serie

Kiezen en Delen

Foto: daisy.images (cc)

Iets meer pessimisme voor zzp’ers graag

Eind 2014 telde Nederland bijna 880.000 zelfstandige ondernemers, of zzp’ers, mede als gevolg van een jaarlijkse stijging van meer dan 40.000. Uit internationale studies weten we dat het ondernemerschap niet loont voor de doorsnee entrepreneur. Waarom is er dan toch zo’n drang om ondernemer te worden?

Voor een deel heeft dat ongetwijfeld te maken met de vrijheid en andere voordelen die onafhankelijkheid met zich meebrengt. Een nieuwe studie, gebaseerd op Britse surveydata tussen 1991 en 2008 laat echter een minder romantische reden zien: veel beginnende ondernemers zijn gewoonweg te optimistisch.

De studie meet optimisme als het verschil tussen verwachte en in het verleden gerealiseerde inkomsten. Dat is een mooie maatstaf, maar levert wel een klein meetprobleem op. Als je door pech even wat minder verdiende dan je dacht sta je immers als optimist te boek, terwijl je verwachtingen op lange termijn misschien best redelijk waren. Als die pech zich na een tijdje uitbalanceert, zou je dus verwachten dat optimisten meer verdienen dan pessimisten (die misschien alleen geluk hadden op het meetmoment).

Dat blijkt inderdaad het geval voor mensen in loondienst, maar niet voor ondernemers: de optimisten onder hen verdienen juist minder dan hun pessimistische collega’s. Dit wijst erop dat het over-optimisten zijn die ondernemer worden door overschatting van hun matige bedrijfsplannen. Het effect van deze overschatting is bovendien groot: de meest optimistische ondernemers verdienen gemiddeld 25% minder dan de meest pessimistische.

Foto: daisy.images (cc)

Geen nieuws is echt slecht nieuws

COLUMN - Je staat voor het restaurant waar je afgesproken hebt. Er zit een sticker op de deur met “Iens Topper 2013”. Ernaast zit een restaurant zonder sticker. Welke kies je?

Zo’n oude sticker wekt wantrouwen: waarom was het restaurant dit jaar geen Topper? Is de kok gewisseld of de kwaliteit gedaald? Door zulke vragen zou de sticker er zelfs toe kunnen leiden dat gasten liever naar het restaurant ernaast gaan, hoewel dat nog nooit Topper geweest is. Of zouden de eigenaren daar de sticker al hebben losgepeuterd?

Het weglaten van minder dan optimale beoordelingen is natuurlijk het goed recht van een restaurant. Een oude sticker of een ondergemiddelde waardering, zoals “Tripadvisor: ⓪⓪OOO” kun je wel of niet laten zien. Maar hoe ziet een klant een restaurant zonder beoordeling? Als je erover nadenkt, lijkt het logisch. Een beoordeling van 5/5 wordt natuurlijk altijd getoond. Een score van 4/5 zal ook getoond worden, want dat is nog altijd beter dan 3/5. Als een restaurant een hogere beoordeling heeft dan zijn stickerloze buren, kan het zich daarmee onderscheiden. Zo doorredenerend zouden alleen de slechtst beoordeelde restaurants, die 0/5 scoorden, de beoordeling achterhouden; en achterdochtige consumenten kan bedenken dat geen sticker slecht nieuws is.

Foto: daisy.images (cc)

Op herhaling

Het Open Science Collaboration (OSC) project heeft tot doel wetenschappelijke resultaten te repliceren. Afgelopen week publiceerde het tijdschrift Science de OSC-replicatiepogingen van 100 studies in drie toptijdschriften in de psychologie. De resultaten zijn slecht nieuws voor de houdbaarheid van veel wetenschappelijke publicaties.

In een eerdere column beschreef ik de ongerustheid van veel wetenschappers dat “[K]leine steekproeven en wetenschappelijk gesjoemel ertoe leiden dat veel experimentele resultaten berusten op statistische toevalstreffers. Eén belangrijke reden is dat een positief effect van een bepaald medicijn, onderwijsmethode of subsidie veel spannender en verrassender is dan geen effect. Onderzoek met zulke resultaten komt daarom in veel betere tijdschriften – en in de populair-wetenschappelijke bladen. Onderzoekers gebruiken daarom, soms onbewust, allerlei technieken om de effecten groter te laten lijken, of rapporteren alleen de ‘gelukte’ studies, een fenomeen genaamd publication-bias.”

Om de gevolgen van dit fenomeen te onderzoeken werkt het OSC samen met de auteurs van de originele artikelen en verschillende replicatie-teams. In het Science artikel van vorige week gaat het daarbij alleen om replicaties van experimenten in de cognitieve en sociale psychologie. De OSC-auteurs hanteren verschillende criteria om te bepalen welke resultaten repliceerbaar zijn, waaronder de grootte van het gevonden effect, en de zogenaamde pvalue, de statistische kans dat de gevonden patronen het resultaat zijn van toeval.

Foto: daisy.images (cc)

Geld corrumpeert

COLUMN - Moet je op je werk voor de koffie betalen? Dan worden er  waarschijnlijk meer printpapier en pennen ontvreemd, om nog niet te spreken van ander onethisch gedrag. Een recente studie toont aan dat mensen die aan geld denken minder ethisch handelen. Dat heeft belangrijke implicaties, omdat sommige banen, zoals bankier of supermarktmedewerker, draaien om geld.

Onethisch gedrag op de werkvloer kost bedrijven jaarlijks zo’n 5% van hun winst. Alleen al daarom wordt er veel onderzoek naar gedaan: komt het door de bedrijfscultuur, doordat de managers teveel verdienen, of doordat de werknemers te weinig verdienen? Al die factoren spelen mee, maar de gedachte aan geld alleen al blijkt een belangrijke trigger voor stelen en liegen te zijn.

Dat stelden drie onderzoekers uit Canada en de VS vast door mensen de mogelijkheid te bieden om te liegen om een paar dollar extra te krijgen. Deelnemers werd verteld dat ze aan een onbekende tegenspeler gekoppeld waren. Die tegenspeler mocht kiezen tussen optie A en B, maar wist niet wat de opties inhielden. Optie A leverde 5 dollar voor de deelnemer en 2 voor de tegenspeler op; optie B precies het omgekeerde. Als de deelnemer dus eerlijk zei dat optie B voordeliger was voor de tegenspeler, zou hijzelf waarschijnlijk maar 2 dollar ontvangen. Als de deelnemers van tevoren gedwongen waren om aan geld te denken – door zinnen te maken die over geld gingen – kozen ze twee keer zo vaak ervoor om te liegen in de hoop zelf de 5 dollar in hun zak te kunnen steken.

Foto: daisy.images (cc)

Zijn ontkenners van klimaatverandering dom?

COLUMN - Als Europeaan is het flink gniffelen bij Republikeinse voorverkiezingen. Onbetwiste topentertainer is natuurlijk The Donald, maar onderschat ook Ted Cruz niet, die prachtige verkiezingsvideo’s uitbrengt over hoe je bacon bereidt met een machinegeweer. En dan zijn er die domme Republikeinse kiezers, waarvan minder dan de helft gelooft in klimaatverandering en evolutie.

Volgens de Amerikaanse jurist en wetenschapper Dan Kahan heeft ontkenning van klimaatverandering echter niets met domheid te maken. Kahan is professor aan de Amerikaanse universiteit van Yale en een van de leiders van het “cultural cognition project”, dat met behulp van experimenten onderzoekt waarom mensen geloven in het tegendeel van de wetenschappelijke consensus.

Een aantrekkelijke eerste hypothese is de “public irrationality thesis” (PIT), een dure manier om te zeggen dat mensen dom zijn. Zoals Kahan in deze video uitlegt is de PIT echter simpel te weerleggen. In een steekproef van doorsnee Amerikanen is er namelijk geen enkele correlatie tussen geloof in klimaatverandering en maatstaven voor wetenschappelijk begrip (“scientific literacy”) en rekenkunde (“numeracy”). Sterker nog, het blijkt dat mensen die hoog scoren op numeracy meer gepolariseerd zijn over geloof in klimaatverandering dan mensen die laag scoren.

In een vervolgexperiment, besproken in dezelfde video, onderzochten Kahan en zijn team hoe dit komt. In het experiment werd deelnemers verteld dat de volgende tabel de testresultaten gaf van een nieuwe zalf tegen huiduitslag.

Foto: daisy.images (cc)

Vlijtige struisvogels

COLUMN - Kennis is macht. Maar net als macht is kennis is niet altijd begerenswaardig. De uitslag van je examen, of je een bepaalde ziekte onder de leden hebt, de stand van je bankrekening: soms wil je iets nog even niet weten. Sommige mensen betalen zelfs geld om niet te hoeven testen of ze een bepaalde ziekte hebben. Maar het omgekeerde doen we ook, laat een recente Duitse studie zien. We vermijden informatie bewust om onszelf extra te motiveren.

Deelnemers aan de studie moesten een uur lang achterstevoren een regel willekeurige tekens invoeren, zoals

“93kCNJls220Pg3d01Ks0Ss3ybjSsjCHpfd04As”.

Voor iedere foutloos ingevoerde regel kregen ze een bedrag: met 50 % kans ofwel 10 cent, of 1 euro per regel. De groep die wist dat ze een euro kregen, verdiende gemiddeld 26 euro, 6 euro meer dan de onderbetaalden. Wie niet wist wat hij of zij verdiende, werkte nog harder en verdiende 28 euro. De onzekerheid zorgde blijkbaar voor een extra duwtje in de rug om hard te werken.

Dat duwtje zochten sommige deelnemers bewust op. Van de groep mensen die mocht kiezen of ze wilden weten wat ze verdienden, koos een derde ervoor om hun kop in het zand te steken en niet vantevoren hun loon te horen. Dat is raar, want wie wist dat hij toch maar weinig ging verdienen met de rottaak, kon ook lekker Der Spiegel gaan lezen, zoals veel van de andere onderbetaalden deden. Maar de zelfgekozen onzekerheid werkte prima om meer te verdienen: wie daarvoor koos, verdiende gemiddeld 30 euro, het meeste van iedereen.

Foto: daisy.images (cc)

Erfenis van een recessie

COLUMN - Nederland komt langzaam uit de recessie: de economie groeit, de werkloosheid neemt af en de overheid hoeft niet langer te bezuinigen. Maar niet alles wordt weer zoals het was. Met de economische conjunctuur verandert ook onze psychologie, soms met langdurige gevolgen.

In een veelgeciteerde studie laten onderzoekers van Amerikaanse universiteiten in Berkeley en Michigan zien dat mensen die ervaring hebben met een economische depressie minder bereid te zijn om risico’s te nemen, minder vaak investeren in de aandelenmarkt, en er, als ze dat toch doen, minder geld in steken.

Deze effecten zijn het sterkst voor recente depressie-ervaringen, maar zelfs depressies tientallen jaren geleden hebben nog steeds invloed op beleggingsgedrag vandaag. De auteurs schatten dat de financiële crisis van 2008 leidde tot een daling van 7 procentpunten in de waarschijnlijkheid dat een gemiddelde 30-jarige belegt in aandelen. Over 20 jaar is van dat effect van de crisis nog ongeveer 2 procentpunt over, en pas over 30 jaar is het helemaal verdwenen.

Recessies beïnvloeden ook onze bereidheid om iets met anderen te delen. Dat suggeren auteurs van een artikel in het Journal of Public Economics dat deze week werd gepubliceerd. Proefpersonen in het experiment werden in tweetallen ingedeeld, waarna één van beiden de taak kreeg om een geldbedrag tussen de twee deelnemers te verdelen. Dit proces werd meerdere keren herhaald met verschillende partners, waarbij de wisselkoers waarmee de proefpersonen geld voor zichzelf konden omzetten in geld voor de ander steeds veranderde.

Foto: daisy.images (cc)

Benut je hersenkronkels

COLUMN - Rationeel zijn we niet, dat is nu wel bekend. Zo kopen we meer groente als er een speciaal vakje daarvoor bestaat in het supermarktwagentje. Het verontrustende is dat er steeds meer rare hersenkronkels van ons aan het licht komen, waarmee marketeers hun voordeel kunnen doen. Onlangs werd er een nieuwe inschattingsfout ontdekt: de groepsgrootte-afwijking.

We schatten de kansen op een gebeurtenis groter in als die in een grote categorie valt dan wanneer hij in een kleine categorie valt. Denk aan een kaartspel: het voelt alsof de kans dat je een specifieke hartenkaart trekt, zeg harten acht, groter is dan de kans op die ene joker in het spel. Het slechte nieuws is dat we deze overschatting van de kans dat iets gebeurt ook maken als er echt geld mee gemoeid is.

In een studie van twee Amerikaanse marketingonderzoekers werden aan een groep van 90 deelnemers lootjes uitgedeeld. Eén van de 90 loten zou een prijs winnen. 81 loten waren blauw, 9 waren geel. Iedere deelnemer mocht een bod uitbrengen op het lot dat voor hem of haar lag; wie het winnende lot had, kreeg honderd keer zijn bod uitbetaald. Alle 90 nummers hadden natuurlijk evenveel kans om te winnen. Toch werd er gemiddeld 24% meer geboden op een blauw lot dan op een geel lot.

Foto: daisy.images (cc)

De psychologie van de vrije wil

COLUMN - Over de vraag of vrije wil bestaat vliegen filosofen elkaar al eeuwen in de haren. Minder onenigheid is er over het bestaan van een geloof in de vrije wil. Dat geloof is sinds een jaar of 10 onderwerp van onderzoek door psychologen, waarin een aantal praktische vragen centraal staan. Wat bedoelen we eigenlijk met vrije wil, wie gelooft erin, en hoe belangrijk is het voor onze sociale orde?

De psychologische definitie van vrije wil berust op de uitspraken van proefpersonen. Hun eigen formulering van hun geloof in vrije wil is waarschijnlijk een sterkere motivatie achter hun gedrag dan de definitie van een filosoof. Het blijkt dat de meeste mensen vrije wil niet beschouwen als een fundamentele eigenschap van de mens, maar als een capaciteit tot het nemen van verantwoordelijkheid en autonome beslissingen. Deze capaciteit groeit met ervaring, maar kan je ook worden ontnomen door dwang, ziekte of ouderdom.

Deze definitie betekent dat vrije wil een meetbare grootheid wordt, die nauw gerelateerd is aan bestaande psychologische concepten zoals zelfcontrole. Zij geeft bovendien een handvat om na te denken over het ontstaan van deze capaciteit. Een aannemelijk idee is dat vrije wil is geëvolueerd zodat we beslissingen kunnen nemen in een zeer complexe sociale omgeving. Geloof in vrije wil zou bovendien ook een rol kunnen spelen in de motivatie van sociaal wenselijk gedrag.

Foto: daisy.images (cc)

Effectief altruïsme

COLUMN - Geld weggeven functioneert vaak als statussymbool. Als je geld weggeeft, kun je je dat blijkbaar veroorloven. Als je echt rijk bent, kun je heel veel geld weggeven- of iets wat nog kostbaarder is: tijd. Dat is aantrekkelijk, blijkt uit een Amerikaans onderzoek naar een cohort van 6000 man dat zestig jaar gevolgd werd. Mannen die vrijwilligerswerk doen, krijgen gemiddeld meer kinderen.

Soms leidt de zoektocht naar status tot aparte taferelen: er zijn gevallen bekend van miljonairs die soep opscheppen voor daklozen. Voor de miljonair is tijd schaarser dan geld, en dus ‘duurder’ voor hemzelf om weg te geven. En kostbare giften leveren meer brownie points op, in zijn eigen ogen en die van anderen. Terwijl de daklozen voor het equivalent van het uurloon van de oliemagnaat waarschijnlijk best zelf hun soep willen opscheppen. In zo’n geval zit het verkrijgen van status voor de vrijwilliger dus het goede doel in de weg.

Vrijwilligerswerk verrichten we niet altijd om iets nuttigs voor een ander te doen, maar soms onbewust om iets te doen wat van ons een zo groot mogelijk offer vergt. Naast die statusbeluste vrijgevigheid kun je de tegenovergestelde variant zetten, ‘effectief altruïsme’, waarbij elke euro zo nuttig mogelijk wordt ingezet. Dat zou in principe de meest lovenswaardige vorm van hulp zijn, en daarmee de meest aantrekkelijke.

Foto: daisy.images (cc)

Polarisatie op zijn Grieks

COLUMN - Zo ongeveer iedereen heeft wel een mening over Griekenland en haar regering. De politici van Syriza zijn of heroïsche verzetshelden tegen de destructieve bespaarpolitiek van de Europese boekhouders, of populistische amateurs met een specialisatie in beledigende retoriek. Op dezelfde manier was het referendum van zondag ofwel een waardig voorbeeld van directe democratie, of een cynische afschuiving van bestuurlijke verantwoordelijkheid.

De verschillen in interpretatie van de Griekse crisis tussen diverse kampen is zo groot, dat je je afvraagt of ze het wel over dezelfde crisis hebben. Maar de huidige polarisatie is in feite een schoolvoorbeeld van cognitieve processen die psychologen ‘motivated reasoning’ en ‘confirmation bias’ noemen. Hierbij interpreteren mensen het beschikbare bewijs selectief om hun eigen (politieke) identiteit te versterken of hun bestaande meningen te staven.

Uit vele studies weten we dat als er genoeg ambiguïteit over de interpretatie van een ‘bewijs’ bestaat, dat bewijs niet noodzakelijkerwijs tot meer overeenstemming en soms zelfs tot meer polarisatie leidt. Een beroemd voorbeeld is een experiment waarin Amerikaanse conservatieven en liberalen beide dezelfde wetenschappelijke studie over de gevolgen van de doodstraf moesten lezen. Na afloop waren de twee groepen het sterker oneens, omdat beiden zich concentreerden op het deel van het bewijs dat hun politieke oriëntatie ondersteunde.

Foto: daisy.images (cc)

Luie beslissers

COLUMN - De Nederlandse overheid heeft haar goede intenties en harde beloftes rond onze CO2-uitstoot nog lang niet waargemaakt. De rechtszaak daarover die Urgenda aangespannen en gewonnen heeft maakte dat wereldnieuws. Waarom lukt het ons toch niet om maatregelen te nemen, terwijl de Duitsers al een hele Energiewende hebben ingezet?

Deels ligt dat aan onze luiheid, laat een Duitse studie zien. De keuze voor groene energie is meestal geen weloverwogen beslissing. Via de website van een grote energieleverancier konden potentiële klanten een contract aanvragen. De klant vult eerst zijn postcode en geschatte jaarlijkse energieverbruik in. Met één vinkje kan hij zijn eventuele voorkeur voor groene energie aangeven. Dan volgt een pagina met een uitgewerkt contract. Groene energie is gemiddeld 1.3% duurder, wat neerkomt op 9 euro verschil per jaar. Dat verschil is zo klein omdat een gemiddelde Duitse energierekening al voor de helft uit belasting en subsidies voor duurzame energie bestaat.

Dat ene vinkje bleek een enorm obstakel in de Duitse Energiewende naar groene energie. Wat de Duitse consumenten die via deze website een contract afsloten niet wisten, was dat ze deelnamen aan een experiment. In de helft van de gevallen stond er al een vinkje bij ‘groene energie’ toen de klanten op de pagina kwamen. In de vier weken dat het experiment liep, vroegen 46.000 mensen een offerte aan via de website. 4720 van hen sloten daadwerkelijk een contract af. Bij degenen bij wie het hokje niet vantevoren was aangekruist, was 7% van die afgesloten contracten groen. Dat is minder dan het huidige percentage huishoudens met groene stroom in Duitsland (23%). Als het hokje ‘groene energie’ vantevoren was aangevinkt, was 69% van de contracten groen. Dat kwam niet doordat de extra kosten ervoor zorgden dat minder mensen een contract afsloten, want dat aantal was gelijk in beide condities. Het was echt de standaard die zoveel invloed had op het koopgedrag.

Vorige Volgende