Democratie in tijden van Crisis
Deze post is vooral een kapstok voor een discussie. Gisteren presenteerde de Raad van State haar jaarverslag. En dan is het tegenwoordig traditie dat de baas van de Raad van State, in dit geval Tjeenk Willink, uithaalt naar de Staat, Overheid en Politiek. Het klopt niet en het is in gevaar en zo nog wat.
Ook dit jaar weer, nu met nog meer urgentie vanwege de crisis. Ook geeft hij aan dat de overheid door haar marktdenken de burger teveel als klant is gaan zien. En dat bleek dus niet te werken.
Leest u vooral zelf zijn stukje en de verslagen van de persconferentie.
Persoonlijk struikelde ik over deze zin van Tjeenk Willink:
“Een goed functionerende markt heeft, wil zij duurzaam zijn, het tegenwicht nodig van een krachtige staat. Een krachtige staat heeft, wil hij democratisch zijn, zelfbewuste burgers nodig en een krachtige burgersamenleving.”
Het eerste stuk ondersteun ik wel. Maar lees ik vervolgens, vrij vertaald, dat de burgers nodig zijn om een krachtige staat te maken. Daarbij is de Staat een gegeven en zijn de burgers instrumenten. En in mijn ogen is dat verkeerd om. De burgers zijn een gegeven en de Staat is een instrument. Doordat de Staat zichzelf als gegeven is gaan zien, verliest zij uit het oog dat zij er alleen maar is omdat de burgers vinden dat het een aardige manier is om de wereld om hun heen te ordenen. De Staat gaat daardoor steeds meer redeneren vanuit het zelfbehoud van de Staat i.p.v. de veranderende behoeften van burgers.