De toxische fusie van het marktfundamentalisme en etno-nationalisme

door Bram van Gendt Op dit moment vindt er een betreurenswaardig versmelting plaats van enerzijds het neoliberalisme en anderzijds populistisch etno-nationalisme. In dit stuk zal ik kort uitleggen wat beide politieke beleidsfilosofieën inhouden, inclusief hun historische achtergrond. Vervolgens zal ik expliciteren op welke manier deze fusie van beide ideologieën tot uitdrukking komt en hoe beide ideologieën elkaar complementeren. Tot slot zal ik, op basis van mijn persoonlijke opvattingen, laten zien hoe de samenleving wél ingericht moet worden en aantonen dat er ook gematigde versies van beide ideologieën bestaan die goed te combineren zijn met een pluriforme, multiculturele postmoderne samenleving. De Homo Economicus en de wonderen van de marktwerking Het neoliberalisme is een politieke beleidsfilosofie die sinds de jaren ’70 is opgekomen. De kern is dat de overheid kleiner en slagvaardiger diende te zijn. De kerntaken van de overheid zouden zich beperken tot het fungeren als markmeester en toezichthouder. Delen van de publieke sector moesten zodoende vermarkt worden. Daarnaast zouden delen van de sector op afstand moeten komen te staan, zodat ze niet meer onderdeel uitmaakten van het bureaucratische, centrale overheidsapparaat. De overheid zou daardoor eveneens dichter bij de burger komen te staan. Naast deregulering en decentralisatie van de overheid is er een evident mensbeeld te ontwaren dat is geworteld in macro-economische marktprincipes afkomstig uit de school van de achttiende-eeuwse econoom Adam Smith. Dit mensbeeld houdt in dat de mens een Homo Economicus is die volledig rationeel handelt om zijn eigen belangen en de bijbehorende (financiële) middelen te maximaliseren. De consequentie daarvan is dat de mens in een permanente concurrentiestrijd verkeert en dat de overheid deze strijd zoveel mogelijk moet faciliteren. Het mensbeeld is dus zeer individualistisch van aard; deze trend van individualisering is de afgelopen decennia verder tot wasdom gekomen door technologische en sociaal-economische ontwikkelingen, zoals digitalisering en een relatief hoge bestaanszekerheid, waardoor het idee is ontstaan dat de mens meer op eigen benen kan staan: zelfredzaamheid. De overheid heeft dus vooral een toezichthoudende en beheersende rol om de concurrentie tussen individuen te bespoedigen en om de economie flink te kunnen prikkelen. Daarnaast moeten de belastingen fiks verlaagd worden, vooral voor de hogere inkomens, om het zogenaamde trickle down-effect te krijgen: het idee dat belastingverlagingen voor hogere inkomens leiden tot additionele bestedingen en investeringen, wat een positief effect heeft op de economie, waardoor de samenleving als geheel erop vooruitgaat. Het komt erop neer dat neoliberalen een heilig vertrouwen hebben in de werking van de markt, en als je marktprincipes toepast op andere aspecten van de samenleving, dan zullen er vanzelf wonderen geschieden (de “invisible hand”). Het populistisch etno-nationalisme: anti-elitairisme en scherpe grenzen van de nationale gemeenschap Het etno-nationalistische populisme heeft zijn definitieve doorbraak gehad sinds de opkomst van Fortuyn. Na de moord op Fortuyn zijn er allerlei figuren op het politieke toneel verschenen die het kunstje van Fortuyn wilden overdoen: Verdonk, Wilders, Baudet, Eerdmans, Van Haga, en in mindere mate ook Van der Plas. Vanzelfsprekend is Wilders de meest succesvolle etno-nationalistische populist. Hoewel ik van mening ben dat we Baudet niet moeten onderschatten, omdat hij een succesvolle TikTok-campagne uitrolt die aanslaat bij de jongere generatie en bovendien een aanzienlijk aantal zetels kan heroveren van de strategische radicaal-rechtse stemmer die nu uitermate ontevreden is over het onderhandelingsresultaat (pro-Oekraïne, voortzetting energietransitie, enzovoorts), zal ik me desondanks beperken tot het etno-nationalistische populisme van de PVV. Dit populisme kenmerkt zich door een mythische, monolithische zienswijze op de Nederlandse bevolking. De PVV komt op voor dé Nederlander, maar wat dat Nederlanderschap exact behelst, wordt slechts op impliciete wijze duidelijk. De Nederlandse nationale gemeenschap heeft sterk gedefinieerde grenzen. In feite staat Wilders voor een nationale gemeenschap van vóór de komst van islamitische gastarbeiders. Deze mensen maken ‘pas’ een halve eeuw deel uit van de Nederlandse bevolking en worden beschouwd als een wezensvreemd element. Deze on-Nederlandse bevolkingsgroep wordt zoveel mogelijk geproblematiseerd, en er wordt een evident vijandbeeld geschetst. De religie van deze nieuwkomers wordt gebrandmerkt als een totalitaire ideologie die haaks staat op alle historisch gegroeide waarden die ons land Nederlands maken: de zogenoemde joods-christelijk-humanistische waarden. Om het nationale cultuureigen te beschermen tegen deze vijfde colonne, moet de islamitische religie en haar instituten onwettig verklaard worden. Daarnaast moet de overheid deze wezensvreemde ingezetenen zoveel mogelijk monitoren, en als leden van de Mohammedaanse gemeenschap criminele feiten begaan, dan moeten deze handelingen geprojecteerd worden op de gehele gemeenschap: het criminaliseren van de moslimgemeenschap. De veiligheidsdiensten moeten er alles aan doen om deze (gecriminaliseerde) gemeenschap onder de duim te houden; discriminatie van overheidswege is daarbij gelegitimeerd. Naast het criminaliseren van recentelijk toegetreden ‘leden’ van onze nationale gemeenschap wordt er ook een allesomvattende zondeboktheorie vervaardigd over deze bevolkingsgroep: zij zijn de schuldigen voor alle beleidsmatige fouten uit het verleden en/of huidige maatschappelijke uitdagingen (woningnood, tekorten in de zorg, etc.). Hierdoor heeft de etno-populist nimmer diepgaande oplossingen geponeerd voor complexe maatschappelijke problematiek. Dit raakt aan een volgend aspect van het etno-nationalistische populisme: de grootspraak en het idee dat deze magistrale politici met simplistische oneliners het land zullen redden van de ondergang. Deze ondergang zou door de huidige en voorgaande politieke elite zijn veroorzaakt, die gelooft in links-liberale onzin zoals klimaatverandering. Terwijl Wilders fel gekant is tegen de politieke elite, zegt hij te staan voor dat mythische Nederlandse volk. Hij vertolkt vanaf het spreekgestoelte de wil van het volk en hij weet feilloos wat de gevoelens zijn van het volk. Terwijl hij exact weet wat de stemming in het land is, is die verfoeide elite totaal vervreemd geraakt van het volk. Uitwerking van het neoliberalisme en populistisch etno-nationalisme in de 21e eeuw Het neoliberalisme is niet per definitie afkeurenswaardig. Het principe dat de overheid efficiënt en niet al te spilzuchtig te werk moet gaan, valt niets op aan te merken. Het is echter te ver doorgeschoten. De woningnood in Nederland is grotendeels te wijten aan deze doorgeschoten implementatie van het neoliberalisme: de overheid heeft simpelweg verzuimd om voldoende woningen te bouwen. Minister Blok beschouwde de woningmarkt als voltooid, waarbij (buitenlandse) beleggers vooral een gewichtige rol moesten gaan spelen. Woningcorporaties werden sinds de jaren ’90 verder op afstand gezet; ze moesten meer conform de wetmatigheden van de markt acteren en hun takenpakket werd ingeperkt. Als het gaat om andere onderdelen van de publieke sector, blijkt de privatisering van nutsvoorzieningen of staatsbedrijven niet per definitie (in sommige gevallen overigens wel) tot meer concurrentie of betere diensten en producten te leiden. Het leidt wel tot een beperkte toegankelijkheid van bepaalde voorzieningen. In dunbevolkte gebieden van Nederland is het openbaar vervoer bijvoorbeeld verschraald, omdat de buslijnen daar gewoonweg niet rendabel genoeg bleken te zijn. Daarnaast zorgt het ook voor hevige frustratie onder de bevolking en politici, omdat de politiek zeer weinig regie kan nemen. Ministers zijn daardoor meer systeembeheerders geworden; ze zijn slechts verantwoordelijk voor het feit dat het gedecentraliseerde, gedereguleerde systeem naar behoren functioneert. Zoals ik in de bovenstaande alinea heb duidelijk gemaakt, vind ik het basisbeginsel dat de overheid efficiënter moet werken niet noodzakelijkerwijs een slecht idee. Dat bestuurders en hoge ambtenaren daarvoor hun blik hebben geworpen op de private sector, is ook niet direct vreemd. Om inspiratie op te doen en verbeteringen aan te brengen, kan een kijkje in de andere keuken tot verfrissende, nieuwe inzichten leiden. Echter, de afgelopen bestuurlijke generaties hadden het mensbeeld — voortkomend uit het fundamentalistische marktdenken — nooit moeten overnemen: de notie dat mensen rationeel handelende wezens zijn die concurrenten van elkaar zijn en door de overheid beschouwd moeten worden als consumenten. Dit mensbeeld leidt ertoe dat de overheid de burger is gaan wantrouwen. Denk bijvoorbeeld aan het idee dat mensen maximaal zullen profiteren en misbruik zullen maken van het sociale stelsel. Deze kerngedachte heeft geleid tot het racistische toeslagenschandaal. Bovendien heeft het geleid tot meer concurrentie tussen burgers onderling. De flexibilisering van de arbeidsmarkt en de bijbehorende opkomst van de zzp’er heeft ertoe geleid dat mensen elkaar zijn gaan zien als rivalen, in plaats van dat de medemens iets gegund wordt en dat mensen onderling elkaar tot nieuwe hoogtes voorstuwen. Dit competitieve individualisme leidt tot veel stress en andere gezondheidsrisico’s. Die zero-sum mentaliteit moeten we dus weer helemaal achter ons laten, want het leidt, zoals ik heb getracht te schetsen, tot een negatief mensbeeld waarin weinig plaats is voor het collectieve belang. Het populistische etno-nationalisme heeft tot op de dag van vandaag (nog) geen wezenlijke beleidsmatige veranderingen teweeggebracht. Daarvoor is het simpelweg niet vaak genoeg aan de macht geweest. Wel heeft het geleid tot het verval van fatsoensnormen in de Kamer én in de samenleving. In de Kamer worden de meest vulgaire teksten uitgebraakt over ‘de ander’. Omdat politici fungeren als maatschappelijke rolmodellen, worden zulke gedragingen ook meer en meer de norm in de samenleving. Burgers vinden in groten getale dat de asielmigratie geremd moet worden, en negatieve vooroordelen over moslims en vluchtelingen zijn aan de orde van de dag. In 2018 (ruimschoots voor Wilders’ verkiezingsoverwinning) vond al ruim een kwart van Nederland dat vluchtelingen een directe bedreiging vormen voor de binnenlandse veiligheid. Sterker nog: als de NOS of een andere nieuwsomroep iets publiceert over een dodelijk incident waarbij vluchtelingen en/of statushouders betrokken zijn, wordt dit tegenwoordig door hele volksstammen gevierd als een overwinning: ‘Eindelijk zijn we van die uitvreters af.’ Mensen die van mening zijn dat er tegengeluid geboden moet worden tegen de xenofobe uitlatingen van radicaalrechts, worden geframed als ‘deugers’ of ‘vervelende moraliserende types’. Het etno-nationalistische populisme heeft dus met name het discours weten te beïnvloeden, en dat leidt ertoe dat de gedragingen ten aanzien van kwetsbare groepen (LHBTI-gemeenschap en niet-westerse mensen) wreder en onfatsoenlijker worden. Versmelting etnonationalisme en neoliberalisme De afgelopen tijd versterken het populistische etnonationalisme en neoliberalisme elkaar. Het neoliberalisme heeft bijvoorbeeld de woningnood veroorzaakt doordat de overheid verzuimd heeft om afdoende (sociale) woningbouw op te leveren. Vervolgens heeft het populisme deze weeffouten van het neoliberalisme misbruikt om hun welbekende zondeboktheorie af te stoffen: de vluchteling heeft de woningnood veroorzaakt. De PVV heeft er dus op een kwalijke manier voor gezorgd dat er na decennia van gevoerd neoliberalisme niet de juiste probleemanalyse wordt gemaakt: de marktprincipes zijn te veel toegepast op onze publieke sector. Na de totstandkoming van kabinet Schoof is er zowaar een fusie te constateren tussen het neoliberalisme en het populisme. Daar is het Regeerprogramma het product van. Dit kabinet heeft tot doel zoveel mogelijk levensbedreigende asielzoekers buiten te deur te houden, en voor de PVV is het dan met name belangrijk dat onze nationale gemeenschap niet al te veel islamiseert. Daarnaast moeten deze asielzoekers en Nederlandse moslims zoveel mogelijk in de gaten worden gehouden. De telefoons van asielzoekers dienen preventief uitgelezen te worden met behulp van kunstmatige intelligentie. Er moet strenger toezicht gehouden worden op ‘informeel onderwijs’; oftewel islamitische informele onderwijsinstellingen zullen strikt in de gaten worden gehouden. Door dit kabinet is er dus een discutabel beeld gecreëerd van de ander, namelijk dat de ander niet te vertrouwen is en een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid. De minister van Financiën, Eelco Heinen (VVD), zorgt er vervolgens voor dat het neoliberale beleid niet drastisch herzien wordt, maar dat dit zoveel mogelijk in stand wordt gehouden. Ik moet er namelijk bij opmerken dat de neoliberalisering van de Rijksoverheid gedeeltelijk wordt teruggedraaid, maar dat is sinds Rutte IV ingezet. Tijdens Rutte IV werd het ministerie voor Volkshuisvesting namelijk opnieuw opgericht om vanuit de overheid meer regie te nemen. Mona Keijzer zal dit tijdens het huidige kabinet min of meer voortzetten. Daar staat tegenover dat ‘begrotingshavik’ Eelco Heinen er alles aan zal doen om de overheid zoveel mogelijk conform marktprincipes in te richten. In De Volkskrant was ook de volgende quote te lezen: ‘Wij lijken het geloof in de markteconomie te verliezen. Ik geloof er heilig in dat als we loslaten, er hele mooie dingen kunnen ontstaan.’ Daarom besluit hij ook om de overheid aanzienlijk te laten slinken: het aantal ambtelijk personeelsleden moet krimpen, subsidies moeten verkleind of verminderd worden, en Heinen kiest voor bezuinigingen in plaats van dat de hogere inkomens kunnen rekenen op lastenverzwaringen. Heinen kiest er dus voor om publieke voorzieningen zoals het onderwijs te versoberen en de overheid kleiner te maken, zodat de economie niet afgeremd wordt door lastenverzwaringen, vanuit het principe dat dit de samenleving ten goede zal komen. Onnodige overheidsinterventies in de samenleving zullen uiteindelijk dat competitieve individualisme schaden. Daarnaast worden de hogere inkomens hoofdzakelijk bevoordeeld door het nieuwe koopkrachtbeleid, terwijl de minima en uitkeringsgerechtigden er door toedoen van het nieuwe Schoof-beleid in relatieve zin minder op vooruit gaan. Initieel zouden de lagere inkomens 4% erop vooruitgaan, en dat is deze zomer geschrapt door het kabinet Schoof. Het idee is namelijk dat ‘hard werken moet lonen’, wat impliceert dat minima en lagere inkomens niet hard zouden werken en dat uitkeringsgerechtigden sowieso door ongekende luiheid maar thuis op de bank zitten te hangen. Ook dit principe hoort naadloos bij het neoliberale beleid: het idee dat succesvolle mensen financieel geprikkeld moeten worden en dat minder succesvolle of weinig productieve mensen in negatieve zin geprikkeld moeten worden om tot lucratief ondernemerschap te komen (of gewoon zelfontplooiing) of om überhaupt productief te worden. De begrotingshavik is dus gefixeerd op de ‘markt’; hierdoor zijn de functionerende overheid en de samenhangende (semi-)publieke sectoren van ondergeschikt belang. Bedrijven en welvarende burgers worden daarom zoveel mogelijk ontzien, en minima en lagere inkomens moeten geprikkeld worden om ‘succesvoller’ te worden, want ‘hard werken moet lonen’. Dit is verhullende retoriek om te zeggen dat werkende mensen met een hoog inkomen en vermogenden bevoordeeld worden, wat onder andere raakt aan het idee van een trickle down-effect. Of Eelco Heinen zijn financiële beleid ook heeft geconformeerd aan de trickle down-theorie is niet duidelijk, maar het strookt in ieder geval wel met deze neoliberale beleidsopvatting, omdat er vooral beleid wordt geformuleerd ten behoeve van de hogere middeninkomens en de hogere inkomens. Maar ook de ‘samenleving’ moet ontgelden; hoewel burgers en (grote) bedrijven dus profiteren van dit neoliberaal-populistische kabinet, kan het verenigingsleven rekenen op een fikse btw-verhoging, evenals culturele instellingen. Het is tijd voor een ander mens- en wereldbeeld Deze combinatie van neoliberalisme en etnonationalisme is een gevaarlijke cocktail die onze samenleving uiteindelijk zal doen verkruimelen. Dit mensbeeld mag dan ook niet door de politiek gepromoot of genormeerd worden. Als deze denkbeelden worden gecombineerd, ontstaat een samenleving waarin individuen elkaar beconcurreren om ‘succesvol’ te zijn. De medemens wordt gezien als een rivaal die met hard werken weggeconcurreerd moet worden. Naast de angst voor de medemens als economische concurrent, wordt de angst voor de ander via het PVV-gedachtegoed op een andere manier versterkt. Dit gebeurt namelijk via de etnische dimensie: de angst dat de ‘ander’ de nationale cultuur vernietigt. Beide denkbeelden delen hetzelfde fundament: de medemens wordt negatief geportretteerd, ofwel vanuit een etnische of vanuit een financieel-economische invalshoek. Binnen de nationale gemeenschap zijn we hevig aan het concurreren met elkaar. Aan de randen van die gemeenschap proberen we de vreemdeling zoveel mogelijk te wantrouwen en een vijandsbeeld te scheppen. De politiek zou juist wederzijds vertrouwen moeten bevorderen. We moeten werken aan een samenleving waarin mensen omzien naar elkaar en beseffen dat we elkaar nodig hebben om vooruit te komen. De grenzen van de nationale gemeenschap hoeven niet strikt afgebakend te zijn. Ze moeten flexibel genoeg zijn om mensen kansen te geven om volwaardig lid te worden van de Nederlandse samenleving. Wanneer dit wederzijdse vertrouwen wordt gestimuleerd, durven mensen ook vaker risico’s te nemen en verantwoordelijkheid te dragen. Ze weten dan dat falen niet keihard zal worden afgestraft. Dit zal de samenleving optimistischer maken en minder kwetsbaar voor angstprojecties over vluchtelingen. Er ontstaat een echte “we-can-do-it”-mentaliteit. Nationalisme en liberalisme zijn niet per definitie slechte stromingen. Nationalisme creëert een bepaalde solidariteit, die we hebben ingezet om de verzorgingsstaat op te bouwen. Dit gevoel van samenzijn motiveert mensen elke dag om bijvoorbeeld te waken over onze veiligheid, zoals onze mannen en vrouwen bij Defensie. Maar dit nationalisme moet gepaard gaan met een hoge mate van inclusiviteit. Nieuwkomers en minderheden moeten erop kunnen vertrouwen dat ze volwaardige Nederlandse burgers kunnen worden, mits ze van goede wil zijn. Ze moeten hun democratische waarden weten te verenigen met hun migratieachtergrond of religieuze overtuigingen. Liberalisme is ook een waardevolle politieke stroming. Ondernemerschap en het beste uit jezelf halen moeten we aanmoedigen. Maar dit moet gebeuren zonder het toxische idee van competitief individualisme, en meer vanuit het besef dat we elkaar nodig hebben om tot creatieve en baanbrekende oplossingen te komen. De overheid heeft de taak om solidariteit en gemeenschapszin te ondersteunen, zowel financieel als op andere manieren. Zo creëer je een voedingsbodem van vertrouwen en saamhorigheid. Dit wij-gevoel moet ook doorwerken in andere delen van de samenleving, zoals het bedrijfsleven. Daarnaast moet de politiek de regie weer terugnemen op beleidsterreinen waar ministers nu weinig invloed op hebben, zoals energie-infrastructuur en openbaar vervoer. Gelukkig zien we dat de overheid op het gebied van woningbouw weer haar rol oppakt. Samen met het bedrijfsleven wordt gewerkt aan een evenwichtige woningmarkt en het opleveren van voldoende woningen. Dit artikel is overgenomen van anti-populista. Stukken op dat blog worden geschreven als bijbaan, dus mocht je het stuk waarderen kun je dat ook financieel laten blijken via deze link.

Door: Foto: Rijksoverheid, Ministerie van financiën, minister Eelco Heinen, foto Martijn Beekman
Foto: ludmila drago (cc)

Echte feiten over de mens

Bij Jalta hebben ze ook interesse in wat de politiek partijen beloven te doen voor meer gelijkheid. Maar dan net even vanuit een wat andere invalshoek.

Wouter Roorda bekritiseert de verschillende voorstellen van partijen om de ongelijkheid te verminderen. De effecten daarvan zullen volgens hem zijn dat mensen gaan ‘delen in armoede’ en dat kwartjes weer dubbeltjes worden. Verwijzend naar Marx signaleert Roorda dat de wens om in economische zin iedereen gelijk te maken ‘onuitroeibaar’ is. Telkens weer wordt de aloude vraag gesteld: waarom zou iemand die 40 uur per week fysieke arbeid doet niet evenveel verdienen als een beleidsmaker die evenveel uur op een ministerie achter zijn bureau zit?

Winstdeling

Wat Marx echter niet zou hebben meegekregen, aldus Roorda, is dat de waarde van een goed of dienst niet enkel wordt bepaald door de hoeveelheid arbeid die erin wordt gestopt maar, maar ‘door het punt waar marginale kosten en marginale opbrengsten aan elkaar gelijk zijn’. Nog even los van het feit dat ook Marx begreep dat een goed meer waard kon zijn dan de arbeid die erin gaat, lijkt dit vraagstuk me nou niet de meest relevante in deze context. Relevanter is dat Marx vaststelde dat de arbeider ten onrechte niet meedeelt in de winst die wordt gemaakt. Als zowel de kapitaalhouder als de arbeider bijdragen aan de meerwaarde van een product en in die ‘samenwerking’ winst genereren, waarom gaat dan alle winst naar de kapitaalhouder?

Quote du jour | Achterhaalde theorie

Uit zijn antwoorden [over de Wet werk en zekerheid] valt af te leiden dat minister Asscher de werkgever ziet als een rationele homo economicus, want hij zegt: ‘Als de verschillen tussen flex en vast kleiner worden, zullen rationele werkgevers een goede werknemer aannemen.’ Precies hier zit hem het probleem. Gedragswetenschappers voerden het model van de mens als rationeel handelende homo economicus decennia geleden al af. Het is een achterhaalde theorie over menselijk handelen, en beleidsinterventies die op dit model gebaseerd zijn pakken vaak averechts uit. […]

Onze regering start dus vanaf 1 januari één groot experiment met werkgevers en werknemers, waarvan de effecten niet vooraf zijn onderzocht.

Foto: copyright ok. Gecheckt 09-02-2022

Politiek Kwartier | Geloof in straf

COLUMN - Het blinde geloof in strenger straffen helpt ons steeds verder van de regen in de drup.

Wie z’n ziektekostenverzekering niet betaalt, krijgt een boete. Veel mensen die dat treft kunnen die boete helemaal niet betalen. Daardoor komen ze in een wanbetalersregeling terecht. Ondertussen zit inmiddels twee procent van de hele bevolking in zo een regeling.

Ook in de sociale zekerheid werkt men sinds kort met hoge boetes om fraude tegen te gaan. Het blijkt echter dat mensen hierdoor langer in een uitkering blijven hangen.

En erger: omdat ze in de financiële problemen komen, blijken ze nota bene juist sneller geneigd tot fraude.

Ondertussen verhoogt Teeven de straffen van het jeugdstrafrecht. Maar los van dat mensen opsluiten bepaald niet goedkoop is, is al lang aangetoond dat crimineel gedrag hierdoor eerder wordt bevorderd dan tegengegaan.

Het is zo verleidelijk om te geloven in het effect van strenger straffen. Als er een hoge straf voor staat, bedenken mensen zich wel tweemaal voordat ze de fout ingaan, toch?

Dat klinkt ook zo logisch. Waarom werkt het dan niet?

Om te beginnen gaat het fout bij het idee dat mensen ongewenst gedrag zouden vertonen omdat ze de straf die erbij staat zo lekker laag vinden.

Foto: kevin (cc)

Neoliberalisme – vrije markt of bestraffende staat?

ANALYSE - Het neoliberalisme is diep in alle poriën van het maatschappelijk leven doorgedrongen, schrijft Willem Visser. Is het ons overkomen of ons opgedrongen door een onzichtbare hand?

Tik ‘neoliberalisme’ in en Google hoest 5.790.000 resultaten op. Het maakt de tongen los, maar leidt tot een Babylonische spraakverwarring. Beschrijvingen staan haaks op elkaar en over de oorsprong is niemand het eens.

Neoliberalisme is een kameleontisch begrip.

Kenmerkend voor het neoliberalisme is de grote (lees: allesbepalende) rol van de economie. De mens is een homo economicus, een rationele speler op een volledig vrije markt. Deze markt vrijwaart ons van bureaucratie. Het brengt een goedkopere staatshuishouding met zich mee en draagt bij aan de maximalisatie van individuele ontplooiingskansen. In kleine lettertjes lezen we nog iets over de flexibilisering van de arbeidsmarkt en de nadruk op korte termijnrendement.

Vrije markt

Het economisch denken en handelen maakt alles ondergeschikt. Nergens vinden we een duidelijk ondersteunend maatschappelijk of politiek systeem. Die vrije markt is niet noodzakelijk verbonden met liberale democratie. Neoliberale experimenten in Chili na de val van Allende gingen samen met een onderdrukkende dictatuur. Bovendien is er nauwelijks sprake van een uitgewerkt mensbeeld: de mens is een economisch handelend wezen die uitsluitend uit is op eigen voordeel.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Doneer!

Sargasso is een laagdrempelig platform waarop mensen kunnen publiceren, reageren en discussiëren, vanuit de overtuiging dat bloggers en lezers elkaar aanvullen en versterken. Sargasso heeft een progressieve signatuur, maar is niet dogmatisch. We zijn onbeschaamd intellectueel en kosmopolitisch, maar tegelijkertijd hopeloos genuanceerd. Dat betekent dat we de wereld vanuit een bepaald perspectief bezien, maar openstaan voor andere zienswijzen.

In de rijke historie van Sargasso – een van de oudste blogs van Nederland – vind je onder meer de introductie van het liveblog in Nederland, het munten van de term reaguurder, het op de kaart zetten van datajournalistiek, de strijd voor meer transparantie in het openbaar bestuur (getuige de vele Wob-procedures die Sargasso gevoerd heeft) en de jaarlijkse uitreiking van de Gouden Hockeystick voor de klimaatontkenner van het jaar.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Keuzevrijheid en neurowetenschap

Een gastbijdrage van Bart Nooteboom van CentER Innovation Research van de Universiteit van Tilburg. Het artikel is overgenomen van Me Judice.

Economie gaat over het maken van keuzes. Maar valt er nog wel wat te kiezen? Er is geen vrije wil, is vaak te horen van hersenwetenschappers. We mogen op enig moment nauwelijks verantwoordelijk zijn voor wat onze wil ons oplegt, maar het onderzoek laat ook zien dat we de ontwikkeling van onze wil kunnen beïnvloeden.

We horen de laatste tijd veel over het al of niet bestaan van vrije wil. Er is geen vrije wil, zegt de hersenwetenschap. Keuzen worden buiten ons om door het brein bedisseld. Achteraf verzinnen we redenen om ons gedrag te rationaliseren en we geloven daarin omdat we ons niet bewust zijn van de processen die in feite onze keuzen bepalen. De filosoof Nietzsche, en voor hem Schopenhauer, en voor hem Spinoza, zeiden al dat de vrije wil een illusie is. Schopenhauer zei het mooi exact: de wil gaat zijn eigen gang, en is dus op zichzelf vrij, autonoom, maar we hebben er geen bewuste controle over. De wil zit in ons karakter en daarop hebben we geen invloed. Nietzsche zei: het schip volgt de stroom, niet de sturing van de schipper.