KNMI niet zo goed in toewijzing plaatsnamen aan aardbevingen
DATA - Eerder zagen we al dat de KNMI de aardbevingen bij Noordlaren onterecht toe heeft gewezen aan Midlaren. De kans dat dit bij andere bevingen ook het geval is, is dus reëel. Maar hoe kom je dan tot een betere plaatsbepaling?
De Groninger Bodem Beweging heeft met behulp van de BAG gegevens (waarin de woonplaatsgrenzen staan gespecificeerd) een alternatieve plaatsnaamtoewijzing voor de aardbevingen gemaakt. Voor 533 bevingen wijkt deze af van de plaatsnaamtoewijzing van de KNMI (welke is vastgesteld op basis van dichtstbijzijnde postcode). Op dit moment is het totale aantal bevingen 1026, dus in meer dan 50% van de gevallen geeft de KNMI een verkeerde plaats aan. Hoe kan het zijn dat bij zo’n belangrijk onderwerp, zo slordig omgegaan wordt met de plaatsnaamtoewijzing?
Dit wil nog niet zeggen dat de ene methode beter is dan de andere. Een steekproef wees uit dat de BAG-lokatie vaak accurater was dan de KNMI-lokatie, maar soms was dit ook andersom het geval.
De oorzaak hiervan is te vinden in het grillige verloop van woonplaatsgrenzen. Zie bijvoorbeeld Loppersum. Maar wat is dan wel een accurate methode voor de plaatsnaamtoewijzings? Een logisch alternatief is om uit te gaan van het geografische midden van een plaats. De plaatsnaamtoewijzing op basis van het geografisch midden verschilt echter ook voor 457 bevingen met de plaatstoewijzing van de KNMI en voor 372 bevingen met plaatsnaamtoewijzing op basis van de BAG-gegevens.