Zomerscholen: gesubsidieerde vercommercialisering

Een initiatief van het ministerie van OC&W om het aantal zittenblijvers te verminderen, zorgt ervoor dat de kwaliteit niet kan worden gewaarborgd. Het ministerie van Onderwijs verstrekt dus een miljoenensubsidie voor oncontroleerbaar onderwijs betoogt leraar Steven Geurts. Jaarlijks doen 45.000 leerlingen in het VO het jaar over. Dat is met zo’n €300 miljoen aan kosten een dure operatie. Staatssecretaris Dekker kwam daarom met een maatregel in de strijd tegen zittenblijvers: hij trekt vanaf de zomer van 2016 €9 miljoen uit om zogeheten zomerscholen te financieren. Scholen kunnen zelf een subsidieaanvraag doen en hun leerlingen in de zomer- of meivakantie extra onderwijs bieden. Per leerling is €500 beschikbaar. Voor scholen is het gezien de bekostiging, cao en hoge werkdruk relatief ingewikkeld om een eigen docent in lesvrije weken aan het werk te zetten. Het is dan ook geen verrassing dat vooral externe instituten worden ingezet om de zomerschool te draaien. De branchevereniging van huiswerkinstituten LVSi schatte dat zo’n 75% van de zomer- en lentescholen worden verzorgd door een commercieel bureau. Precieze cijfers zijn er niet.

Door: Foto: Sargasso achtergrond wereldbol
Foto: Dietmut Teijgeman-Hansen (cc)

De kosten van zittenblijven: minder gemotiveerde leerlingen?

ANALYSE - De PISA-resultaten leidden begin deze maand tot een enorme hoeveelheid publiciteit en tweets. De ranking van landen op basis van PISA-scores trekt altijd de meeste aandacht van de media, maar de grotere impact van de OECD is de discussie over stelselkenmerken. ScienceGuide ging naar aanleiding van PISA bijvoorbeeld in op het onderwerp zittenblijven:

Nederland is van alle OECD-landen het land die het meeste geld besteedt aan zittenblijvers, blijkt uit het PISA onderzoek van de OECD. Een zittenblijver kost Nederland rond de 45.000 Euro. De totale kosten van doubleurs ligt rond de 12 procent van het Nederlandse budget voor het basis- en voortgezet onderwijs, berekende de OECD.

De cijfers over de kosten van zittenblijven variëren nogal en een brede kosten-batenanalyse ontbreekt. De grote vraag is of we met de cijfers van de OECD een discussie gaan beslechten die al sinds 1970 wordt gevoerd. Een aantal quotes maakt duidelijk dat dit niet de eerste keer is dat de kosten van zittenblijven zijn becijferd.

Elke zittenblijver in het voorgezet onderwijs kost ruim 4.000 euro. Het Centraal Planbureau becijferde een CDA-plan tegen zittenblijven op een jaarlijkse besparing van 340 miljoen euro.

Bron:  VK, Ferry Haan.

***

Allereerst die 4000 euro. Ik weet niet waar Haan die vandaan haalt, maar in het huishoudboekje van Nederland (CBS) staat dat een leerling in het voortgezet onderwijs 7400 euro per jaar kost. En daarmee zijn we er nog niet. Eigenlijk zou je ook willen weten wat een leerling (en de maatschappij) misloopt door een jaar langer op school te blijven, de zogenaamde ‘opportunity costs’. Een leerling komt bijvoorbeeld ook een jaar later op de arbeidsmarkt. De OESO bracht de totale kosten van zittenblijven voor onder andere Nederland in kaart. In 2009 hadden 50.000 leerlingen van vijftien jaar ergens in hun schoolcarrière een jaar overgedaan, wat de overheid met bijna 400 miljoen dollar aan ‘directe kosten’ opzadelde, omgerekend (ook naar PPP) ongeveer de eerder genoemde 7000 euro per leerling. 
De ‘indirecte kosten’ van het later op de arbeidsmarkt komen zijn volgens de OESO, afhankelijk van het uiteindelijke onderwijsniveau, zo’n 2 tot 2,7 miljard dollar, gebaseerd op wat iemand zou verdienen (gemeten met ‘arbeidskosten’, om een voor mij onduidelijke reden).

Het rare is dat de OESO vervolgens die totale kosten (ongeveer 2,4 tot 3,1 miljard dollar) deelt door het totaal aantal vijftienjarige schoolgangers  (ongeveer 183.000) waardoor de rekening per leerling slechts 13.000 tot 16.700 dollar is (omgerekend 11.000 tot 14.500 euro). Dat is alweer een stuk hoger dan Haan’s 4000 euro, maar ik zou toch denken dat je de totale kosten deelt door het aantal zittenblijvers, en dat je dan zelfs ergens tussen de 40.000 en 50.000 euro uitkomt. Ik ben het om een aantal redenen sowieso niet eens met deze berekening van de OESO – opportunity costs is een dubieus concept en de baten van zittenblijven op de arbeidsproductiviteit zou je ook mee moeten wegen – maar ik zou toch graag willen snappen wat de OESO hier nou precies aan het doen is.

Foto: copyright ok. Gecheckt 06-09-2022

Niet meer zittenblijvers door social media. Of toch wel?

ANALYSE - Afgelopen woensdag checkte nrc.next de bewering ‘Scholier blijft zitten door social media’ uit de Metro van donderdag 22 november. Hun conclusie: ongefundeerd. Onze conclusie: broddelwerk van nrc.next.

Donderdag 22 november kopte de Metro met vette letters: ‘Scholier blijft zitten door social media‘. In dit artikel komt Justine Pardoen, hoofdredacteur van Ouders Online,  die zojuist haar boek ‘Focus’ heeft gelanceerd aan het woord in het kader van de week van de mediawijsheid. Social media zou zo’n sterke afleider zijn voor scholieren dat ze vaker blijven zitten dan vóór de introductie van de smartphone.

Zo’n stellige bewering was natuurlijk een mooie aanleiding voor de factcheckers van nrc.next om deze stelling eens wat beter te bekijken. Na het raadplegen van twee deskundologen komt nrc.next met de conclusie dat er geen onderzoek is gedaan naar de relatie tussen zittenblijven en het gebruik van social media en de bewering dus ongefundeerd is.

Maar in hoeverre heeft nrc.next echt zelf gecheckt? Niet dus. Een simpele zoekopdracht bij Google Scholar levert al gelijk een onderzoek op. Twee minuten verder zoeken levert in ieder geval de volgende drie (publiek toegankelijke) artikelen op:

Hoe zorg je ervoor dat leerlingen niet blijven zitten?

DATA - Vanochtend sprak Michel Rog van CNV Onderwijs op Radio 1 over een plan om het zittenblijven terug te dringen. In Nederland blijft jaarlijks 5 procent van de leerlingen  zitten  in  het  voortgezet  onderwijs.  Dat  zijn bijna  50.000  op  een  totaal  van  925.000  leerlingen.  Dat kost de staat jaarlijks 350 miljoen euro, zo staat in het persbericht. Internationaal scoort Nederland slecht; er zijn landen waar zittenblijven helemaal niet voorkomt (o.a. Japan, Korea, Noorwegen).

Ik ging op zoek naar een grafiek. Als eerste vond ik een beleidssamenvatting van een onderzoek uit België, met de titel “Zittenblijven in vraag gesteld“. Ook daar is het onderwijs “gewend” om kinderen te laten zitten. Vervolgens las ik een artikel van Ferry Haan in De Volkskrant van vorig jaar: “Blijven zitten is kennelijk heel heel erg“. Hoewel de titel anders doet vermoeden, is hij zelf als docent ook kritisch over nut en noodzaak. Hij geeft bovendien een mooi inkijkje in hoe beslissingen over zittenblijven binnen een school worden genomen; die zijn niet altijd even rationeel.
De Belgische onderzoekers noemden als bron PISA 2009, en toen was de publicatie snel gevonden. De OECD publiceerde in juli 2011 een “PISA in focus” themanummer over zittenblijven, met gegevens uit 2009. En de opmerkelijke conclusie is dat landen waarin kinderen vaak blijven zitten, ook slechter scoren op kwaliteit. Er staat letterlijk: “In landen waar meer kinderen blijven zitten, is de gemiddelde prestatie lager, en heeft sociaal-economische achtergrond een grotere invloed op prestaties dan in landen waar minder kinderen blijven zitten”.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.