Oerbossen waren wel dicht en donker
Een tijd lang bestond er onder ecologen het idee dat de europese oerbossen open werden gehouden door grote grazers. Wisenten, herten en wilde paarden zorgden ervoor dat zaailingen steeds werden weggegeten zodat er een soort parklandschap ontstond. Dit in tegenspraak met oude verhalen dat de europese oerbossen ondoordringbaar en donker waren.
Stuifmeelonderzoek gaf voor de parklandschap-theorie geen sluitend bewijs omdat stuifmeel van grassen immers ook van ver het bos kan inwaaien. Totdat een botanist in Ierland de oude stuifmeelsamenstelling vergeleek met gebieden in Europa. In Ierland liepen na de laatste IJstijd geen grote grazers rond, dus het bos moet daar ongestoord hebben kunnen groeien. Er bleek geen verschil te zijn in de stuifmeelsamenstelling. Grote grazers hadden geen invloed op de dichtheid van het bos. De europese oerbossen waren dus toch dicht en donker.
Uit de grote gelijkenis moet worden geconcludeerd dat de aanwezigheid dan wel afwezigheid van grote grazers geen verschil heeft uitmaakt voor de oerbossen. Daarmee kan het idee van parkachtige bossen naar het land der fabelen worden verwezen. (NGV-Geonieuws)
Bonuskaart: Global Distribution of Original and Remaining Forests (UNEP)