende de afgifte en de inname van waswater bij een ontvangstinrichting opgenomen. Volgens de losverklaring is waswater een erkende afvalstof, want de ontvangstinrichting moet invullen hoeveel waswater er is ingenomen en welke Euralcode ( Europese code voor afvalstoffen) bij dit waswater behoort: ’16.07 en 16.10’ (Losverklaring verwijzend naar Afvalstoffenclassificatie overeenkomstig EG Verordening nr. 1013/2006).

In deel 4 inzake de afgifte en inname van dampen bij een ontvangstinrichting behoeft de ontvanger van de dampen geen Euralcode in te vullen! Hoe is dit mogelijk? Welnu, in bijlage 4 van de Handreiking EURAL, augustus 2019, wordt waswater als afvalstof wel genoemd, maar komen dampen nergens voor….! Hier verbind ik de conclusie aan dat, in tegenstelling tot wat het ministerie beweert, conform Europese regelgeving dampen niet als afvalstoffen worden aangemerkt, daar zij anders een Euralcode zouden hebben gehad en deze code in de losverklaring had moeten worden ingevuld. Correct? Zijn dampen / gassen afval? Nee!

De losverklaring vindt haar oorsprong in het CDNI-Verdrag. Dit verdrag heeft in 2017 voorgesteld dat ‘dampen niet tot afval van de lading behoren’. Dit voorstel is enige tijd later door alle verdragsstaten aangenomen en leidde in 2020 tot een wijziging van CDNI-artikel 1, de Begripsbepalingen. Deze wijziging is destijds in Staatscourant nr. 12093 gepubliceerd. Omdat het CDNI in lijn met de Europese Afvalstoffenclassificatie dampen niet als afval ziet, heeft het ook geen Euralcode, waarnaar in de losverklaring om deze reden dan ook niet wordt gevraagd. Dit is Europees recht!

U hebt kunnen lezen dat Onze overheid jarenlang zonder verwijzing naar expliciete wetsartikelen, maar overwegend op basis van vage redenen, keuzes en interpretaties, heeft beweerd dat dampen afvalstoffen zijn, terwijl die zelfde overheid al voor 2020 akkoord ging met een wijziging van artikel 1 van het CDNI, waardoor zij wist dat dampen conform het CDNI niet als afval / afvalstoffen zouden worden aangemerkt.

Hoe is het dan überhaupt mogelijk dat binnen één en hetzelfde ministerie ergens in een kamertje op een hogere etage wordt gezegd ‘te hebben goedgevonden dat dampen niet tot afval van de lading behoren’ (Staatscourant) en tegelijkertijd een verdieping lager op een open werkplek door een ambtenaar de antwoorden van de minister worden voorbereid en geschreven, waaruit het tegenovergestelde blijkt??

Ambtenaren binnen het Ministerie van I&W moeten toch evenzo op de hoogte zijn geweest van het feit dat alle erkende afvalstoffen over een Euralcode beschikken, zeer zeker daar waar het gevaarlijke afvalstoffen in grote hoeveelheden betreft, maar dat de ( gevaarlijke ) dampen uit de ladingtanks van tankschepen niet in deze Europese afvalstoffenlijst voorkomen en daarom niet officieel als afvalstoffen kunnen worden gekwalificeerd? Waarom heeft Onze minister daar nooit melding van gemaakt? Is hem dit nooit verteld?

Het zal toch niet zo zijn dat Onze minister jarenlang de kamer onvolledig dan wel onjuist heeft geïnformeerd door continu te beweren dat dampen conform Europees recht afval zijn? Zal dit argument nu eveneens sneuvelen, nadat alle eerder door het ministerie aangedragen argumenten, waarom het ‘niets kan doen’ , al werden ontkracht ? De handelswijze van Onze Rijksoverheid is er zonder enige twijfel grotendeels medeverantwoordelijk voor dat het ontgassingsdossier al jaren stagneert ( zoals professor Geerlings reeds stelde ). Ambtenaren en instanties volgen de visie van het ministerie inzake de status van dampen blindelings, terwijl de eerste de beste, onafhankelijke deskundige hem in een mailtje uitlegt dat dampen op basis van juridische feiten niet als afvalstoffen kunnen worden gezien.

Als gevolg van deze modus operandi kan Nederland op 1 juli de in het CDNI gemaakte afspraak voor een toereikend aantal gesloten ontgassingsinstallaties zorg te dragen, niet nakomen en heeft ons landje naar mijn mening daardoor geheel onnodig per 1 juli 2024 een immens groot probleem naast alle andere problemen (handhaving, omnummeren gevaarlijke stoffen naar fase III, verder blootstellen van het milieu en de volksgezondheid aan de uitstoot van Zeer Zorgwekkende Stoffen genoemd in fase III, voortdurend ontgassingstoerisme vooral vanuit België )!

A.L.Quist
Amsterdam, 13 maart 2024

Reacties (4)

#1 Co Stuifbergen

Als je het kunt verkopen, is het geen afval.

Wat is de koers van benzeendamp vandaag?

  • Volgende discussie
#1.1 Krispijn Beek - Reactie op #1

Ik rekende ooit (meen ik me te herinneren) met 1 Euro de liter voor benzeen. De retailprijs ligt veel hoger, maar je hebt waarschijnlijk een lagere zuiverheid die je terugwint uit de ladingdamp.

#2 Hans Custers

Toen ik een jaar of 25 geleden nog wel eens over de vloer kwam bij het Havenbedrijf van Rotterdam, werd er daar al gesproken over dit probleem. Dat het lastig op te lossen was (onder meer vanwege internationale regelgeving en natuurlijk ook de kosten) was toen wel duidelijk. Blijkbaar is er een kwart eeuw later nog geen duidelijkheid over de juridische basis voor maatregelen. Dat is wel onthutsend. Het minste dat je ervan zou kunnen zeggen is dat dat blijkbaar geen prioriteit had bij de wetgever.

(Over wetgeving gesproken, valt dit sinds 1 januari niet onder de Omgevingswet?)

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#2.1 Krispijn Beek - Reactie op #2

Ik had 13 jaar geleden met het ministerie van VROM dezelfde discussie over afval of niet. Zij zeiden afval, ik zei dan wordt er chemisch afval gedumpt. Da’s een economisch delict. Aanpakken van de schipper of, via ketenaansprakelijkheid, de verlader aanklagen. Toen lag het ineens lastiger, ingewikkelder en genuanceerder.

Uit mailwisseling uit 2013:

Als je de ladingdamp als afval beschouwt, dan wordt de condensator inderdaad de ‘opwerkingsinstallatie’. Dat betekent, dat de installatie een afvalverwerkingsinstallatie is, die daarvoor alle benodigde Wm-vergunningen moet hebben. In dat geval kan de condensator niet meer op het terrein (of de steigers) van de verlader staan, omdat de activiteit afvalverwerking zeer waarschijnlijk niet past bij de vergunning van de verlader. Het is maar de vraag, of die opwerking ‘mobiel’ kan plaatsvinden. Naar mijn weten is het (nog) niet toegestaan om een mobiele verwerkings-/opwerkingsinstallatie op een vaartuig toe te passen.

Als het condenseren echter wordt gezien als een onderdeel van het losproces (immers komt er mogelijk zuiver product uit, dat bij de lading kan worden gevoegd), dan kan het mogelijk wél op de locatie van de verlader (of mobiel) en valt ‘t vermoedelijk wel onder zijn vergunning. Het wordt dan pas afval, als de verlader aangeeft, dat hij ’t niet als lading meer wenst te beschouwen en zich ervan wil ontdoen.

In geval van situatie 1 heb je na condensatie in principe een opgewerkt product, dat weer in de handel kan worden gebracht.

In geval van situatie 2 heb je na condensatie afval.

Er is misschien nog een optie: de verlader geeft niet aan, dat ‘ie zich ervan wil ontdoen, maar ‘verkoopt’ het als een off spec-product aan een handelaar.

De vraag is echter, of de verlader wil meewerken aan het op de markt brengen van B-keus producten.

Het is in principe steeds de verlader die moet beslissen, wat er met de dampen dan wel het condensaat gebeurt. Hij is eigenaar van de lading. De vervoerder (schipper) wordt namelijk geen eigenaar van de lading of het afval, alhoewel de verladers op dit moment wel de schipper met de dampen opzadelt.

Interessante vraag in deze is, hoe de eigendomsrelatie verandert, als de verlader – zoals nu – de schipper wegzendt, terwijl er zich nog dampen in de tanks bevinden.

Dat zou kunnen worden beschouwd als het overdragen van het eigendomsrecht, waarna de schipper erover kan beslissen. Die zijn mogelijk wél bereid om het condensaat als verhandelbaar product te beschouwen.
(…)

De situatie in Amsterdam gaat om benzine, en daar doen de verladers veel minder moeilijk. Benzine is sowieso al een mengsel van isopentaan, MTBE, ETBE, ethanol en enkele andere stoffen. De Europaia (petrochemieverladers) geeft zelf aan, dat in hun keten ca. 95% van de stoffen/dampen compatibel zijn.

Het is interessant om een keer een principe-uitspraak te krijgen over de eigendomssituatie van de dampen. Is het van de schipper, dan wordt het makkelijker voor het condenseren. Is het van de verlader, dan kan het Wm-bevoegd gezag ze aanspreken op de ketenverantwoordelijkheid.

Toen wist het ministerie dus al dat er benzine ontgast werd, ondanks het toen al geldende verbod daarop. En er lag dus een route om via bevoegd gezag in te grijpen als de dampen van de verlader zijn.