Dit weekend mocht ik weer even padvindster zijn. Ik waagde mij aan een lange speurtocht door de Watergraafsmeer. Samen met drie andere ouders en een troep kinderen probeerden we de weg te vinden. Het viel niet mee, we bereikten elke controlepost vanaf de verkeerde kant. De opdrachten onderweg waren ook niet gemakkelijk. Het lezen van de scheepskaart was zelfs voor de meest geroutineerde scouts te moeilijk. Maar één opdracht viel ons niet zwaar: zoveel mogelijk kampvuurliedjes zingen binnen vijf minuten. Ja hoor, ik kende de ze nog: Hoor je ‘t zingen van het vuur, in ’t geheimzinnig avonduur en Pak al je zorgen in je plunjezak en fluit, fluit, fluit … Zodra iemand een liedje inzette begon het hele gezelschap mee te zingen.
De jonge leidsters die deze opdracht mochten beoordeelden waren zeer tevreden over onze inspanningen, maar één liedje kenden ze niet. Bobbejaan klim die berg, daar hadden ze nog nooit van gehoord. Aanvankelijk probeerden ze het nog even met ons mee te neuriën, maar toen ik het Zuid-Afrikaans refrein inzette, Je moe nie huil nie, je moe nie treur nie, schudden ze hun hoofden. Ze rekenden het liedje wel goed, ze geloofden best dat dit ooit een populair kampvuurliedjes was geweest.
Ik hield mijn kaken stijf op elkaar toen me nog een kampvuurliedje te binnen schoot. Was het wel gepast om op een zonnige zondagmorgen op een plein in Amsterdam-Oost te gaan zingen over drie rasechte Turken met hele lange jurken?