Heeft Nederland de ‘politieke immuniteit’ nodig?

Horen politici ook buiten het parlement immuniteit te hebben, zodat zij niet vervolgd kunnen worden om wat zij in het politieke debat zeggen? Na 6.400 aangiften, 15.000 discriminatieklachten en rond een half jaar zorgvuldig overwegen heeft het Openbaar Ministerie (OM) afgelopen week besloten om Tweede Kamerlid Geert Wilders officieel als verdachte aan te merken van strafbare uitlatingen: voor zijn 'minder Marokkanen'-opmerking tijdens een verkiezingstoespraak in maart 2014. Daags daarna, op vrijdag 10 oktober 2014, vroegen De Volkskrant en Trouw zich in hun redactionele commentaren af hoe zinvol vervolging was. Beide kranten erkenden dat het OM geen andere mogelijkheid had, maar zij stelden wel dat een politieke uitspraak geen juridisch – strafrechtelijk – antwoord hoort te krijgen. Betekent dit dat politici ook buiten het parlement immuniteit horen te hebben: dat wil zeggen dat zij niet vervolgd kunnen worden om wat zij in het politieke debat zeggen? Het strafrecht De kans op een daadwerkelijke veroordeling lijkt deze keer veel groter dan in de eerste ‘zaak Wilders’. Toen was de Rechtbank Amsterdam – evenals het OM dat destijds slechts onder dwang van het Hof überhaupt tot vervolging was overgegaan – uiteindelijk van oordeel dat er geen sprake was van groepsbelediging, noch van aanzetten tot haat en discriminatie. Volgens de Rechtbank waren de omstreden uitlatingen van Wilders voornamelijk tegen de islam als een ideologie gericht en niet tegen diens aanhangers als een voor belediging en discriminatie vatbare bevolkingsgroep. Dit ligt nu duidelijk anders: met zijn roep naar minder ‘Marokkanen’ richt Wilders zich eenduidig direct tegen een bepaalde bevolkingsgroep. Door de leden van deze groep op grond van hun afkomst te discrimineren laat hij ook het - toch al weinig overtuigende - onderscheid tussen de islam als ideologie en diens aanhangers als groep van mensen niet meer toe. Het is dus zeer waarschijnlijk dat Wilders niet alleen opnieuw voor de rechter moet verschijnen maar dat hij ook een (waarschijnlijk lichte) straf tegemoet moet zien.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.