Concurrentie tussen scholen: zo werkt uitsluiting
COLUMN - In haar jongste rapport stelt de onderwijsinspectie de kansenongelijkheid van leerlingen aan de orde. Het is een probleem dat al lang bestaat, maar het is niet eenvoudig om er een verklaring voor te geven. Misschien ligt de oorzaak bij de prestatiedruk van de scholen zelf, suggereert Rineke van Daalen in haar column op Sociale Vraagstukken.
Nieuws over het onderwijs draagt vaak paniek en verontwaardiging in zich. We schieten tekort, onze kinderen doen het niet goed genoeg, onze scholen kunnen beter, onze leerkrachten moeten professioneler; als we niet opletten, gaan we achter lopen bij andere landen. ‘Dyslexie is het gevolg van slecht onderwijs’, zo krijgen we te horen en eventjes is dat het onderwerp van de dag. ‘Wat te doen als het schooladvies van kinderen lager is dan hun Cito-score?’ Steeds zijn het korte periodes van bezorgdheid die heel snel weer wegebben. Maar de angst achter te blijven in de ratrace blijft bestaan. Deze angst heeft zich diep genesteld in ons allen en het is nauwelijks mogelijk om je daaraan te onttrekken.
Het nieuwste zorgenkind is afkomstig uit De Staat van het Onderwijs 2015/2016, het verslag dat de onderwijsinspectie al twee eeuwen lang jaarlijks uitbrengt. Het is een rapport van 200 pagina’s, dat een breed beeld geeft van het onderwijs in Nederland. Wat daarvan in het nieuws komt is heel selectief. Dit jaar is het ‘Te veel talent blijft onbenut.’ Op 12 april besteedde NRC Handelsblad er de voorpagina aan: ‘Keuze van school kan bepalen of kind naar vmbo of vwo gaat’; en de voorpagina van De Volkskrant van 13 april had als kop: ‘Ouders onder zware druk bij schoolkeuze’. Op zich is dit geen nieuws.