Post-atheïst | Langs de Zijderoute (2)

Foto: Post-Atheïst
Serie:

COLUMN - Ik blogde al eerder over het Iraanse deel van de Zijderoute en vertelde toen dat het een zandloperachtige corridor was tussen Teheran, waarvandaan diverse wegen naar het westen lopen, en Mashhad, waar de wegen naar China en India beginnen. De kaliefen van de Umayyadische dynastie (r.661-750) begrepen het strategische belang en zorgden ervoor dat deze weg in islamitische handen zou blijven, wat betekende dat er geld werd besteed aan versterkte nederzettingen. Uit deze tijd dateert de moskee van Damghan, die ik al noemde.

De oostelijke gebieden dienden echter ook om lastige opposanten naartoe te sturen, en die waren er volop. Het standaardbeeld is dat de islam in de eerste eeuw van zijn bestaan worstelde met de vraag wie de leider moest zijn, wat ertoe leidde dat er enerzijds soennieten waren die het gezag van de Umayyadische kalief in Damascus erkenden en dat er anderzijds sjiieten waren die meenden dat het familiehoofd van de afstammelingen van de profeet, de imam, het oppergezag bezat. Dat is althans het top-down-verhaal.

Er is echter ook een bottom-up-verhaal. De Arabieren hadden de Perzen namelijk onderworpen, maar niet verslagen. De Perzen wilden zich best bekeren tot de islam, maar wel op hun voorwaarden, en daarom stonden zij sympathiek tegenover iedereen die het oppergezag van de kalief nuanceerde. Als er niet al een conflict over het leiderschap zou zijn geweest, zou het wel zijn veroorzaakt door de Perzische eigenzinnigheid, temeer daar Perzië al eerder ruimte had geboden aan allerlei nieuwe religieuze ideeën: het traditionele zoroastrisme kende nieuwe ideeën met namen als zurvanisme en mazdakisme; er waren diverse christelijke varianten; er waren boeddhisten; er waren aanhangers van de oude natuurgodsdiensten; er waren joden (waarover ik al eens heb geschreven).

De sjiitische islam is niet alleen ontstaan door een conflict over het leiderschap maar vormt minstens evenzeer – en wellicht meer – een uitdrukking van het Perzische nationalisme, ontstaan in een religieuze heksenketel, waar de Umayyadische kaliefen aan bijdroegen door ballingen naar het oosten te sturen. In 740, een kleine eeuw nadat de Arabische legers de Perzen hadden onderworpen, barstte de bom, toen Zaïd, die via zijn grootvader Huseyn en overgrootmoeder Fatima afstamde van de profeet, in opstand kwam.

Weliswaar werd hij verslagen, maar de resterende opstandelingen vonden een nieuwe leider in de persoon van Abu Muslim, die ooit was uitgezonden als gouverneur van het gebied langs de Zijderoute. Hoewel hij een soenniet was en aanvankelijk hard had opgetreden tegen andersdenkenden, verzette hij zich tegen de Umayyaden. Vanuit Zijderoutesteden als Nishapur rukte hij op naar het westen, gesteund door de sjiieten, soennieten, zoroastriërs, joden en christenen in zijn provincie. Daar diende hij als “king maker” voor de dynastie der Abbasieden, die een zijtak vormde van de familie van Mohammed.

Een kalief uit de familie van Mohammed: het was bedoeld als oplossing voor het conflict over het leiderschap, maar de tegenstellingen waren al te ingesleten om nog te kunnen worden overbrugd. Het zal u niet zijn ontgaan dat ze er nog altijd zijn.

De zojuist genoemde Zaïd geldt voor sommige groepen sjiieten als de belangrijkste van alle imams. Hoewel de zaidieten niet de hoofdstroming van de sjia vormen, zijn ze een grote minderheid in Jemen. Het verklaart waarom het huidige Iran, een sjiitische republiek, de Houthi’s in dat land steunt.

[Wordt vervolgd]

Reacties (1)

#1 Wim Raven

De mainstream-moslims van de eerste eeuw van de islam ‘Soennieten’ te noemen is niet zinvol. Die naam is immers gemunt naar de ahl al-djamâ‘a was-sunna, mensen die pas vanaf ± 720 de ‘goddeloze’ soenna’s van de Umayyadische kaliefen vervangen wilden zien door de soenna van de profeet. Wat dat was of moest worden wisten ze aanvankelijk nog niet, maar in ieder geval waren zij tégen de Umayyaden. Alleen Kalief Umar II (r. 717–720) vond genade in hun ogen.

De Abbasidische legitimatie met behulp van Mohammeds oom Abbâs was vliesdun, want deze was nooit moslim geworden en brandt naar algemene opvatting in de hel.

De sji‘ietische islam is nog heel lang een Arabische of ‘internationale’ zaak gebleven en werd pas laat Perzisch. De vroege Shu‘ûbiyya (± 740–900), wat eenzijdig ook wel ‘Perzisch nationalisme’ genoemd, was het te doen om de gelijkstelling van niet-Arabieren met Arabieren. Daar sloop veel Perzisch superioriteitsgevoel in, dat echter vooral van culturele en welhaast agnostische aard was. Opstandig was het niet en sji‘ietisch evenmin. De koppeling Sjia-Iran ontstond pas vanaf 1500, met de Safawiden. (In Iran zal dit wellicht anders worden verteld.)