serie

Filosofie van de Oudheid

Foto: daisy.images (cc)

B6: Boeddhisme als oosterse filosofie

Het boeddhisme, waarover we het in vijf afleveringen hebben gehad, ontstond in India, en verspreidde zich daarvandaan eerst naar het huidige Pakistan en Afghanistan, met invloeden tot in Iran, en daarvandaan naar Centraal-Eurazië, Tibet, Nepal en China.

Hellenistisch boeddhisme

Er hebben hellenistisch-boeddhistische rijken bestaan, zoals Baktrië en het Kushana-rijk. Hier vermengde de Griekse vormentaal zich met boeddhistische ideeën. Er zijn beelden gevonden waarin Boeddha wordt afgebeeld als een soort Herakles of staat geflankeerd door Griekse helden als Achilleus. Kunsthistorici wijzen er graag op dat het typische Boeddha-portret een Griekse oorsprong heeft. De proporties en de mantel zijn inderdaad Grieks.

In veel gebieden is het boeddhisme later volledig verdrongen. Zo overvleugelden een heroplevend hindoeïsme en de nieuwe islam in India de levensbeschouwing van Boeddha. In Centraal-Eurazië maakte de Mongolenstorm een einde aan het geloof.

De Zijderoute

In de eerste eeuw na onze jaartelling was de boeddhistische stroming die bekendstaat als Mahayana echter tot in China verspreid geraakt. De handel langs de Zijderoute speelde natuurlijk een belangrijke rol.

Eerst kwamen er alleen in China boeddhistische scholen, later in het hele gebied daar omheen: Korea, Vietnam en Japan. In deze delen van de wereld is het boeddhisme wél blijven bestaan. Daarmee is het boeddhisme eerder een filosofie van het Verre Oosten geworden dan een Indiase filosofie.

Foto: daisy.images (cc)

B5: Boeddhisme, een religie zonder god

Wellicht is religie te omschrijven als een bundeling van cultuur, traditie en geloof. In die zin is het boeddhisme behalve een filosofie ook zeker een religie. Het boeddhisme is echter ten diepste een atheïstische religie.

In onze huidige westerse beschaving wordt religie vaak gelijkgesteld aan een geloof in God of goden. Het boeddhisme gaat niet uit van goden. Ook Boeddha is geen god. Hij is een mens die de verlichting heeft bereikt. Vooral in de boeddhistische stroming die bekendstaat als ‘het kleine voertuig’ (Hinayana) is het belangrijk de Boeddha als mens te blijven beschouwen. Een verlicht mens, maar een mens als jij en ik.

Dat neemt niet weg dat Boeddha in veel uitingsvormen van het boeddhisme wel degelijk als God vereerd wordt, vooral waar de leer vermengd raakte met traditionele godsdiensten. Maar ook in die uitingsvormen van het boeddhisme is Boeddha een god die niet schept of oordeelt. Hij waakt, maar oordeelt niet, en grijpt niet in: met zijn onderricht geeft hij slechts het goede voorbeeld.

Boeddha in soorten en maten

Met de term ‘boeddha’ wordt niet alleen Siddhartha Gautama bedoeld: iedereen die op eigen kracht de verlichting bereikt is een boeddha. In sommige versies van het boeddhisme kent dé Boeddha verschillende incarnaties, waar Gautama Boeddha er één van was. Daarnaast zijn nog een paar andere boeddha’s bekend geworden.

Foto: daisy.images (cc)

B4: Het achtvoudige pad van het Boeddhisme

De vorige keer behandelden we de drie juwelen ofwel de drie wegen naar boeddhistische kennis, die leidden tot vier waarheden, waaruit een achtvoudig pad viel af te leiden dat richting nirwana voerde.

Het achtvoudige pad

Het eerste pad is dat van inzicht in de werking van het lijden. De boeddhist leert begrijpen wat lijden is en leert inzien hoe het valt op te heffen. Dit inzicht komt neer op de eerder genoemde ‘vier waarheden’.

De drie volgende paden lijken wat op de drieslag van het zoroastrisme: goed denken, goed spreken, goed handelen. Het tweede pad is dus het nastreven van de juiste gedachten en bedoelingen. De boeddhist is onzelfzuchtig, liefdevol, vriendelijk, geweldloos en harmonieus, en heeft mededogen.

Het derde pad is het juiste spreken. De boeddhist liegt niet, lastert niet, vloekt niet, en hij loopt over het algemeen niet slap te leuteren. Hij kiest zijn woorden met zorg.

Het vierde pad is dat van het juiste handelen. Niet doden en niet stelen uiteraard. Daarbij laat de boeddhist zijn aandacht niet afleiden van zichzelf door misbruik van zintuiglijke genoegens. In andere woorden, een ware boeddhist zal zich dus niet verliezen in vreet- en zuippartijen en liederlijke orgieën.

Foto: daisy.images (cc)

B3: De leer van Boeddha

De boeddhistische leer is vastgelegd in leerstellingen met commentaren. Om de leer gemakkelijk te onthouden is zij samengevat in termen als ‘de vier nobele waarheden’, ‘het achtvoudige pad’, en ‘de drie juwelen’.

Juwelen, waarheden en paden

De drie juwelen zijn de zaken waartoe de boeddhist zich kan wenden om meer over de boeddhische levensbeschouwing te weten te komen, en deze te ervaren en in de praktijk te brengen. Het betreft

  • de persoon van Boeddha, als lichtend voorbeeld van hoe te leven,
  • de boeddhistische leer,
  • de boeddhistische gemeenschap.
  • Van deze drie juwelen leert de boeddhist over de vier nobele waarheden:

  • Het leven bestaat uit lijden.
  • Dit lijden wordt veroorzaakt door verlangen.
  • De weg uit dit lijden bestaat eruit het verlangen te neutraliseren.
  • Dit is te bereiken door het achtvoudige pad van het boeddhisme te bewandelen.
  • Het achtvoudige pad, waarover morgen meer, is te beschouwen als de kortste samenvatting van de leefregels van het boeddhisme.

    De verering van de drie juwelen van het boeddhisme (Humboldtforum, Berlijn)

    De moeilijke regels van Boeddha

    Wie deze acht punten wat verder bestudeert, merkt al snel hoe uitgebreid en moeilijk deze regels zijn vergeleken met die van andere religies, maar ook hoe ongedwongen de boeddhist ermee om kan gaan. Elk van de regels geldt alleen als de beoefenaar er aan toe is. Het doel is te leven in harmonie met het bestaan, en het opgaan in nirwana.

    Foto: daisy.images (cc)

    B2: Boeddha en de Indische filosofie

    De vorige keer behandelden we het mogelijke belang van het boeddhisme voor de hellenistische filosofie en het leven van zijn grondlegger, Boeddha. Het is niet helemaal duidelijk wanneer deze wijsheidsleraar precies leefde, maar schattingen lopen uiteen tussen de de zesde eeuw v.Chr. (‘Achsenzeit’) en de vierde eeuw v.Chr. Dat sommige Grieken, zoals Pyrrhon van Elis, in India in de leer zouden zijn gegaan bij Boeddha, is onbewijsbaar, en het klinkt ook niet waarschijnlijk. De zogenaamde Indiase ‘naaktfilosofen’ waarnaar Pyrrhon volgens getuigenissen zou hebben verwezen doen niet erg Boeddhistisch aan. Zij zouden eerder behoord kunnen hebben tot het Jaïnisme of een andere spirituele sekte. We zullen het er daarom maar op houden dat eventuele beïnvloeding niet rechtstreeks is geweest. Het Perzische Rijk kan echter een doorgeefluik zijn geweest.

    Ook de andere kant op trouwens. Maar terwijl er intrigerende aanwijzingen zijn voor Indische invloed op een Hegesias en de voornoemde Pyrrhon en het bij hem beginnende Grieks/Romeinse scepticisme, ontbreken zulke aanwijzingen voor Griekse of Hellenistische invloed op het Boeddhisme. Die levensbeschouwing is dan ook prima te duiden als een product van de Indiase cultuur.

    Indische begrippen

    Het boeddhisme neemt immers kernbegrippen uit de traditionele Indiase godsdienst over, zoals karma en samsara. Volgens Boeddha staat het leven in samsara gelijk aan lijden en wordt dit lijden veroorzaakt door verlangen. Hier tegenover staat nirwana. Het nirwana is een hogere staat van bewustzijn die we bereiken door te leven als boeddhisten, en ons af te keren van het verlangen.

    Foto: daisy.images (cc)

    B1: Het leven van Boeddha

    Het boeddhisme was vanaf ongeveer 400 v.Chr. tot circa 700 na Chr. de belangrijkste levensbeschouwing in de regio van het huidige Afghanistan, Pakistan, Nepal en India. Daarna raakte het boeddhisme overvleugeld door nieuwe vormen van de hindoeïstische religies en de islam. Het geloof van Boeddha kon zich echter handhaven in China en werd het een filosofie van het Verre Oosten.

    Voordien lijkt het boeddhisme echter ook invloed te hebben gehad op de westerse wereld, zoals op het denken van Hegesias en Pyrrhon van Elis. Een belangrijk punt van contact waren de rijken langs de Zijderoute, dwars door Centraal-Eurazië. Alle reden dus voor een serie over het boeddhisme te bekijken.

    Volgens de overlevering werd Gautama Boeddha geboren als Siddhartha Gautama, een koningszoon. Boeddha betekent ‘de verlichte, de ontwaakte’. Zijn levensverhaal wordt verteld als een legende, die geschiedkundig niet al te letterlijk genomen moet worden, maar wel erg mooi en ontroerend is.

    Jeugd

    Siddhartha’s moeder Maya stierf zeven dagen na zijn geboorte. Bij die geboorte vertelden verschillende waarzeggers dat haar zoon zou uitgroeien tot een groot wereldlijk heerser, of tot een persoon die de verlichting zou bereiken. Zijn vader, de koning, zag dat eerste wel zitten, en daarom groeide de kleine Siddhartha op in een paleis met alles wat zijn jonge hartje begeerde, zonder ooit met ellende te worden geconfronteerd.

    Foto: daisy.images (cc)

    Neoplatonisme en gnosis (4)

    Laatste deel van een vierdelige reeks over de laatste, naar mystiek neigende stromingen binnen de antieke filosofie. 

    De christelijke gnosis

    De best bekende gnostische stromingen zijn christelijk van aard en zijn gedocumenteerd in de boeken uit Nag Hammadi. Tussen de christelijke gnosis en het traditionele christendom bestaan nogal wat verschillen.

    Het christendom is begonnen als een joodse stroming rond Jezus van Nazaret, maar al snel werd het geloof van deze messias ingeruild voor geloof in hem. Hij gold – en geldt – als goddelijk, terwijl de mens sterfelijk is. God en mens zijn van elkaar verwijderd geraakt – denk hier aan het vraagstuk van de erfzonde – en alleen door de kruisdood is hierin verandering gekomen.

    Bij de gnosis is dat compleet anders. God en de mens zijn in de gnosis niet gescheiden. Ze zijn feitelijk één: God huist in de mensen. Dus niet alleen Jezus is goddelijk, dat geldt voor iedereen. Verlichting is volgens de gnosis niet zozeer te verkrijgen door het bestuderen van een heilig boek of door het volgen van religieuze voorschriften en autoriteiten, maar door introspectie. De christelijke gnosis benadrukt eerder de innerlijke zoektocht naar kennis dan het geloof.

    Foto: daisy.images (cc)

    Neoplatonisme en gnosis (2)

    Tweede deel van een vierdelige reeks over de laatste, naar mystiek neigende stromingen binnen de antieke filosofie. 

    Invloeden van oude bekenden

    Wie het neoplatonisme bestudeert, herkent allerlei oude bekenden: elementen uit de eerdere filosofische stelsels.

    Om te beginnen is er natuurlijk een sterke invloed van de filosofie van Plato zelf. De opvatting dat het Ene ook ruimte en tijd overstijgt is echter terug te leiden tot dat wat Parmenides al had beweerd over het Zijn. We vonden die gedachte eerder al bij Anaximandros, die ook een alomtegenwoordige oerstof aannam, die hij apeiron noemde. Bij Anaximandros verandert dit apeiron zelf echter in de wereld zoals wij die kennen, het blijft niet achter de wereld aanwezig, zoals het Ene bij de neoplatonisten.

    Verder is in het Neoplatonisme invloed te herkennen van de stoïcijnen. Het Ene doet immers denken aan het stoïcijnse pantheïsme. Daarnaast waren de neoplatonisten ook actief in de wetenschap, en verwezen ze daarbij graag naar de werken van eerdere stoïcijnse wetenschappers.

    In geschriften van veel neoplatonisten, met name die van Porfyrios, zijn ook invloeden van de aristotelische school te bekennen. Vooral de aristotelische wetenschap en logica waren voor hen interessant. Daarbij beriepen de neoplatonisten zich op Aristoteles’ filosofie over de deugd.

    Foto: daisy.images (cc)

    Neoplatonisme en gnosis (1)

    In het Romeinse Rijk van de derde eeuw na Christus heerst een crisissfeer: vijandelijke aanvallen, een tegenvallende economie, verschillende epidemieën – we weten niet goed hoe groot al die rampen waren en wat de samenhang was, maar dat het ernstig was, wordt uit wat overgeleverd is en vooral uit wat uit die tijd juist aan data ontbreekt wel duidelijk.

    Wellicht vormden die crisis de aanleiding voor de verspreiding van verschillende oosterse religieuze ideeën in de Romeinse wereld. Ze gingen een grotere rol gingen spelen in het denken van die tijd. De stoïcijnen, die ooit de filosofische agenda hadden bepaald, verloren aan invloed en maakten plaats voor een nieuwe filosofische school. Dit zogeheten Neoplatonisme combineerde kenmerken van het “oude denken” met een nieuwe spiritualiteit. Deze school geldt als de laatste grote filosofische stroming van de oude wereld.

    Geen gewone platonisten

    Als de grondlegger van het Neoplatonisme geldt de filosoof Plotinos, die leefde rond het midden van de derde eeuw. Hij en zijn volgelingen beschouwden zichzelf overigens niet als een nieuwe filosofische school, maar als platonisten die de ware filosofie van Plato uitwerkten. Ze noemden zichzelf dan ook gewoon “platonisten”. De accenten die zij in het platonisme legden, wijken echter dermate sterk af van de standpunten van Plato zelf, dat hedendaagse oudheidkundigen hen aanduiden als Neoplatonisten.

    Foto: daisy.images (cc)

    Marcus Aurelius (4): Naar een andere tijd

    In sommige filosofische verhandelingen worden de late stoïcijnen beschouwd als de voorlopers en wegbereiders van het christendom. Overeenkomsten zijn er zeker. De stoïcijnen hadden een vorm van religieus bewustzijn ontwikkeld waarin ze het hadden over een God die ze soms zelfs met ‘vader’ aanspraken. Hun geschriften werden door de eerste christelijke filosofen en kerkvaders ook vaak hoog gewaardeerd om hun beschrijvingen van de deugd.

    Het stoïcijnse godsbeeld was echter fundamenteel anders dan dat van het christendom. Hoe religieus de stoa ook aandoet, het blijft een rationele filosofie. Ondanks het geloof in determinisme is er in de stoa geen sprake van blind geloof of overgave, zoals in meer mystieke stromingen zoals het christendom.

    Marcus Aurelius zag het christendom dan ook als een valse religie, die de mensen voorhield dat zij op een gemakkelijke manier verlichting konden bereiken, door gewoon een paar geboden te volgen en voor de rest in Jezus te geloven, in plaats van door zichzelf te disciplineren door lange studie, zoals stoïcijnen dat doen.

    Spinoza

    In dat kader is het misschien eens leuk een enorme stap vooruit te doen, en te verwijzen naar Benedictus de Spinoza, de zeventiende-eeuwse Nederlandse filosoof met Joods-Portugese voorouders. Spinoza had een godsbeeld en een filosofie die opvallende overeenkomsten vertonen met die van de stoïcijnen: een pantheïstische visie, met een rationeel kenbare God die samenviel met de natuur. Spinoza moest niets hebben van het joods-christelijke godsbeeld.

    Foto: daisy.images (cc)

    Marcus Aurelius (3): Religie en wetenschap in harmonie

    Wie denkt zichzelf te helpen door zich letterlijk terug te trekken, zoals de epicuristen deden, die begrijpt volgens Marcus Aurelius niets van filosofie. De stoïcijnse keizer adviseert echter wel om je van tijd tot tijd geestelijk terug te trekken in jezelf, om jezelf beter te trainen, maar ook om een adempauze te nemen.

    Wie vasthoudt aan de stoïcijnse overtuigingen en deze bij zichzelf herhaalt, vindt innerlijke orde, en daarmee rust. Dit doet denken aan mediteren, of bidden, en lijkt daarmee op een religieuze activiteit.

    Stoa als levenshouding

    De stoa was geen religie in de zin van een religieuze organisatie die een beroep deed op onbetwistbare canonieke teksten. Maar het was meer dan simpelweg een denkrichting. Het was een levenshouding, en versmolt zich met de cultuur van de mensen die het beoefenden. Je zou het stoïcisme dan ook een levenskunst kunnen noemen.

    Anders dan het negentiende-eeuwse idee dat religie en wetenschap op gespannen voet staan, komen in de stoa religie, filosofie en wetenschap echter samen, en zijn ze in harmonie met elkaar. Er is sprake van een godheid die aanbeden wordt, alleen gebeurt dit niet ondanks, maar juist via de ratio. Er is sprake van een zeker spiritueel bewustzijn en van rituelen, zij het in harmonie met de wetenschap en logica. Sterker nog, wetenschap en logica zijn er fundamentele onderdelen van.

    Foto: daisy.images (cc)

    Marcus Aurelius (2): Zingeving

    Marcus Aurelius kan dan wel een volger van de Stoa zijn geweest, bij het lezen van zijn Overpeinzingen doemt soms eerder het beeld op van een Atlas, die het gewicht van de hele wereld op zijn schouders voelt rusten. Hoezeer de keizer ook kennis meent te hebben van het stoïcijnse levensgeluk, op veel lezers komt hij wat weemoedig en zelfs fatalistisch over. Zijn worstelingen onthullen kortom dat het leven ook voor een stoïcijn soms zwaar is.

    Stoa en epicurisme

    Daarom nu even een vergelijking met de tactiek van de epicuristen. Zij hanteren eigenlijk de omgekeerde strategie: epicuristen raden mensen aan zich terug te trekken in hun tuin met vrienden. Ze maken de wereld niet oneindig veel groter, zoals de stoïcijnen doen. Om de wereld dragelijk te maken, maken zij hem juist kleiner.

    Misschien maken de epicuristen het leven daarmee wat makkelijker voor zichzelf, maar voor de stoïcijn is deze tactiek geen optie. Voor hem heerst immers de waarheid dat alles met alles samenhangt, en met dat in het achterhoofd is een ontsnapping eigenlijk onmogelijk. De stoïcijnen zien hun betrokkenheid als een natuurgegeven.

    Daar hoort de stoïcijnse overtuiging bij dat de hele wereld deterministisch in elkaar zit. Zoals we zagen stelden de eerdere stoïcijnen al dat alles met ijzeren natuurwetten aan elkaar geklonken is. Zij verschilden met Epikouros van mening dat er niet zoiets als toeval bestaat.

    Volgende