Dat was me wat toen Trouw deze week op de voorpagina aankondigde dat God de wereld niet geschapen had maar gescheiden. Vertaalfout volgens de Nijmeegse hoogleraar Ellen van Wolde. Ouwe koek, meende het theologische establishment, en al lang geleden verworpen dan wel aanvaard, afhankelijk van de religieuze overtuiging.
De achterliggende discussie over de creatio ex nihilo is namelijk al heel oud: heeft God de materie geschapen of heeft God de wereld geschapen (of gescheiden) uit reeds bestaande materie? De een meent dat de oude bijbelschrijvers te simpel waren om een abstracte notie als schepping uit het niets te bedenken. Het zou een Griekse vondst zijn die later in het christelijke denken terecht kwam. Anderen menen dat deze abstractie wel degelijk op conto van de joden geschreven mag worden. Hoe de oorsprong ook ligt: het concept staat centraal in het christelijke denken over het begin van de wereld.
Dat Van Woldes stelling door de media golfde, zegt dus vooral iets over de pr-kracht van de hoogleraar en de vermoede nieuwsgierigheid van een groot deel van het publiek naar dit soort theologische kwesties. Allicht dat daar enig leedvermaak bij meespeelde dat christenen zich al die eeuwen op het verkeerde been hadden laten zetten. Want wie kan het nu werkelijk iets schelen hoe God de aarde precies schiep behalve een paar zeloten?
Wat wel jammer was dat niemand het verband legde met een wetenschappelijke kwestie waar toevallig een paar dagen daarvoor een mogelijk grote doorbraak in gemeld werd: het rondkrijgen van de administratie van donkere materie, die nodig is om vol te houden dat het heelal bij de Big Bang uit het niets ontstond. Ook in de kosmologie speelt de creatio ex nihilo, vanuit dezelfde Griekse roots, immers een voorname rol. Er zijn gerespecteerde wetenschappers te vinden die denken dat de Big Bang niet uit het niks kwam maar zich als het ware afscheidde uit gebeurtenissen die daaraan vooraf gingen, maar zij vormen een minderheid.
Zowel de cyclische kosmologie als de scheidingsinterpratie van Van Wolde grijpen in feite terug op een voor-Grieks denkpatroon, het cyclische denken dat aan de oosterse filosofie ten grondslag ligt. Niet zo gek dus dat de meeste westerse denkers, of ze nu van de wetenschappelijke of theologische school zijn, moeilijk overweg kunnen met dergelijke theorieën.
Reacties (32)
Maar hoe relevant is het allemaal om te weten hoe de aarde is ontstaan?
Iets uit het niets of iets uit het iets, ‘we’ weigeren toch aan te nemen dat wij niets uit het iets zijn.
Dus zijn we kind’ren van god of uit de klauwen geëvolueerde vissen of wat we ook van onszelf willen maken.
De argumentatie dat onderzoek naar de oorsprong leerzame feiten voor het nu en later kan opleveren, wordt onderuit gehaald door de stammentwisten in religieuze en wetenschappelijke contreien. Al zou een bepaalde ontdekking een feit zijn, dan nog wordt dat niet door iedereen als zodanig geaccepteerd.
Ons bestaan kent, zowel in het heden als in de geschiedenis, talloze duidelijke begin- en eindpunten. Daarom kunnen we niet bevatten en willen we niet accepteren dat een begin- of eindpunt ook wel eens helemaal niets zou kunnen zijn.
De stelling dat een god de vermicelli van de balletjes in de oersoep scheidde, kan ook door orthodox gelovigen worden geaccepteerd, want de herkomst van die oersoep zal toch ook verklaard moeten worden.
Eén ding is voor mij een zekerheid van hetzelfde kaliber als belasting betalen en doodgaan: God heeft niet de mensen geschapen, de mensen hebben “god” geschapen!!!!
@1 Zo heel relevant is het niet. Maar het is wel frappant om te zien dat de zoektocht naar het begin van de tijd universeel is voor het westerse denken en vanuit het christendom naadloos overgedragen op de wetenschap.
@3: “Naadloos overgedragen” – met vertaalfouten en al?
Het zou trouwens wel grappig zijn als in de kleitabletten en geschriften van de Soemeriërs, Grieken en Romeinen ook van dat soort ‘nieuwe vertalingen’ te ontdekken zijn. En hoe zit dat met de verhalen van het Hindoeïsme en Boeddhisme? Zijn die wel zonder vertaalfouten overgedragen?
Wat ik ook wel aardig vind, is dat Van Wolde er ook op wijst dat de christelijke goid niet in zijn eentje was, maar in gezelschap van wat vakbroeders was. Ik geloof (let wel: geloof!) dat het monotheïsme de motor van het hedendaags individualisme is. Eerst ging god soleren, met de mens in zijn kielzog.
Het mooie is dat er nu een opvatting is dat elk individu recht van bestaan heeft, ook al verschilt hij/zij van een ander. Nu we dus “zoveel mensen, zoveel zinnen” hebben, zou een meergodendom gerechtvaardigd zijn. Mede om recht te doen aan de complexiteit van het aardse bestaan. Maar dit alles terzijde….
@4 Ja hoor, met vertaalfouten en al, want die fout waar we het hier hebben is een interpretatieverschil waar een eeuwen oud filosofisch dispuut aan ten grondslag ligt. Dat dispuut is overgedragen.
Overigens is ook al heel lang bekend dat het eerste bijbelboek een fusieproduct is uit meerdere manuscripten. In het ene is God in zijn eentje (Yahweh) in het andere met een heleboel (elohim, ‘de goden’). Er staan zelfs twee scheppingsverhalen van de mens in. Het verhaal van Noach komt uit het Gilgamesh epos, en zo zijn er nog wat bronnen aan te wijzen.
@Peter: Ik vind “taalfouten” een veel te sterk woord. Iedereen die weleens een Griekse tekst heeft moeten vertalen weet hoe plaats-, tijd- en contextgebonden de inhoud van woorden kan zijn. Een aardig voorbeeld: “poepen” betekent in Vlaanderen iets heel anders dan in Nederland.
Ik vind je idee over hoe de verandering van polytheïsme naar monotheïsme de opmaat is geweest naar individualisme interessant, maar ik denk eigenlijk dat het juist tegenovergesteld is.
In de polytheïstische godsdiensten van Egypte, Griekenland en Rome waren er goden voor van alles en nog wat. Elk natuurverschijnsel had zijn eigen god. Daarbij waren die goden precies zoals mensen; jaloezie, haat, competitie vind je in het pantheon terug. Als je de ene god niet interessant vond, vond je een ander waarschijnlijk belangrijker. Het ontstaan van het monotheïsme kan volgens mij juist gedijen in een collectivistisch systeem. Je moet het immers eens zijn over wat die god is, wat ‘ie doet en wat hij vindt dat je moet doen. De daaruit voortvloeiende leefregels zijn collectivistisch bij uitstek.
De link die Christian legt tussen de gedachte van een Ewige Wiederkehr, die dus in de wetenschap weinig heeft postgevat, en deze vertaalkwestie vind ik wel een interessante.
Reactie op: God schiep niet, hij scheidde (Van Wolde)
Ik ben geen expert op dit terrein, maar enkele dingen moeten mij van het hart.
1. De letterlijkheid van de bijbel is in het geding. Van Wolde heeft ontdekt dat het Hebreeuwse werkwoord bara niet scheppen betekent maar scheiden. (Is dat zo uniek dat nooit iemand vóór haar dat heeft ontdekt of geweten?) Eeuwenlang vertelde de bijbel ons dat God de wereld heeft geschapen. Nu moet diezelfde bijbel ons vertellen dat God slechts heeft gescheiden: hemel en aarde, licht en donker, enz. De bijbel is mensenwerk. Wie weet wat van Wolde, of anderen, nog meer ontdekken.
2. De almacht van God is in het geding. Van Wolde vindt dat God de wereld niet geschapen kan hebben, omdat dat niet in de bijbel staat. Kan Gods almacht niet zo groot zijn dat hij zowel kan scheppen als scheiden? Niet volgens van Wolde, want zij kan alleen maar het woord bara, scheiden vinden. Dus kan hij niet hebben geschapen.
Of de wereld is geschapen of spontaan ontstaan, of op welke manier dan ook er is gekomen, dat wordt niet bepaald door de bijbel, of door Darwin, of door welke studie of geschrift dan ook; feit is dat die wereld er is, het heelal is er. De mensheid probeerde al sinds de oudheid en nu nog steeds, via openbaringen, overleveringen, waarnemingen, studies, beschouwingen enz. er achter te komen hoe dat is gebeurd. Oude waarheden worden achterhaald en aangepast, maar de werkelijkheid verandert daardoor niet.
De werkelijkheid wordt niet bepaald door wat er in de bijbel staat, evenmin door wat Darwin daarover zegt.
edit: asjeblieft geen persoonsgegevens, Joosten!
@Roy: over mono- versus polytheïsme en individualisering: het is natuurlijk ook tegenovergesteld. In die zin dat er één unieke god is bedacht en dat al zijn voormalige collega’s en adjudanten vervangen zijn door menselijke goden: van voetbalhelden tot popidolen, van goeroe’s tot opinieleiders.
Waarmee de onvolmaaktheid van de goden is opgelost. Het zijn geen goden, het zijn mensen.
Als er dan flink wat goden zijn “gedegradeerd” tot natuurverschijnselen of mensen, hou je niet veel meer over, dan die ene god. Het symbool voor alles wat we niet kennen en niet kunnen.
Ondanks deze redenatie blijft de vraag kriebelen, waarom collectieven zich scheidden in individuen, de wereld zich scheidde in talloze complexen en het godendom juist een tegenovergestelde evolutie heeft meegemaakt. Hoopgevend is het wel: alle goden afgeschaft, nog één te gaan.
Schiet me troewens nog een ander scheppingsverhaal te binnen, dat nadere exegese behoeft: Johannes 1.
Het “In den beginne was het woord, en het woord was bij god, en het woord was god”.
Ellen van Wolde zegt iets opmerkelijks over de verschillen tussen Genesis 1 (dat van dat scheiden) en Johannes 1:
“Terwijl Genesis 1 verhaalt over het ontstaan van de hemel en de aarde, toont Johannes 1 geen interesse voor het ontstaan van de kosmos, maar in de komst van het Woord in de reeds bestaande wereld”.
Fraai! Johannes geeft geen moer om het scheppingsverhaal. Hem gaat het erom dat je het woord accpeteert en verder de zoon van god (vleesgeworden woord) volgt.
Verder stel ze ook nog:
“In de visie van de auteur van Genesis 1 op het begin getuigt hij van de levenskracht van de verschillende
soorten in de schepping. De auteur van Johannes 1 getuigt van de aantrekkingskracht van het al-ene: de
ene oorsprong die de basis van alles vormt. Leven in samenhang met het ene begin is zijn leidraad. Een leven dat gericht is op de ene waarheid, de ene weg en het ene leven. En dat is iets heel anders dan de auteur van Genesis 1, die de vitaliteit van de verscheidenheid bezingt. Zijn begin beoogt veelvormigheid en diversiteit”. (te vinden op Schrift, Tijdschrift voor de bijbel, aldaar op de pdf-link klikken).
Johannes geeft ook geen moer om diversiteit. Eén voor allen en die allen dienen die één te volgen.
Johannes de aanstichter van het monotheïsme?
@9: Is Johannes niet van ruim na het ontstaan van het monotheïsme? Wat het ontstaan van het monotheïsme aangaat, vind ik de theorie van de competitie in vleierij volgens Hume interessanter eerlijk gezegd. (link pdf.)
@9 Johannes schrijft zo’n 700 jaar na Genesis, in een wereld waarin de Griekse filosofie al flink is doorgedrongen.
De oorsprong van het monotheisme is onduidelijk. De joden hebben de bijbel samengesteld toen hun elite in Babylon in ballingschap was. Het is duidelijk dat er Babylonische bronnen in Genesis zitten (het verhaal van Noach), maar onduidelijk is in hoeverre de gedachte van een enkele god al tot het joodse geloof hoorde voor die tijd. De bijbel staat vol (semi-)historische verhalen waaruit blijkt dat er een soort competitie tussen goden gaande was, met name tussen Baal-Tammuz-Adonis en Yahweh. Het Babylonische geloof (zoroastrianisme) meanderde ook heen en weer tussen mono- en polytheisme.
Piet Vroon legt in zijn boek Wolfsklem een verband tussen monotheisme en de ontwikkeling van het menselijke zelfbeeld. Naar mate de mens zich meer bewust wordt van zijn eigen unieke zelf, is hij ook meer geneigd om het goddelijke in een persoon te concentreren.
@Roy: fijne link! Had ik die maar bij de hand toen ik nog naar de zondagsschool moest ;-)
Bedoelde Hume met vleierij niet een soort zelfbedrog?
@12: Zelfbedrog? Geen idee.
De gedachte achter de competitie in vleierij gaat volgens mij als volgt: er zijn meerdere goden, die allemaal hun eigen verantwoordelijkheid hebben. Maar er zijn er altijd wel een paar die een sterkere invloed hebben. De mensen die ´partij kiezen´ voor de ene god, zullen zijn goede eigenschappen wat overdrijven tegenover de groep aanhangers van een andere god. Uiteindelijk leidt dat tot:
-‘mijn god is de aardigste’
-‘nou, die van mij is de sterkste’
-‘die van mij kan tijd ombuigen
-‘dat is nog niks, die van mij heeft de tijd gemaakt’
en zo is het wachten op degene die zegt:
-‘mijn god is enig, ondeelbaar en almachtig’
En dan ben je wel een beetje klaar met discussiëren.
@Roy: vooropgesteld dat ik Hume niet volledig heb gelezen, dacht ik begrepen te hebben dat hij met een wedstrijdje ‘ophemelen der goden’ bedoelde: een proces waar irrationele argumenten worden verzonnen om de god van jouw keuze tot numero uno te bombarderen. Win je dat wedstrijdje, ga je uiteindelijk in die argumentatie geloven. Je hebt niet alleen de ander met verzinsels overtuigd, ook jezelf. Zo iets…
Is ook maar een interpretatie hoor, zeker geen discussiepunt om mijn gelijk (mijn god) boven de jouwe te stellen ;-)
Meer bedoeld om er meer van te bgerijpen, dus dank voor je uitleg.
@14: Nou, ik begrijp wel wat je bedoelt, omdat ik in deze competitie een vergelijking zie met wat kinderen doen als ze het over hun vaders hebben:
-mijn vader tilde laatst de bank op. Hij is sterk
-Maar mijn vader is sterker, want hij kan twee banken optillen
-Maar mijn vader is het sterkst etc.
Of deze irrationele argumenten (want dat zijn het inderdaad uiteindelijk wel) vanaf het begin al door de verdedigers geloofd werden, zou ik echt niet durven zeggen. Ik heb echt geen idee.
Die handout komt trouwens van een studium generale van herman philipse. Er zijn ook filmopnamen gemaakt, dus veel plezier, er is acht uur aan materiaal :-)
@15
Bedankt voor het linkje.
“Bara”betekent helemaal niet scheiden, of je moet eronder verstaan het zich afscheiden van de geborene (schepping) van de “schoot”waartuit het is ontstaan: de “Wateren”, of wel: de met potentiele materie gevulde ruimte: de Oermoeder.
“Bara” vindt je terug in Barbelo, maar ook in Brahma. Barbelo wordt genoemd in de Pistis Sofia, het scheppingsverhaal van Jezus aan Johannus. Bara is ook Mare = Water(en)> Degene, die hemel en aarde scheidde was Shu, in allerlei varianten in allerlei mythologiën te vinden. Het is de atmosfeer, die tussen de aarde en de ruimte kwam te staan, als gevolg van de “uitwaseming” van de aarde.
@17 Die eerste interpretatie is die van rabbijn Soetendorp.
In de twee alinea maak je er wel een beetje een etymologische soep van. “Bara” is een semitisch woord, “Brahma” een indo-europees woord. Dat zijn twee totaal niet verwante taalgroepen. hetzelfde geldt voor een associatie tussen “bara” en het eveneens indo-europese woord “mare”.
De Pistis Sofia is een gnostisch geschrift uit de tweede eeuw, waarin inderdaad joodse en griekse elementen samenkomen. Maar “Barbelo” wordt doorgaans niet op “bara” teruggeleid, maar op “bar’b”.
Natuurlijk liggen er allerlei verbanden, maar die bevinden zich op een abstract niveau, niet op toevallige rijmklanken.
Imho is het monotheïsme ontstaan door toedoen van de priesters, die hun macht wilden vergroten. Het monotheïsme is bij uitstek geschikt voor sterk hiërarchisch gerichte samenlevingen, vandaar ook de oorsprong van het woord ‘hiërarchisch’. Als er meer goden zijn, ga je naar de concurrent, wanneer de priesters er een potje van maken.
@19 Anderzijds, toen de Egyptische farao Achnathon het monotheisme probeerde in te voeren, stuitte hij op grote weerstand van de priesterklasse, die zich geconfronteerd zag met werkloosheid.
@18: Soetendorp? Een maandje geleden zag ik hem nog de macarena dansen op een feestje :-)
@20: Toen de farao het door wilde drukken, was dat een aantasting van de priesterlijke macht. Ik denk dat het verzet tegen Achnaton daar eerder op was gebaseerd dan op werkloosheid.
@22 Dat bedoel ik ook. Monotheisme vergde veel minder tempels en rituelen, dus minder priesters en die kleinere priesterklasse was vanzelf ook minder machtig, temeer daar Achnaton zichzelf tot opperpriester benoemd had.
O ja, voor geinteresseerden staat er een langer artikel op mijn site over de verhouding van het vroege christendom tot de staat en geweld.
Bertrand Russell geeft in zijn overzicht van de westerse filosofie nog een paar interessante argumenten voor het succes van het christendom tov het polytheistische romeinse pantheon (ongeveer, uit het hoofd):
– het was een godsdienst voor het gewone volk terwijl het romeinse pantheon er voor de elite was
– het had geschreven bronnen (die veel status en gezag verlenen aan de claims van de godsdienst) terwijl de romeinse godsdienst dat niet had
– het sprak aan omdat het het concept van lijden centraal stelde en lijden dragelijker kon maken (uitzicht op de hemel)
– het had een griekse filosofie aangenomen die bekend was voor de romeinen
@24: maar wie, o wie, heeft dat geniale concept van dat lijden (en de verlossing) bedacht?
Alles wat even verlossing biedt, ook al is het maar voor even, wordt aanbeden.
@24:
Dat is uiteindelijk precies een bewijs voor het perfecte samengaan van hiërarchische structuren in monotheïstische godsdiensten en de staat: Constantijn bekeerde zich tot het christendom om zich van de lastige oligarchen (Romeinse senatoren) te ontdoen en zijn greep op de staat te verstevigen. Één man staat aan het hoofd van de staat, net zoals één god in de hemel regeert. De priesters en senatoren in Rome hebben zich daar vast ook zo veel mogelijk tegen verzet, maar hadden blijkbaar minder macht dan hun Egyptische collega´s enkele millennia eerder.
De andere punten uit Russell´s ‘History of western philosophy’ spelen daar idd ook een rol bij. En de factor geluk, natuurlijk, om toevallig (of door God´s onzichtbare hand gedreven?) op de goede plaats op het goede tijdstip te zijn.
@26 De eerste Romein die bedacht dat een enkel staatshoofd annex hogepriester wel handig zou zijn was een zekere Julius zich noemende Caesar. Die werd door senatoren het hoekje omgeholpen. Maar zijn nazaten grepen alsnog de macht.
Constantijn was bijna vier eeuwen later keizer van enkel nog het oostelijke deel van het rijk, dat rap slonk onder barbaarse invallen. Hij heeft zich in een soort wanhoopspoging bekeerd, in de hoop dat de christelijke God hem misschien zou helpen bij de volgende veldslag. Die won hij.
@27: als ik Russell herinner lag het nog wel iets ingewikkelder. Onder de soldaten zaten inmiddels veel christenen, dus het was mogelijk ook een manier om de soldaten aan hem te binden.
@27: Constantijn de Grote was keizer van Rome.
@29: in een paar regels kunnen we onmogelijk alle nuances van Russell mee nemen.
@30 Je hebt gelijk. Constantijn heeft wel het zwaartepunt verlegd naar het oosten, met Nova Roma (Constantinopel) als hoofdstad van het rijk.
Christian, ik maak er geen soepzooitje van. De taalvermengen en linguistische verbanden gaan veel verder dan ethymologische verwantschappen, daar de trek der volkeren veel eerder en veel meer van belang is dan de “wetenschap” nu erkent.