COLUMN - ‘Pfff, moet ik weer langs de kant van het voetbalveld staan,’ dacht ik steevast als ik op zaterdagochtend moest werken.
Het was duidelijk niet een van mijn favoriete bezigheden. Ik vond het koud, kreeg zere benen, een zere rug en tot overmaat van ramp leek het iedere keer als ík op zaterdagochtend werkte te regenen.
De elfjarige Sem was geen talent, dat wist hij zelf ook. Na tien minuten kijken en een praatje met andere ouders had ik het meestal wel gezien. Sem zelf eigenlijk ook. Dat zei hij regelmatig, zeker als ze weer eens verloren hadden.
Tegen het eind van het seizoen bespraken we tijdens het teamoverleg de wensen van de kinderen met betrekking tot hun sport- en hobbyclubs. We maakten een financieel overzicht. De voetbalclub van Sem kostte niet zoveel, maar de bijbehorende uitjes wel. De ene keer houden ze een barbecue, de andere keer gaan ze naar een profclub om een wedstrijd te bekijken, enzovoort, enzovoort. Dat loopt aardig op.
‘Ik vind het echt zonde van het geld. En van alle tijd en energie die wíj erin steken. En zelf vindt hij het ook niet geweldig, laat hem toch van voetbal afgaan,’ zei de één.
‘No way,’ reageerde Peter, een echte rot in het vak, ‘dat voetballen is goed voor hem. Punt!’
‘Ja, hardlopen is ook goed voor hem, dan kan hij dat net zo goed gaan doen. Wat heeft dat voetballen nou voor zin? Iedere zaterdag staan wij daar en hij is liever lui dan moe. Voor wie doen we het dan?’
‘Dat vind ik ook,’ zegt een ander. ‘Bovendien kosten die uitjes handen vol geld, dat kunnen we beter aan andere dingen besteden.’
‘Weet je wat het is?’ Peter gaat rechtop zitten. Dat belooft wat. ‘Het gaat niet zozeer om dat voetballen. Een echte ster zal hij nooit worden, dat weet iedereen. Maar dat hoeft ook niet. Het gaat om alles eromheen. Die jongen hoort ergens bij. Dat is goed voor hem, juist als je elf, twaalf bent. Volgend jaar gaat hij naar de middelbare school. Hij gaat puberen, en tja, als puber wil je ergens bíjhoren. En wat doe je als je nog maar net in deze stad woont, ergens bij wilt horen, maar niemand kent? Juist, dan ga je hangen, rondhangen en etteren met gasten die je tegenkomt en die ook rondhangen en etteren.’
‘Nou, dan heb ik liever dat hij een potje gaat voetballen met zijn voetbalmaten. En als er een barbecue is, gaat hij daar gewoon naartoe. En als ze met de club naar een profclub gaan, gaat hij gewoon mee. Geld of niet, die jongen hoort ergens bíj! Snap je?’
Peter heeft me aan het denken gezet. Sem zit nog steeds op voetbal. Hij kan het nog steeds niet. Maar dat maakt hem niets uit. Hij doet het voor de barbecue en het voetbalkamp. Hij hoort gewoon bij ‘zijn’ cluppie. En ik sta nog steeds aan te kant te kleumen van de kou. Maar nu moedig ik hem aan, van de eerste tot de laatste minuut. En dat doe ik graag. Want Sem hoort ergens bij.
Alle cliëntnamen zijn gefingeerd.
Roselinde van Berkel is pedagogisch medewerker bij TriviumLindenhof, een jeugdzorginstelling in Zuid-Holland. Ze is auteur van het boek Sannah! en schrijft voor Sargasso over de jeugdzorgpraktijk van binnenuit.