Wanneer is een grap grappig, en wanneer is-ie kwetsend? Voor de zekerheid kun je het maar beter bij poepgrappen houden.
Gisteren was het een magische datum, als we de cijferfetisjisten mogen geloven. Sommigen dachten dat de maya-kalender afliep, maar dat is pas de 21e. Anderen hielden van repeterende cijfers en gaven elkaar het ja-woord op deze dag. Normaal gesproken doen dit soort data mij niet zoveel, maar gisteren wel, want het was mijn twintigste verjaardag.
Twintig. Ik verkondig vaak dat leeftijd maar een getal is, maar nu is het anders. Als iemand mij vraagt: 'Hoe oud ben je nu eigenlijk?' en ik zeg 'twintig jaar,' dan voel ik wel iets. Ik voel dat mijn onbezonnen tienerjaren nu echt achter me liggen. Ik voel het volwassen verantwoordelijkheidsjuk op mijn schouders drukken. Ik voel me daadwerkelijk ouder.
Onzin natuurlijk. Ik maak nog dagelijks poepgrappen, maak lange ochtenden in bed en lange nachten in de kroeg. Ik mag dan wel twintig geworden zijn, volwassen ben ik waarschijnlijk nog lang niet. Kinderachtigheid moet je koesteren, maar zo gauw het buiten de perken van de poepgrappen gaat treden, kan het uit de hand lopen.