serie

Vaste Gasten

Net als je even inkakt, prikken onze Vaste Gasten je weer wakker met hun scherpe pen.


Foto: daisy.images (cc)

Esarhaddon (4) – Abdi-Milkuti, koning van Sidon

COLUMN - Het is 676 v. Chr. Voor de kust van Cyprus wordt een drenkeling uit het water gevist. De drenkeling wordt aan boord gebracht van een Fenicische bireem bemand door Assyrische soldaten. Dezelfde bireem die even daarvoor zijn eigen schip tot zinken heeft gebracht. De drenkeling weet wat hem te wachten staat. De Assyrische soldaten zullen hem voor de troon van Esarhaddon voeren, waar hij onder toeziend oog van de koning zal worden onthoofd. De naam van deze drenkeling is Abdi-Milkuti.

Abdi-Milkuti – Koning van Sidon

Nog geen jaar eerder ging Abdi-Milkuti door het leven als koning van Sidon, de belangrijkste havenstad aan de Middellandse Zee. Zijn schepen bevoeren verre kusten. Zijn kooplieden verhandelden olijfolie, wijn en graan en zijn ambachtslieden produceerden purperverf en glaswerk. Van Sidon was nu weinig meer over. De Assyriërs hadden de stad platgebrand en de vestingmuren gesloopt, waarna ze de stenen van de stad in zee hadden geworpen. Wat had Abdi-Milkuti misdaan om dit lot over zichzelf en zijn stad af te roepen? Esarhaddon is hier in zijn inscripties duidelijk over: Abdi-Milkuti had het juk van Ashur afgeworpen.

Het juk van Ashur

In de tijd van Esarhaddon wist iedereen wat de Assyriërs bedoelden met de uitdrukking ‘het juk van Ashur afwerpen’. Voor een modern publiek geldt dit echter niet. De standaardinterpretatie is dat ‘vazalvorsten’ zoals Abdi-Milkuti door middel van een ‘eed’ ‘gedwongen’ werden jaarlijks ‘tribuut’ te brengen aan de koning van Assyrië en hem ‘als hun meerdere te erkennen’. Deze ‘vazalvorsten’ kwamen echter regelmatig ‘in opstand’ tegen ‘het Assyrische gezag’, blijkbaar omdat ze genoeg hadden van de Assyrische ‘tirannie’ en hun ‘vrijheid’ terug wilden. Dit alles is echter moderne interpretatie. Veel van de woorden en uitdrukkingen die ik tussen aanhalingstekens heb geplaatst zijn anachronistisch of anderszins beladen. Hieronder zal ik wat nuance aanbrengen.

Foto: daisy.images (cc)

Geen bal op tv | Marathoninterviews met dode mannen

COLUMN - Omdat ik de laatste tijd weinig zin heb om mijn televisie aan te zetten of, als ik het toch doe, weinig tegenkom dat de moeite van het kijken waard is, voel ik mij genoodzaakt mijn vertier elders te zoeken. Momenteel is dat vooral in oude uitzendingen van de marathoninterviews die de VPRO jaarlijks in komkommer- en kersttijd houdt voor de radio. Al die interviews zijn online te vinden via uw favoriete podcaststreamprogrammaatje. Wat leven we toch in een mooie tijd!

Het voordeel van luisteren is dat je het tijdens iets anders kan doen. Het bereiden van een eenvoudige doch voedzame maaltijd bijvoorbeeld, kun je prima combineren met een uurtje luisteren naar A.L. Snijders die aan Wim Brands vertelt waarom hij de hoerenbuurt van Amsterdam verruilde voor het platteland van Overijssel. Tijdens het opvouwen van de was, later die avond, ga je fijn weer verder waar je bent gebleven en kun je instemmend mee knikken met Snijders die vertelt dat hij ooit met een demonstratie mee deed en jaloers was op de mensen die aan de kant stonden. Dáár hoorde hij thuis, aan de zijlijn.

Momenteel luister ik in etappes naar mijn favoriete marathoninterview tot nu toe, die waarin H.J.A. Hofland aan de tand wordt gevoeld door Ischa Meijer, gehouden in de eerste week van de achtste maand van 1986. Het marathoninterview dat ik daarvoor beluisterde vond twee weken later plaats tussen Karel van het Reve en aartsmompelaar Martin van Amerongen

Foto: daisy.images (cc)

Esarhaddon (3) – Cimmeriërs en Scythen

COLUMN - Het is 679 v. Chr. Een horde ruiters trekt al moordend en plunderend door het Taurusgebergte. Gezeten op hun paarden vertrappen ze het voetvolk en laten ze een pijlenregen neerdalen op hun vijanden. Niemand lijkt te zijn opgewassen tegen deze ruiters, die zichzelf Cimmeriërs noemen. Waar de Cimmeriërs vandaan komen weet niemand, maar gelet op hun vreemde taal moeten ze van ver zijn gekomen. Zo’n 35 jaar eerder waren ze verschenen aan de grenzen van Uishdish – een koninkrijk in het noordwesten van Iran – waar ze de Assyrische koning Sargon II bijstonden op zijn veldtocht tegen Urartu. Niet lang daarna keerden de ze zich echter tegen de Assyriërs. In 705 v. Chr. sneuvelde Sargon II op een veldtocht tegen hen. Sindsdien trekken ze rond door het Taurusgebergte en het Zagrosgebergte, al moordend en plunderend, zonder zich ergens te vestigen.

Esarhaddon vs. Teushpa

Gelukkig voor de dorpelingen uit het Taurusgebergte verscheen daar Esarhaddon, koning van Assyrië, kleinzoon van de grote Sargon II, met een groot leger goedgetrainde soldaten. Sommigen van hen beheersten zelfs – net als de Cimmeriërs – de kunst van het paardrijden. Esarhaddon was van plan de Cimmeriërs te confronteren nu hun leider Teushpa, samen met een groot deel van zijn ruiters, op plundertocht was. Met numeriek overwicht en veel geluk wist Esarhaddon de Cimmerische horde uiteen te drijven en Teushpa te doden. Triomfantelijk trok het Assyrische leger huiswaarts. Esarhaddon wist echter dat deze vijand niet zo makkelijk te verslaan was.

Foto: daisy.images (cc)

Esarhaddon (2) – Een nieuw Babylon

COLUMN - Het is 680 v. Chr. De heilige stad Babylon ligt in puin. Negen jaar eerder had koning Sanherib van Assyrië (r. 705-681 v. Chr.) de stad verwoest. Na een belegering van ruim anderhalf jaar had hij de stadsmuren gesloopt, de huizen in brand gestoken en de dijken doorbroken, waardoor de stad blank was komen te staan. De godenbeelden had hij afgevoerd naar Nineveh. Op het moment dat Sanherib Babylon verwoestte, was de stad al ruim 1000 jaar de belangrijkste metropool in zuidelijk Mesopotamië. Bovendien was de stad een belangrijk religieus centrum, waar Marduk, de oppergod van het Babylonische pantheon, werd vereerd. Nu was de stad echter onbewoonbaar geworden.

Babylon in de ogen van de Assyriërs

De verwoesting van Babylon schokte vriend en vijand. Hoewel Babylon zich al sinds jaar en dag verzette tegen de Assyrische overheersing en daarbij niet zelden samenspande met aartsrivaal Elam, hadden de Assyriërs een zeker respect voor de stad. De Assyriërs vereerden immers dezelfde goden als de Babyloniërs en bovendien beseften zij zich dat de oorsprong van hun beschaving in Babylonië lag. Om die reden behandelde Sargon II (r. 722-705 v. Chr.), de vader van Sanherib, het volk van Babylon met respect toen hij de stad in 710 v. Chr. heroverde op de Chaldeeër Merodach-Baladan II. Hij plunderde de stad niet en doodde geen burgers, maar hij liet tempels herbouwen en nam deel aan de religieuze ceremonieën.

Foto: daisy.images (cc)

Esarhaddon (1) – Broederstrijd

COLUMN - Het jaar is 681 v. Chr. Koning Sanherib (Sîn-ah-erib) van Assyrië wordt dood aangetroffen in de tempel naast zijn paleis te Nineveh. De vele messteken in zijn lijf laten geen twijfel bestaan over de doodsoorzaak. Naar de daders hoeft niet lang te worden gezocht. Sanherib’s zoons, Adrammelech (Arda-Mulišši) en Sharezer (Ešarra-uşur), komen openlijk uit voor hun betrokkenheid bij de moord op hun vader. Tegenover het volk van Nineveh verklaren ze dat ze de wil van de goden hebben uitgevoerd. Sanherib had zich met de verwoesting van de heilige stad Babylon acht jaar eerder de vloek van de goden op de hals gehaald. De enige manier om deze vloek op te heffen, was door hem te doden.

Naqi’a

Het nieuws van Sanherib’s dood bereikt ook Naqi’a, één van Sanherib’s Aramese concubines. Ruim dertig jaar lang had zij lief en leed met hem gedeeld. Onder al zijn vrouwen en concubines was er niet één waarvan Sanherib zoveel hield als van haar. Sanherib’s liefde voor haar stelde haar in staat om, ondanks haar Aramese achtergrond en haar status als concubine, een grote invloed uit te oefenen binnen het paleis. Zo slaagde ze er onder meer in om haar zoon, Esarhaddon (Aššur-ah-iddin), benoemd te krijgen tot kroonprins.

Foto: daisy.images (cc)

Geen bal op tv | Herman Brusselmans en Aafke Romeijn

COLUMN - ‘Val dood’ heette de columnreeks die Herman Brusselmans ergens halverwege de jaren ’90 maakte voor de VPRO-radio. Elke donderdagavond, rond een uur of elf tijdens het Villa 65-programma van Fons Dellen, heide Herman Brusselmans iets of iemand de grond in. En wie het er niet mee eens was, kon dood vallen. Stukjes boordevol vrolijke haat en bloemrijke beledigingen, allemaal verteld met die kurkdroge, monotone tongval van de Mooie Jonge Oppergod der Vlaamse Letteren.

Het waren Brusselmans hoogtijdagen. Met zijn Ex-trilogie had hij het autobiografische absurdisme naar een hoogtepunt gebracht en nu was hij met de Guggenheimer-trilogie bezig heel bekend België en Nederland te kakken te zetten. En passant had hij met ‘Guggenheimer rook aan zijn neus’ (afkomstig uit Uitgeverij Guggenheimer) vermoedelijk de beste beginzin uit de hedendaagse literatuur geschreven. Ik vrat alles wat Brusselmans mij voorschotelde en het smaakte heerlijk. 

Met Guggenheimer kon Brusselmans nog grover te zijn dan hij toch al was. Tot mijn grote vreugde. Maar het werd niet door iedereen gepikt. In het jaar 2000 werd Brusselmans door modeontwerpster Ann Demeulemeester voor het gerecht gesleept omdat Guggenheimer haar een ‘dwergpoliep met puitenogen en haar van op haar pruim tot op haar rug’ had genoemd. Dat Ann Demeulemeester dit destijds deed, werd door het literaire wereldje in de lage landen schandalig bevonden. Censuur! De autonomie van de kunstenaar was in gevaar! De vrijheid van meningsuiting bekneld! De enige die weigerde een steunbetuiging te ondertekenen, waren Gerard Reve en Joop Schafthuizen die het meer dan terecht vonden dat deze vuilbekkerij eens een keertje werd aangepakt. Ironisch genoeg was Herman Brusselmans een literaire nakomeling van Gerard Reve.

Foto: daisy.images (cc)

De Kroonboekenclub | Jim Al-Khalili, Pathfinders. The Golden Age of Arabic Science

COLUMN - Ik geloof dat het nog niet eens een onderwerp is van onderzoek voor de geschiedwetenschap: hoe het mogelijk is dat op een bepaald moment in een bepaalde plaats ineens allerlei grote talenten op een bepaald terrein opstaan. Filosofen in Athene. Dichters in Florence. Schilders in Amsterdam.

En natuurwetenschappers in het Baghdad van de achtste, negende, tiende eeuw.

Waar kwam al die geleerdheid ineens vandaan? En wat droegen beroemdheden als Al-Haytham, Al-Khwarizimi en Al-Biruni bij aan onze kennis van de wereld? Daarover gaat het boek Pathfinders van de Iraaks-Britse natuurkundige en popularistor van de wetenschap Jim Al-Khalili.

Inzicht in het Grieks

Het begon allemaal in Baghdad, zegt Al-Khalili, met de zogeheten Vertaalbeweging, die stimuleerde dat allerlei werken uit bijvoorbeeld de Indische en vooral de Griekse tradities in het Arabisch werden vertaald. De bedoeling daarvan was in eerste instantie puur praktisch: men was vooral geïnteresseerd in technieken om de leefomstandigheden te verbeteren. Ook bijvoorbeeld de astrologie werd daar echter onder geschaard, want daarmee kon je immers je beleidsplannen op een betere theoretische en empirische basis laten rusten.

Maar wie de astrologie toelaat, kan eigenlijk niet om de astronomie heen. En sowieso heeft wetenschappelijke kennis de neiging om te zorgen voor een dorst voor nog meer wetenschappelijke kennis. Dus moest er steeds meer vertaald worden, en steeds beter vertaald worden (Al-Khalili liet zien hoe belangrijke werken wel een aantal keer vertaald werden, met steeds meer inzicht in het Grieks en de inhoud van het gebodene).

Foto: daisy.images (cc)

Hoe populariseer je geschiedenis? – Do’s en don’ts

COLUMN - Hoe populariseer je geschiedenis? Het is een vraag die me veel bezig houdt, zeker nu ik bezig ben een boek te schrijven over een onderwerp dat (nog) niet heel populair is. Geschiedenis heeft al een beetje een stoffig imago en dat geldt des te meer voor de Oudheid, om maar niet te spreken over het Oude Nabije Oosten. Toch ben ik gefascineerd geraakt door dit onderwerp. De vraag is, hoe breng ik mijn eigen enthousiasme over?

De geschiedenispopularisator als verhalenverteller

Om die vraag te kunnen beantwoorden, moet ik eerst weten waar mijn enthousiasme vandaan komt. Voor zover ik kan beoordelen hangt mijn fascinatie voor geschiedenis sterk samen met een liefde voor verhalen. De geschiedenis is rijk aan verhalen over mensen, menselijke relaties en menselijke samenlevingen. Verhalen die vragen oproepen zoals:

“Wat bezielde Alexander de Grote om de hele wereld over te trekken, zelfs nadat hij het Perzische Rijk verslagen had?”

“Wat bezielde de Babyloniërs om de poorten te openen voor de Perzische koning Cyrus de Grote?”

“Hoe is een Assyrische koning, met relatief primitieve middelen, in staat om in zo’n groot gebied gehoorzaamheid af te dwingen?”

Human interest dus. Om een zo breed mogelijk publiek aan te spreken moet een geschiedenispopularisator niet alleen in staat zijn om dingen uit te leggen. Hij of zij moet het verhaal ook zodanig kunnen vertellen dat het publiek uit zichzelf dit soort vragen gaat stellen. Kortom, een goede geschiedenispopularisator moet een goede verhalenverteller zijn. Hij moet suspense kunnen opbouwen door een behoefte aan kennis te creëren en deze behoefte langzaam maar zeker te vervullen.

Foto: daisy.images (cc)

Geen bal op tv | Nothing is forgiven

RECENSIE - Zineb El Rhazoui is aan de telefoon en rookt een sigaret. De aanval op de redactie van Charlie Hebdo waarbij acht tekenaars, een bezoeker en een politieagent werden doodgeschoten, is alweer even geleden. Zineb zat in Marokko toen de aanval plaatsvond. ‘Had ik je al verteld dat ik zwanger was’, zegt ze dan ineens. Het floept eruit. Ze kijkt vluchtig de camera in. En dan naar haar sigaret. Betrapt. Zelfs als al je vrienden zijn vermoord en jij bent ondergedoken omdat ze niet kunnen uitstaan dat je nog kan zeggen wat je wilt, ontsnap je niet aan de sociale druk. Gij zult niet roken als gij zwanger zijt.

De makers van Nothing is Forgiven volgden haar sinds 2011, toen ze tijdens de Arabische lente in Marokko demonstreerde. Ze joeg de autoriteiten en religieuze fanaten op de kast, vlucht uit Marokko, vestigt zich in Parijs en komt terecht bij Charlie Hebdo, in een warm bad. We zien haar door een soort kluisdeuren naar binnen stappen. Ze is op de redactie. ‘Hallo schoonheid’, zegt iemand tegen haar. Eindelijk thuis.

Zineb rookt een sigaretje. Beneden ziet ze een orthodoxe moslim zijn fiets neerzetten. De moslim loopt richting de ingang van de redactie. Zineb dooft haar sigaret en loopt naar de redactie. ‘Er loopt een salafist buiten’, zegt ze, ‘en de politie heeft hem niet eens tegengehouden. We moeten de deur dicht doen’
‘Wat is dit voor racisme?’, zegt een van de redactieleden.
‘Ik waarschuw maar’, zegt ze, ‘ik had ook gewoon m’n sigaret kunnen blijven roken. En als hij zich dan had opgeblazen, dan had ik gedacht: had ik ze maar gewaarschuwd.’
We zien een breed grijnzende Cabu naar Charb lopen om hem iets grappigs in de krant te laten zien.
‘Het kan ze geen bal scheen’, zegt ze verbijsterd. ‘En dan ‘bam’, ineens een luide knal.’ Ze loopt naar de deur en kijkt door het kijkgat. ‘Hij is niet gekomen’, zegt ze.

Foto: daisy.images (cc)

Het ‘mysterieuze’ succes van Cyrus de Grote

COLUMN - Weinig mensen hebben in hun leven zo’n omvangrijk gebied veroverd als Cyrus de Grote. Tussen 550 en 530 v. Chr. onderwierp deze Perzische koning grootmachten als Medië, Armenië, Lydië, Bactrië en Babylonië en legde hij de basis voor het Achaemenidische Rijk. Opvallend aan deze veroveringen is dat al deze grootmachten al na één of twee veldslagen vielen. Bovendien bood de bevolking nauwelijks weerstand tegen de Perzische bezetting. Om deze redenen wordt het succes van Cyrus door velen als een mysterie beschouwd. De meeste Iranologen, onder wie Pierre Briant, schrijver van het standaardwerk over het Achaemenidische Rijk, wagen zich dan ook niet aan een verklaring.

Hoe ‘werken’ wereldrijken?

Het feit dat wij, moderne historici, het succes van Cyrus zo merkwaardig vinden, heeft voornamelijk te maken met ons beeld van hoe wereldrijken ‘werken’. Uitgaande van de (vroeg)moderne koloniale wereldrijken denken wij dat een wereldrijk een politieke eenheid moet zijn; een gecentraliseerde staat met een complexe bureaucratie en een duidelijk af te bakenen territorium. Zo’n wereldrijk kan gebieden veroveren door ze binnen te vallen met een leger, de plaatselijke machtscentra te bezetten en deze vervolgens te ‘incorporeren’ in de ‘rijksstructuur’.

Dit alles gaat echter niet op voor het Perzische Rijk onder Cyrus. Dit ‘rijk’ was van oorsprong weinig meer dan een los samenwerkingsverband tussen stammen, waarbinnen de persoonlijke banden tussen de koning en de plaatselijke krijgsheren centraal stonden. Toch lijkt juist dit losse samenwerkingsverband de sleutel te zijn geweest voor het Perzische succes. Om dit te illustreren bespreek ik kort alle bekende veldtochten van Cyrus.

Foto: daisy.images (cc)

Ieder getal in je theorie is een teken van onmacht

OPINIE, RECENSIE - Er is geen groter pedagogische moeilijkheid dan mensen uitleggen dat je iets niet weet. Ik heb herhaaldelijk gezien dat groepen mensen in woede ontstaken als je vertelde dat dit of dat eigenlijk onzeker is. Dat jij dan weliswaar de deskundige bent, maar er toch ook weinig van begrijpt. Wat ben jij dan voor deskundige? Waarom moeten zij dit dan leren respectievelijk er een avond aan besteden?

En toch, als je willekeurige welke deskundige diep in de ogen kijkt, geeft hij toe dat hij in wezen geen idee heeft. De ware taalkundige heeft geen idee wat taal eigenlijk is, de ware bioloog staat voor een raadsel waar het om het leven gaat, en de ware natuurkundige geeft toe: de materiële wereld is maar een bizar samenraapsel.

Waarom mensen daar zo boos over worden, is mij een raadsel.Ik vind het juist wel fijn om zoiets te lezen. Althans, ik zou natuurlijk ook best graag iemand tegen willen komen die alles zou kunnen uitleggen. Maar omdat ik het idee heb dat zulke mensen niet bestaan – dat de mensheid over vrijwel alles in het duister tast –, ben ik wel blij als wetenschappers uitleggen wat precies de grenzen van hun kennis zijn. (Die grenzen liggen verder weg dan bij mij of een andere leek, maar ze zijn er dus wel. Klimaatwetenschappers moeten we niet geloven omdat zij precies weten hoe het allemaal toe gaat, maar omdat zij het waarschijnlijk beter weten.)

Foto: daisy.images (cc)

De Kroonboekenclub | Eindexamen Frans-vwo 2017

COLUMN - Dat er problemen zijn met het eindexamen Nederlands, dat weten we nu wel. Ruim dertigduizend scholieren klaagden dit jaar bij de scholierenvakbond LAKS. Maar hoe zit het met andere examens? Om dat proefondervindelijk te onderzoeken besteedde ik mijn leeszondag aan het eindexamen Frans (vwo).

Dat viel niet mee. Wie dat eindexamen succesvol kan doen en daarna niet urenlang een koude lap om zijn hoofd moet binden, lijkt mij niet geschikt voor deze samenleving.

Het begint met de teksten: een schier eindeloze parade van betrekkelijk korte teksten (twaalf) die allemaal van het type wist-u-dat zijn, het soort dat de gemiddelde gebruikt om een gaatje dat ergens gevallen is nog op te vullen. Wist u dat er in East Anglia een universiteit is waar studenten een half uurtje siesta kunnen houden? Dat  een biohacker in Amerika onlangs zijn eigen DNA getest heeft? Dat het in Marokko sinds april 2010 is toegestaan om (bepaalde) Berber-namen aan je kind te geven? En zo maar door, en zo verder. Een aantal artikelen komen zelfs letterlijk uit een tijdschrift dat de onsterflijk suffe titel Ça m’interesse heette, ‘Dat vind ik nou leuk’.

Minimale afwisseling

Allemaal informatie waar je niets aan hebt en waar je niet op zit te wachten en die alleen dient of je bereid bent uren te besteden aan het consumeren van wetenswaardigheden en daar dan vragen over te beantwoorden. Een artikel over een actueel onderwerp, of over kunst en cultuur, of een artikel dat ergens een wat originelere invalshoek op heeft zat er niet bij.

Vorige Volgende