De ondraaglijke lichtheid van beleidstaal
Het Nederlands is weer een paar lelijke woorden rijker. Almere krijgt kansenpanden en talenthuizen. De taaldiarree van beleidsmakers kan echter niet verhullen dat deze optimistische newspeak vaak een gapende leegte maskeert. Sterker nog, hoe lelijker het woord, hoe leger en kanslozer het beleid (ook al zo’n vreselijk nietszeggend woord).
Kansenpanden en talenthuizen moeten sociale en economische initiatieven ontplooien. Maar wat klopt er niet in dit plaatje (ja ook lelijk woord): ,, Centraal in het plan staat het stimuleren van ideeën en gedachten van de mensen zélf. Almere wil ideeën over wonen en werken niet van bovenaf opleggen, maar initiatieven van onderop aanjagen en belonen. Dit bevordert volgens de stadsplanners de sociale samenhang en zorgt ervoor dat de wijk aantrekkelijk blijft.’’
We mogen niet meer van achterbuurten spreken, maar hebben het over kracht- en prachtwijken (sommige media doen daar daadwerkelijk aan mee). Amsterdam Oud-Zuid is volgens mij een prachtwijk, maar ja, daar wonen ook rijke mensen. Veel sterkte toegewenst aan degene die van Kanaleneiland Utrecht, Transvaal Den Haag, Spangen Rotterdam een krachtwijk wil maken. Was Vogelaarwijk overigens geen betere term? Leuk initiatief, maar net even te hoog gegrepen.
Professionals (volgens mij is het probleem juist dat professionals vaak helemaal niet zo professioneel zijn) in de zorg moeten steeds vaker niet-pluisgevoelens over kinderen melden. Niet-pluisgevoelens. Het is een officiële term. Je ziet de wijkverpleegster (oh nee, die is op de meeste plekken wegbezuinigd), sorry, de integrale handhaafster al met haar kladblok hoofdschuddend door je huis banjeren, mompelend: ,,Hier is iets niet pluis.’’ Maar wat zijn niet-pluisgevoelens? Rouvoet vond dat ook wat vaag dus heeft hij er een werkgroep op gezet om een concrete lijst samen te stellen. Het resultaat is dat over u en uw gezin waarschijnlijk een hoop niet-pluisgevoelens te melden zijn (ik heb ze even in een wordbestandje gegoten).