Morgen, 10 oktober, stemt het Europees Parlement over de vraag wie dit jaar de Sacharov-prijs krijgt. Op de shortlist staat een groep Wit-Russische politieke gevangenen, Malala en Edward Snowden. Binnen Brussel lijkt het al een uitgemaakte zaak dat Malala de prijs krijgt voor haar heldhaftige strijd voor onderwijs voor vrouwen. En eerlijk gezegd geldt voor alle drie de nominaties dat een Sacharov-prijs verdiend is. Malala is zelfs al genomineerd voor een Nobelprijs voor de vrede, waarvan te hopen valt dat ze die ook daadwerkelijk krijgt.
Toch zou ik wensen dat Edward Snowden de prijs krijgt, om redenen van praktische en politieke aard. Een keuze voor hem is namelijk een keuze die ook politieke consequenties heeft. En in zekere zin van het soort politieke moed getuigt waar Sacharov, de naamgever van deze prijs, zoveel van had. Want Sacharov was niet zomaar een politieke dissident ten tijde van de Sovjet-Unie. Hij was een hooggeplaatste kernfysicus, onderdeel van het nucleaire establishment. Met alle privileges van dien. Privileges die hij opgaf toen hij zich uitsprak tegen de wapenwedloop van de Koude Oorlog, de inval in Afghanistan en voor mensenrechten. Een Sacharov-prijs voor Snowden betekent namelijk de meest krachtige daad die het Europees Parlement op de korte termijn kan stellen om aan de meest boze Big Brother van het moment, de Verenigde Staten, duidelijk te maken dat de surveillancestaat fundamenteel onverenigbaar is met de democratische rechtstaat die dezelfde Verenigde Staten stelt voor te staan.