Rutte IV graait in gemeentekas

Een gastbijdrage van David Rietveld. Het gemeentefonds is voor gemeenten de belangrijkste bron van inkomsten, onder andere omdat gemeenten zelf nauwelijks belasting mogen heffen. En de startnota is de financiële vertaling van het regeerakkoord. Daar zitten namelijk toch wel wat opvallende dingen in, zeker als het over het gemeentefonds gaat. Allereerst valt de reeks voor het gemeentefonds zelf op. Die loopt niet op, maar af. In 2026 krijgen de gemeenten veel minder dan nu. Dat is gek, want de afgelopen jaren hebben we vooral gehoord over financiële problemen bij gemeenten. Medio vorig jaar stuurde Minister Ollongren nog het rapport ‘Gemeenten in de knel’ naar de Kamer. Conclusie uit dat rapport was dat gemeenten investeringen uitstellen en voorzieningen sluiten door tekorten. Dit leidt volgens het rapport 'tot een sluipende uitholling van het gemeentelijke voorzieningenniveau'. Belangrijke boosdoeners voor het feit dat gemeenten in de knel zitten zijn de opschalingskorting en de tekorten jeugdzorg, maar eerst iets over het ‘accres’. Dit zegt de startnota erover: De jaarlijkse indexatie van het Gemeentefonds, Provinciefonds en Btw-compensatiefonds heet het accres. Dit accres is bij het coalitieakkoord tot en met 2025 grotendeels berekend op basis van de bestaande afspraken. Dit wil zeggen dat de stijging van de rijksuitgaven ook leidt tot een hogere algemene uitkering aan gemeenten en provincies. Voor 2026 en verder is het accres niet berekend, maar vastgezet op een plus van 1 miljard euro ten opzichte van de stand bij miljoenennota 2022. Meer precies: met het accres moeten gemeenten gestegen prijzen, lonen én aantal inwoners betalen. Afspraak is dat als het Rijk meer gaat uitgeven, gemeenten (en provincies) evenredig meedoen. En andersom ook. ‘Trap-op, trap-af’ wordt dat genoemd. Dit is de reeks in de startnota: Voor 2026 en verder heeft het kabinet nu bepaald dat het € 840 miljoen is voor gemeenten. Merk op dat dit betekent dat het accres in 2026 nauwelijks hoger is dan in 2025 - kom ik hieronder op terug. Er wordt verder geen onderbouwing voor deze keus gegeven. Omdat er - het wordt eentonig - geen overleg over is geweest tasten gemeenten volledig in het duister. Eenzijdige invulling accresafspraken Dit staat er ook nog over het accres in de startnota: Verder is er in het coalitieakkoord voor gekozen om de uitvoeringskosten van medeoverheden voor investeringspakketten (klimaat, ontsluiten nieuwbouwwoningen en stikstof) specifiek te verstrekken. In samenhang hiermee is besloten om de middelen voor het Stikstoffonds, het Klimaatfonds, het budget voor ontsluiting van nieuwe woningen in het Mobiliteitsfonds en het Nationaal Groeifonds uit te zonderen van de berekening van het accres. Ook dit is een eenzijdige invulling van de accresafspraken: een heleboel uitgaven worden buiten beschouwing gelaten. En wat betekent 'specifiek verstrekken' dan? Ruwweg dat het Rijk ook bepalen wat gemeenten gaan doen en hoe ze dat precies moeten doen. Gemeenten krijgen dan alleen geld als de accountant zegt dat ze het volgens de regels (van het Rijk) hebben gedaan.  Je kunt dit allemaal prima afspreken met elkaar, maar het eenzijdig afkondigen is eh... gek. Maar het kan nog gekker - en dat heeft ook al voor flink wat onrust gezorgd: Daarnaast zijn in het coalitieakkoord middelen voor de woningbouwimpuls (10x100 mln.) en volkshuisvesting (4x150 mln.) opgenomen. Deze middelen zijn onttrokken aan het accres en worden via een specifieke uitkering uitgekeerd. Er wordt dus geld uit het gemeentefonds gehaald (want het accres is gewoon geld uit het gemeentefonds) en dat wordt onder voorwaarden weer aan gemeenten uitgekeerd. Ook dit is ongekend, en gebeurt ook weer zonder enig overleg. Het gaat deels wel om nieuwe of extra taken, dus de in totaal € 1,6 miljard gaat af van bestaande taken. Dat is bijna €100 per inwoner. Voor Nijmegen is dat bijvoorbeeld € 16-17 miljoen minder. Lang niet alle gemeenten zullen geld uit deze fondsen krijgen, dus voor de meeste gemeenten betekent dit per saldo minder geld. Intermezzo: maak kennis met de Aanvullende post. In de startnota is ook een Aanvullende post opgenomen: 8 Aanvullende Post De overheveling van de middelen die gereserveerd staan op de Aanvullende post van het ministerie van Financiën naar de begrotingen vindt plaats nadat concrete en doelmatige bestedingsvoorstellen zijn uitgewerkt. Invulling van de manier van uitwerking vindt plaats in afstemming met het ministerie van Financiën. Dit vraagt om een gedegen beleidsvoorbereiding en ordentelijke besluitvorming. De overheveling vanaf de Aanvullende post vindt plaats op de reguliere begrotingsmomenten. Hiertoe zal op die momenten tevens een begrotingswet worden voorgelegd aan het parlement. Waarom is de Aanvullende post relevant? Omdat de extra middelen voor gemeenten hier te vinden zijn. Het gaat om incidenteel geld om de opschalingskorting te dempen en om compensatie voor de tekorten Jeugdzorg. De vraag is waarom dit op de Aanvullende post moet staan. De opschalingskorting is een generieke korting, dus die middelen hadden gewoon aan het gemeentefonds kunnen worden toegevoegd. Is de suggestie nou dat gemeenten hier eerst nog iets voor moeten doen? Voor Jeugdzorg is al lang bewezen dat gemeenten extra geld nodig hebben. Ik vrees dat het Rijk hier gaat zeggen dat gemeenten eerst moeten instemmen met de Hervormingsagenda waarmee de kosten van de Jeugdzorg moeten worden beteugeld. Maar gemeenten zullen tijdens de ledenvergadering van de VNG juist zeggen dat niet gaan doen, omdat het Rijk eenzijdig € 500 miljoen heeft gekort op de gearbitreerde reeks voor Jeugdzorg. Omdat gemeenten willen dat het Rijk zich aan de uitkomst van arbitrage houdt, dreigt het Rijk straks te gaan zeggen dat ze dan de rest ook niet krijgen. Belangrijk: vergeet in al dit gesteggel ondertussen niet dat het over (wettelijk verplichte) jeugdzorg - en dus kwetsbare kinderen - gaat! Alle ballen op het accres? Als over bovenstaande - bijvoorbeeld in een Kamerdebat -vragen worden gesteld zal ongetwijfeld worden gewezen op het accres. Dat loopt op tot wel € 5 miljard - zie de reeks hierboven! ‘Er gaat echt heel veel geld naar gemeenten’ heet het dan. Maar u weet inmiddels dat met het accres de lonen, prijzen en bevolkingsgroei moet worden betaald. Hoe doet het Rijk dat zelf eigenlijk? Staat ook keurig in de startnota: . Hee, maar wacht eens even. Deze reeksen lopen wel gewoon op in 2026! Inderdaad. Het Rijk reserveert wel geld voor de eigen gestegen kosten in 2026, maar voor gemeenten niet. Ik heb het even in een grafiekje gezet: Die knik betekent dus bezuinigen voor gemeenten. Ja, maar dat is pas in 2026 denkt u misschien. En in de startnota staat ook dat het allemaal nog een keer goed uitgerekend gaat worden. Ergens in juni. Niets aan de hand dus? Integendeel! Het accres voor 2026 is (taakstellend?) vastgesteld en wordt zo verwerkt in de Rijksbegroting. Dus daar moeten gemeenten hun meerjarenbegroting op baseren. Zijn ze wettelijk verplicht, door hetzelfde Rijk.  Pas ná de Voorjaarsnota wordt duidelijk waar gemeenten tot die tijd echt rekening kunnen houden. Dat is in juni, als zo’n 80% van de gemeenten een nieuw college hebben als het goed is (bron: NRC). Ruim na de raadsverkiezingen weten colleges nog steeds niet waar ze financieel precies aan toe zijn. Het definitieve accres is dan nog niet bekend. De middelen voor Jeugdzorg en opschalingskorting misschien nog niet eens vrijgegeven. Nou ja één ding weten ze wel: structureel komt er geen geld bij. Vanaf 2026 moet er waarschijnlijk weer bezuinigd worden. Dat betekent dat dit al in de eerste meerjarenbegroting van de nieuwe colleges (2023-2026) en in de coalitieakkoorden moet zijn verwerkt. Structureel kan er dus eigenlijk niets. Geen bibliotheken of zwembaden heropenen, geen renovatie van schoolgebouwen (ventilatie!), geen inhaalslag beheer en onderhoud. Het huidige voorzieningenniveau (ook voor WMO, jeugdzorg, re-integratie, etc.) is dan wel zo’n beetje het maximum. Tot slot Mijn grootste verbazing is misschien wel dat van alle betrokkenen bij de formatie - waaronder 2 (oud-)ministers van Binnenlandse Zaken! - niemand heeft gezegd dat dit allemaal misschien niet zo handig is. Of gewoon tegen bestaande afspraken indruist. Van gemeenten wordt ondertussen wel verwacht dat ze een beetje leuk meedoen heb ik het idee. Volgende week zal het er tijdens het debat over de regeringsverklaring niet over gaan vrees ik. Want gemeenten krijgen immers al 'heel veel' geld. En het is geen 'sexy' onderwerp. Maar dit grijpt harder in op het leven van mensen dan een bezuiniging van € 5,4 miljard op zorg in 2050. Dit is over drie maanden de keiharde realiteit voor alle nieuwe gemeentebestuurders. En daarmee de realiteit voor iedereen die in een gemeente woont. Oh wacht, dat zijn we allemaal!

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.