Goed volk | Een zootje ongeregeld
COLUMN - Volgende week is het weer zover: een groot deel van de Nederlandse bevolking heeft er vanaf de elfde van de elfde hartstochtelijk naar toe geleefd, een ander deel van de bevolking zou in dit verband graag Sheldon Cooper citeren (The horror!) en een grijze meerderheid zal het allemaal een worst wezen. Maar vanaf 3 maart is met name het zuiden van ons land in de ban van carnaval en overal waar het christendom mondiaal aanwezig is, bestaat dit volksfeest. Dit festijn is derhalve één van de belangrijkste onderwerpen binnen de bestudering van etnologie en folk-lore.
Het zou vrij eenvoudig zijn hierover een zesdelig, in varkensleer gebonden handboek te schrijven, maar aangezien ik bij Sargasso hiervoor de ruimte niet krijg, beperk ik mij tot het uitlichten van twee deelonderwerpen, verdeeld over vandaag en volgende week. Het carnaval in Nederland heeft zich in de negentiende eeuw opnieuw uitgevonden na een carnavalloze periode van een paar eeuwen. Het huidige carnaval verschilt nogal van het feest zoals het in de Middeleeuwen werd gevierd in het gebied dat nu Nederland heet, en daarover gaat de blog van vandaag.
Omdat het tegen mijn aard ingaat om een onderwerp in het diepe te gooien, eerst een paar inleidende opmerkingen. In feite is het beter alles wat u over carnaval weet, opzij te zetten, zelfs de term ‘carnaval’. Hoewel dit woord al in 965 n.Chr. voorkomt in een document, de ‘akte uit Subiaco’, komt ‘carnaval’ in Nederland pas voor in 1673 en wel in het tijdschrift Mercurius.