Cultureel klimaat bepaalt steun voor PVV
Denken autochtonen positiever over migranten bij meer interetnische contacten, of juist negatiever? Dit blijkt afhankelijk te zijn van het culturele en economische stedelijke klimaat waarbinnen die contacten tot stand komen, schrijven Jeroen van der Waal, Willem de Koster en Peter Achterberg van de Erasmus Universiteit.
In de wetenschappelijke literatuur bestaan twee botsende ideeën over de vraag hoe interetnisch contact de houding van autochtonen ten opzichte van migranten beïnvloedt. De zogenaamde contacthypothese stelt dat interetnisch contact leidt tot meer wederzijds begrip tussen etnische groepen, terwijl de tegengestelde conflicthypothese juist inhoudt dat zulk contact minder wederzijds begrip, en meer steun voor anti-immigranten partijen tot gevolg heeft.
Hoewel sociale wetenschappers rond deze thematiek al veel onderzoek hebben verricht (zie bijvoorbeeld: de bijdrage van Michel Savelkoul et. al.), bleef het tot op heden onduidelijk of interetnisch contact nu tot meer of minder begrip leidt. Er is namelijk ongeveer evenveel bewijs voor de contact- als de conflicthypothese gevonden, en inventarisaties van grote hoeveelheden studies concluderen op basis daarvan dat de gevolgen van interetnisch contact gemiddeld genomen nihil zijn.
Deze conclusie is echter onbevredigend. Bij nadere beschouwing blijken er in de bestaande berg onderzoeksbevindingen twee patronen te bestaan, die aanleiding waren voor ons onderzoek naar de invloed van interetnisch contact op steun voor de PVV – sinds 2006 de grootste Nederlandse anti-immigratie partij – tijdens de verkiezingen in 2006 en 2010.