Doe mij Obama maar!
Dit is een gastbijdrage van Ingo Piepers. Hij is militair deskundige en heeft de wetmatige onvermijdelijkheid van het ontstaan van (grote) oorlogen bestudeerd. Met enige regelmaat laat hij op Sargasso zijn licht schijnen op internationale militaire conflicten en/of ontwikkelingen.
— Update: Ingo is inmiddels associated blogger. Daarom staat dit stuk nu onder zijn eigen naam —
Robert Gilpin beschrijft in zijn boek War & Change in World Politics, aan de hand van uitvoerig historisch onderzoek, dat grootmachten een typische levenscyclus bezitten, en dat mede daardoor de (relatieve) machtsposities van Grootmachten niet statisch zijn. In het Internationale Systeem is hierdoor hooguit sprake van een tijdelijk machtsevenwicht. Aan de machtsontwikkeling van staten liggen volgens Gilpin een reeks interne en externe factoren ten grondslag.
Door deze machtsdynamiek van grootmachten wordt een systeemoorlog vroeg of laat onvermijdelijk, dat was in ieder geval sinds 1500 het geval, het ‘moment’ waarop een Europees statensysteem tot stand was gekomen. Tijdens een dergelijke systeemoorlog worden de ‘kaarten’ opnieuw geschud, in overeenstemming met de ‘nieuwe’ machtsverhoudingen in het Internationale Systeem. Inzet van een systeemoorlog is de ‘besturing’ – volgens welke regels en met welke instituties – van het Internationale Systeem.
Volgens Gilpin is voorafgaande aan een systeemoorlog, veelal sprake van drie precondities. Ten eerste is er sprake van een intensivering van conflicten tussen staten als gevolg van wat hij noemt de “beperking van ruimte en mogelijkheden”; de relaties tussen staten worden steeds meer een ‘zero-sum game’, waarbij winst voor de een verlies voor de ander betekent. De tweede preconditie betreft een verandering van perceptie en is in hoge mate psychologisch. Het is de perceptie dat een fundamentele historische verandering op komst is, en het gevoel bij een of meer grootmachten dat tijd tegen hen werkt, en dat problemen door middel van de aanwending van geweld – bijvoorbeeld door preventieve oorlog – moeten worden opgelost, zolang het voordeel nog aan eigen zijde is. Tenslotte, de derde preconditie voor een systeemoorlog is volgens Gilpin, dat gebeurtenissen aan menselijke controle ontsnappen, bijvoorbeeld door de emoties van besluitvormers, en het menselijke onvermogen om de effecten van (re)acties goed in te schatten. In het beleid – vooropgesteld dat hier überhaupt sprake van is – en het gedrag van de VS en van Rusland kunnen deze precondities worden herkend. Acties krijgen in toenemende mate een ‘ieder voor zich’ gehalte. Overigens het ‘loslaten’ van vertrouwde structuren – zoals de EU en de NAVO – zoals recentelijk aangekondigd door onze minister van Buitenlandse Zaken Verhagen, past ook bij deze preconditie. De neoconservatieve agenda van een aantal prominente Amerikaanse denkers (en helaas ook doeners) past bij de preventieve *mindset* behorende bij de tweede preconditie. Het is duidelijk dat McCain hier ook aanzienlijk meer last van heeft dan Obama. Dat gebeurtenissen momenteel de menselijke controle ontglippen blijkt niet alleen in Irak – een oorlog o.a. bedoeld om het terrorisme aan te pakken, maar met een reeks evidente averechtse effecten -, maar bijvoorbeeld ook in Georgië, waar een ‘doordachte’ actie van Georgië resulteerde in een disproportionele reactie van Rusland en een verdere verdeeldheid tussen Westerse staten.