Dit is de zesde gastbijdrage van Hoite Vellema, oud-student Internationale Betrekkingen aan de UvA.
Op 16 januari 2009 is de eerste Nederlandse hoogleraar windenergie Gerard van Bussel aan de TU Delft benoemd. Het zal je niet verbazen, maar in zijn inaugurele rede pleitte hij voor een stevige uitbreiding van het Nederlandse windmolenpark.
Vorige week kwam de Stichting Natuur en Milieu met het nieuws naar buiten dat ons land voorlopig maar voor de helft op schema ligt wat betreft de klimaatdoelen van 2020. Het ministerie van VROM komt pas in april met een eigen voortgangsrapportage, maar het feit dat ze niet gelijk roepen dat er niets aan de hand is zegt mij genoeg.
Afgelopen herfst was door de hoge olieprijs het punt bereikt dat windstroom sec per opgewekte kilowattuur goedkoper was dan kolen- of gasstroom. De kredietcrisis heeft hier een einde aan gemaakt, maar draagt ook een onverwacht voordeel in zich mee. Windturbines vergen forse investeringen en iedere twee procent die de rente daalt, scheelt één eurocent per kilowattuur.
Op dit moment wekken we 2225 MW op door middel van windenergie. Dat is 4,5 procent van de totale stroombehoefte (2008). In Denemarken wordt maar liefst 23 procent van de totale stroombehoefte uit windenergie gehaald. Ik vraag me ook al jaren af waarom Nederland de kop in het zand steekt en veel te weinig in duurzame energie investeert. Deze crisis biedt volgens mij juist een uitgelezen kans. Zelfs de energiebedrijven zien windenergie tegenwoordig als een goede optie. Ze zijn alleen huiverig geworden om te investeren in windenergie door het wispelturige Nederlandse subsidiebeleid. En dus bouwen ze de komende jaren vier nieuwe ‘schone’ kolencentrales.