In de stroom kamerstukken zat een onderzoeksrapport met de fraaie titel “Wat niet weet, wat niet deert, Evaluatieonderzoek werking Wbp“. De titel dekt de lading goed. In essentie geeft het rapport aan dat de wet onvoldoende normen kent en dat de bekendheid met de wet ook onvoldoende is, maar dat niemand zich daar echt zorgen om maakt. In essentie de problematiek rondom privacy in Nederland dus.
Ik geef u drie quotes uit de samenvatting:
“De algemene conclusie van dit evaluatieonderzoek is dat de doelstellingen van de Wbp, het waarborgen van evenwicht tussen het privacybelang en andere grondrechten en het versterken van de positie van personen van wie gegevens worden verwerkt, nog niet ten volle worden gerealiseerd.”
“Door de open normen die de wet kent, is normontwikkeling wenselijk in nadere regelingen per organisatie of per sector of branche.”
“Ook de bewustwording van het belang van privacy is niet bij alle verantwoordelijken en betrokkenen even groot.”
Kortom, nog veel werk te doen. Maar dit is lastig gegeven het vage karakter van de wet en de beperkte rol die privacy in onze grondwet heeft:
“1. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.
2. De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens.
3. De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens.”