ANALYSE - De nieuwe datering van eerder gevonden rotstekeningen in Indonesië leidt tot een jubelstemming in archeologische kringen. De vraag is echter of deze ontdekking niet te verwachten viel. Wat zegt dit over de ontwikkeling van de archeologie als wetenschap?
Een oude vondst was vorige week opnieuw groots in het nieuws. Grottekeningen in Maros, Indonesië, blijken veel ouder dan gedacht. De oorsprong van de menselijke creativiteit komt daarmee in een nieuw licht te staan. Die ligt niet uitsluitend in Europa – zoals altijd gedacht – maar ook in Azië.
Met dat nieuwe inzicht, dringt zich echter ook een andere vraag op. Namelijk: wat is hier eigenlijk de grootste ontdekking? De leeftijd van deze grottekeningen? Of een zekere naïviteit in de Westerse archeologie?
Met een nieuwe dateringstechniek zijn in de jaren vijftig ontdekte rotstekeningen opnieuw bekeken. Wetenschappers dachten dat deze tekeningen hooguit 10.000 jaar oud konden zijn. Nu blijken zij veel ouder, sommigen tot bijna 40.000 jaar, zo staat in een publicatie in het blad Nature. Dat maakt ze ouder dan wereldberoemde rotstekeningen in Chauvet en Lascaux in Frankrijk en ongeveer net zo oud als tekeningen in El Castillo, Spanje.
Ontdekking achter de ontdekking
Opwinding in de archeologie is het gevolg. Sommige wetenschappers weten hun enthousiasme nog te temperen, maar hoogleraar archeologie Wil Roebroeks van de universiteit Leiden komt openlijk voor zijn opwinding uit. ‘Ik kreeg kippenvel toen ik het las,’ zo vertrouwt hij NRC toe. Roebroeks schreef ook een commentaar bij het originele artikel in Nature. Hierin stelt hij dat er nog veel meer ontdekkingen zitten aan te komen:
Compared with Europe, Asia has seen little fieldwork, and new finds will keep on challenging what we think we know about human evolution.
Het is deze, bijna terloopse, opmerking die mij het meeste verbaasde: een ‘ontdekking’ achter de ontdekking. We hebben jarenlang vooral in onze eigen achtertuin zitten graven, terwijl er veel aanleiding was om wat beter bij de buurman te kijken.
Het is niet de eerste keer dat wetenschappers buiten Europa iets belangwekkends uit het stof trekken. Veel schakels in de menselijke evolutie zijn in Afrika en Azië gevonden en luisteren naar exotische namen als ‘Turkana boy’ (Kenia), ‘Peking man’ en ‘Java mens’. Waarom dan toch die aanhoudende focus op Europese grond? En: de verbazing als er ‘ineens’ een stokoude tekening opduikt in Indonesië?
Oude koe
Wat kun je daar voor verklaringen voor geven? Het gebrek aan veldwerk buiten Europa heeft enerzijds een wetenschappelijke uitleg, zo blijkt uit de nieuwsberichten. Zo gingen wetenschappers er altijd vanuit dat het tropische klimaat rotstekeningen snel zou aantasten. Gevonden tekeningen konden dus nooit heel oud zijn. Ook is de dateringstechniek relatief nieuw.
Anderzijds spelen contextuele factoren een rol. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen of de Indonesische overheid en bevolking wel zo geïnteresseerd zijn in vroege mensachtigen en hun creatieve uitspattingen. Kleine illustratie: het National Museum in Jakarta stelt een aantal essentiële archeologische vondsten tentoon, maar het verschil in aandacht met – pak hem beet – die voor de grotten van Lascaux is op zijn minst opmerkelijk te noemen. Daar kwamen jarenlang busladingen vol toeristen langs. Totdat de kwetsbare tekeningen haast bezweken onder al dat bezoek (en hun schadelijke adem).
Politieke en maatschappelijke omstandigheden zijn in Indonesië lang niet zo gunstig als in Europa. Onder Soekarno was Indonesië ronduit vijandig jegens alles wat naar buitenlandse bemoeienis rook. Soeharto leek het vooral te druk te hebben met communisten vervolgen en zijn vrienden en familie baantjes geven om aandacht te besteden aan oude botten.
Ten slotte is niet uitgesloten dat het Europese en het Indonesische publiek van elkaar verschilt. Wellicht bestaat er eenvoudigweg minder besef bij lokale bevolking van wat relevante archeologische vondsten zijn. Wie weet hebben Javaanse akkerbouwers al tientallen schedelfragmenten ontdekt, maar zagen ze restanten Homo erectus aan voor stukken oude koe. Hoewel ik de archeologische kennis van de gemiddelde Europese boer niet al te veel wil ophemelen, lijkt me de weg van akker naar laboratorium in Europa nog altijd een stuk korter.
Naïef
Toch kunnen dat soort verklaringen maar deels uitleggen waarom de focus zo lang op Europa lag. Simpel gezegd: archeologen hadden kunnen weten dat er oudere tekeningen te vinden zouden zijn buiten Europa. Een lijst met ontdekkingen laat zien dat de meest recente voorlopers van de huidige mens weliswaar in Europa te vinden zijn, maar dat het daarvoor toch echt vooral in Afrika en Azië te doen was. Sommige archeologen zijn dan ook minder verbaasd. We konden bewijzen van vroege creativiteit ook buiten Europa verwachten.
Het is simplistisch te denken dat de ontwikkeling van menselijke creativiteit een Europese aangelegenheid is. Naïef zelfs, zo beaamt ook Roebroek. Alsof de overgang van Homo erectus naar de moderne mens een soort evolutionaire harde return is en ze plotseling als bezetenen begonnen te tekenen bij aankomst in Europa.
Het ligt veeleer andersom, zo lijkt me. Doordat vooral in Europa gezocht en gegraven is, krijgt Europa een centrale plek in de ontwikkeling van de moderne mens. Niet omdat dat wetenschappelijk zo zou zijn. De overtuiging van Europa als ‘kraamkamer’ van de menselijke creativiteit is gebaseerd op een grote hoeveelheid vondsten. Maar de omstandigheden van die ontdekkingen zijn geen onderwerp van kritische beschouwing.
Dit deel van de archeologie staat op het punt van een paradigmawisseling. Bij uitstek momenten waarop duidelijk wordt dat wetenschap een grillige koers loopt, mede bepaald door zaken die met wetenschap niets van doen hebben. In dit geval zijn dat dus bijvoorbeeld de aandacht van een Europees publiek, de beschikbare middelen om hier te speuren en wellicht ook een soort paleoantropologische gemakzucht. Waarom naar Indonesië, als je ook hier leuke dingen kunt vinden?
Daarbij is ook een wat minder welwillende duiding mogelijk. De eerste ontdekkingen van vroege mensachtigen werden gedaan op een moment dat het dominante wereldbeeld in de wetenschap Europa überhaupt in het centrum plaatste. Wellicht komt eurocentrische archeologie in zijn vroege vorm dan ook voort uit raciaal superioriteitsdenken: intelligentie en creativiteit moesten wel hier ontstaan zijn. Als dat zo zou zijn, dan heeft deze wetenschap er wel heel lang over gedaan om zich daarvan te ontdoen.
Hoe dan ook, is dat beeld nu aan het kantelen. Gelukkig. En er valt nog veel te ontdekken daar in Azië, zo stelt ook Roebroek. Ik denk dat dat ook geldt voor deze wetenschap zelf. Niets menselijks is de archeoloog immers vreemd.
Reacties (2)
Paar storende ongerijmdheden in het exposé:
We hebben jarenlang vooral in onze eigen achtertuin zitten graven, terwijl er veel aanleiding was om wat beter bij de buurman te kijken. Eugene Dubois heeft rond 1890 in Java de Homo erectus (“Java Man”) opgegraven en vlak erna beschreven.
Waarom dan toch die aanhoudende focus op Europese grond? Los van dat intensief veldwerk organiseren, jaar in jaar uit, in b.v. Flores of China voor Amerikaanse en Europese instituten veel duurder en lastiger is (en ook moeilijk te funden), is er naast ook veel interesse in “onze” meer directe geschiedenis. Maar als ik de paleoantropologie overzie is er inmiddels een veel betere balans tussen Afrika en de rest qua aandacht.
Je kunt je bijvoorbeeld afvragen of de Indonesische overheid en bevolking wel zo geïnteresseerd zijn in vroege mensachtigen en hun creatieve uitspattingen. Als je kijkt naar het gemiddelde opleidingsniveau in Indonesië zou je zeggen dat er minder aandacht is voor archeologie. Maar ja, ze hebben ook een museum in Sangiran op Java rond hominiden gebouwd. Musea in Indonesië hebben maar een fractie van het budget van de Europese musea, het is immers een behoorlijk arm land in vergelijking met ons.
Wie weet hebben Javaanse akkerbouwers al tientallen schedelfragmenten ontdekt, maar zagen ze restanten Homo erectus aan voor stukken oude koe. Ik heb in Bandung een stuk of tien schedels (velen incompleet) zien liggen in het Geologisch Instituut, en in Sangiran en in Jakarta moeten er ook nog verschillende zijn. In Sangiran worden ze vaak door boeren aangebracht.
Het dieptepunt vind ik: De eerste ontdekkingen van vroege mensachtigen werden gedaan op een moment dat het dominante wereldbeeld in de wetenschap Europa überhaupt in het centrum plaatste. Wellicht komt eurocentrische archeologie in zijn vroege vorm dan ook voort uit raciaal superioriteitsdenken . Dubois, 1890, Java. Eat that.
Kent de auteur de situatie wel waar hij zo een gewichtig exposé over houdt? De paleoantropologen waarmee ik werk beseffen bijna allemaal hoe “biassed” hun vak is op Europa en zijn bijna allemaal hele nuchtere mensen. Maar ja, zij worden ook enthousiast van leuke ontdekkingen waaruit we veel kunnen leren en het is te hopen dat er nog veel meer volgen. Wat wil de auteur nou betogen?
Roebroeks heet de man.
De ontdekking gaat over nieuwe culturele aspecten van vroege steentijdarcheologie in dat gebied. Die wordt bijgevoegd aan veel eerdere ontdekkingen die gingen over werktuig- en vuurgebruik en lichaamsbouw e.d..