COLUMN - Wat mij het meeste trof toen ik dertig jaar geleden in Amsterdam aankwam was het alom vertegenwoordigd pragmatisme.
Japan waar ik eerst had gewoond, kun je niet het meest onpraktische land ter aarde noemen, niet waar. De treinen rijden er op de seconde en hun deuren openen op de millimeter op het geschilderde teken. Verpakkingen maak je allemaal open zonder schaar, WC’s spoelen je vieze delen schoon. Op het materiële vlak laten ze de Hollanders ver achter zich. Op het bestuurlijke vlak echter… starre regels. Zo driftig buigen Japanners voor het minste geringste, zo onbuigzaam hun codes.
Frankrijk idem. Niet dat de Fransen buigen, dat doen ze, arrogant bastards die ze zijn, niet graag. Maar die onwil om no nonsense te dealen met de werkelijkheid, de drang om in het veilige van de aangegeven paden te blijven, dat zit er toch echt in.
Hoe verfrissend was het om in de jaren ’80 de Nederlandse aanpak te aanschouwen. Een jeugdwerkeloosheid van 25%? Je geeft ze allemaal, zonder blikken of blozen, gratis net genoeg geld om niet dood te gaan. Dat houdt ze koest. Jongeren kraken panden om in het centrum van grote steden te mogen wonen? Laat ze toch, die panden staan toch leeg. Daar leven de puppies zich uit met kunst en malligheid (een pleonasme) en zo voorkom je een revolutie.
En zou dat toch op een revolutie uitlopen, zoals bij de Provo’s, dan geen bloederige taferelen maar grappige voorstellingen om de regenten aan het denken te zetten. Uiteindelijk komen de protesterenden in de regering. Liever evolutie dan revolutie.