Vandaag een gastbijdrage van Sjoukje Botman, die aan de Amsterdamse School voor Sociaal Wetenschappelijke Onderzoek promotieonderzoek heeft gedaan, getiteld: ‘Gewoon Schoonmaken. De troebele arbeidsrelaties in betaald huishoudelijk werk’. Het stuk staat ook op Sociale Vraagstukken.
Wie langs de Amsterdamse grachten wandelt en goed kijkt naar de portieken van de monumentale panden, kan de sociale ongelijkheid van vroegere tijden herkennen. De mooie grote deur, te bereiken met een statige trap, die was voor de rijke bewoners van deze panden. Onder de trap is er vaak een kleiner deurtje te vinden. Dit deurtje leidt naar de oorspronkelijke vertrekken van het huishoudpersoneel. Ruim een eeuw geleden was het gebruikelijk dat het gegoede gezin er een scala aan huishoudelijk personeel op nahield. Niet omdat man en vrouw buitenshuis werkten, maar als teken van welstand.
Waar vroeger jonge meisjes van het platteland naar de stad reisden om daar als ‘dienstje’ aan de slag te gaan, vindt de trek tegenwoordig plaats op een mondiale schaal. Het werken in de huishouding is een zaak voor ongedocumenteerde migranten geworden. Het betreft veelal vrouwen, maar het kunnen ook mannen zijn. Zij kunnen laaggeschoold zijn, maar niet zelden zijn het midden- tot hooggeschoolden die de slechte economische omstandigheden in het land van herkomst ontvlucht zijn. Een groot deel van deze huishoudelijke diensten vindt plaats in de zwarte of grijze economische sfeer. Zo zijn de huidige huishoudelijk werkers te zien als lokale expressies van een mondiale economische ongelijkheid. Dat levert nieuwe kwesties op in de omgang tussen werkgever en schoonmaakster.
Janelle is 39 jaar en nog maar net in Nederland. Ze is getrouwd, en haar man en vier kinderen, tussen de 12 en 20 jaar oud, bleven achter op de Filippijnen. Haar man is zeeman en tien maanden per jaar van huis. Dan zorgt Janelles zus voor de kinderen. Janelle werkte bij een verzekeringsmaatschappij op de Filippijnen, maar haar inkomen van 75 euro per maand was te laag om de studie van haar vier kinderen te bekostigen. Ze wil graag dat haar kinderen naar een privéschool gaan en dat is duur. Een vriendin werkte in Nederland als schoonmaakster en vertelde dat dat goed verdiende. Janelle besloot ook naar Nederland te komen. Ze heeft geen verblijfsvergunning, woont bij een vriendin, en heeft zes werkgevers waar ze in totaal 53 uur per week werkt. Ze verdient er 1900 euro mee, waarvan ze 700 euro naar haar familie stuurt. Op de vraag waarom ze hier is en huishoudelijk werk doet antwoordt ze: ik ben hier voor het geld.
Hedendaagse huishoudelijk werkers zijn hoger opgeleid dan de dienstbodes van een eeuw geleden, ze hebben door meerdere dienstverbanden een grotere autonomie en ervaren minder sociale afstand met hun werkgevers dan een eeuw geleden. Dat het persoonlijke dienstverband er nog steeds een is van ongelijkheid, speelt in de beleving van zowel huishoudelijk werkers als van de werkgevers niettemin nog steeds een rol. De huishoudelijk werkers ervaren ongelijkheid vooral buiten het dienstverband. Als onrechtvaardig ervaren zij de slechte economische situatie in het land van herkomst en het Nederlandse migratiebeleid waardoor zij geen verblijfsvergunning kunnen krijgen. Er zijn nauwelijks huishoudelijk werkers die zich binnen het dienstverband door hun werkgevers als mindere behandeld voelen. Ze doen hun werk en de mensen behandelen je over het algemeen als gelijke, is de ervaring. Opvallend is dat vooral de werkgevers worstelen met de ongelijkheid in het dienstverband.
Maarten en Astrid zijn een kenmerkend voorbeeld van huishoudens die huishoudelijke taken uitbesteden: een heteroseksueel stel, academisch geschoold, beide werkend, al dan niet getrouwd met of zonder kinderen. Uitbesteding van het huishoudelijk werk is voor hen een tijdsbesparende strategie. Naast een gebrek aan tijd is een tweede reden voor het uitbesteden van huishoudelijke taken dat het partners niet lukt om huishoudelijke taken te verdelen. Een derde mogelijk motief voor uitbesteding heeft te maken met de bevestiging van status. Een mooi huis met ornamenten die veel stof verzamelen, zijden shirts die alleen op de hand gewassen mogen worden: ze zijn niet per se noodzakelijk maar creëren wel extra huishoudelijk werk.
Aan deze drie motieven ligt een vierde ten grondslag: het huishouden is geen populaire bezigheid. Geen van de drie eerder genoemde motieven zou stand houden als het huishouden een statusbevestigende bezigheid zou zijn. Huishoudelijk werk heeft net als een eeuw geleden een lage status en is een bezigheid (geworden) waar je nauwelijks voldoening uit haalt en waar je zo min mogelijk tijd aan besteedt.
Werkgevers en huishoudelijk werkers in Amsterdam opereren beiden in een informele economie, en moeten met elkaar omgaan in een persoonlijk dienstverband. Dat gaat de werknemers makkelijker af dan de werkgevers. Voor de schoonmaaksters is de omgang met de werkgevers eerst en vooral zakelijk. De beste werkadressen zijn die met veel aaneengesloten uren – te combineren met andere werkadressen in de buurt – waarbij er voldoende tijd is voor de gevraagde taken en er duidelijkheid bestaat over de invulling van de taken. Ook doorbetaling tijdens vakanties en extra betaling voor feestdagen worden als gunstig beoordeeld. Wanneer het niet klikt met een werkgever, verbreken de huishoudelijk werkers het dienstverband zodra de omvang van hun werkgeversbestand dit toestaat. De huishoudelijk werkers beleven het persoonlijke dienstverband als de gemiddelde werknemer: het moet zakelijk goed zijn en als het daarnaast persoonlijk ook klikt, is dat mooi meegenomen.
Werkgevers zijn ambivalenter. Dit heeft te maken met een aantal specifieke kenmerken van huishoudelijk werk. Anders dan andere vormen van dienstverlening bij mensen thuis, zoals de loodgieter of de schoorsteenveger, vereist huishoudelijk werk geen specifieke kennis, kunde of materieel. Je zou het ook zelf kunnen doen. Een tweede kenmerk van huishoudelijk werk is dat het in de privésfeer van de werkgevers plaatsvindt. Om huishoudelijke arbeid uit te besteden, moet je een ander in je privésfeer kunnen vertrouwen en verdragen. Ten derde weten ook de werkgevers dat het dienstverband ten behoeve van huishoudelijke arbeid er historisch een van ondergeschiktheid is. De meid die de restjes van mevrouw te eten kreeg, de krappe dienstbodevertrekken, de macht van de werkgever, dat past niet meer in het huidige ‘egalitaire’ Nederland. Werkgevers proberen elk vergelijk met het verleden te vermijden, bijvoorbeeld door wat De Swaan (1991) omschrijft als het kiezen van een omgangsvorm ‘als tussen gelijken’.
Moeizame combinatie
Het gelijkwaardigheidprincipe en het werkgeverschap-in-eigen-huis is een moeizame combinatie. Al helemaal als de huishoudelijk werker een ongedocumenteerde migrante is, die misschien net zo hoog opgeleid is als de werkgever. De kenmerken van betaald huishoudelijk werk zorgen voor gevoelens van ongemak en schaamte bij de werkgevers, terwijl voor de werknemers het werk en de omgang met elkaar vooral zakelijk is. De meeste werkgevers kiezen voor een stijl van vermijding. Werkgevers met deze stijl willen niet weten wat de huishoudelijk werker in de privésfeer doet of ziet. Men worstelt ermee dat een ander werk doet dat door de werkgever zelf als een vervelende klus wordt ervaren. Degenen met deze werkgeversstijl willen niet thuis zijn als de werkster komt, zij spreken soms zelfs van ‘het huis ontvluchten’. Wie deze vermijdende stijl hanteert, maakt geen duidelijke afspraken met de huishoudelijk werker, weet niet goed of giften nou aardig zijn of juist paternalistisch en wil zo min mogelijk contact met de huishoudelijk werker. De wensen worden niet of krampachtig duidelijk gemaakt, met irritaties blijft men lang lopen en ontslaan doet men met een smoes. Kort samengevat luidt de conclusie: huishoudelijk werkers hebben liever doorbetaling tijdens de vakantie van de werkgever, dan een koekje bij de koffie, of een werkgever die uit gegeneerde empathie niet kenbaar maakt wat hij of zij wil, maar wel sluimerend ontevreden is.
Reacties (6)
Interessant! Bedankt voor het publiceren van deze samenvatting dr. Botman!
Goed dat het is onderzocht.
De houding van de ‘werkgevers’ is ambivalent omdat het hypocriete, links-lullend-en-rechts-vullende motherfuckers zijn, die nog te beroerd zijn om de zaakjes ‘wit’ te regelen. En dat weten ze zelf verdomd goed, maarja, het is wel het goedkoopst op deze manier.
Wel weer typisch Hollands om dat schaamtegevoel met een goedkoop koekje te willen afkopen dan door het salaris van de werkster te verhogen.
Onder de trap is er vaak een kleiner deurtje te vinden. Dit deurtje leidt naar de oorspronkelijke vertrekken van het huishoudpersoneel.
Ooit gehoord van een kolenkelder en of opslagruimtes? Ooit gehoord van veranderende waterstanden? (dat heeft misschien iets te maken met “de kelder” en “waterschade”) De opmerking dat deze deur voor “het personeel” is, is misleidend en aantoonbaar onjuist. (voor de verandering kan je het onderzoek daarnaar zelf doen)
Ruim een eeuw geleden was het gebruikelijk dat het gegoede gezin er een scala aan huishoudelijk personeel op nahield. Niet omdat man en vrouw buitenshuis werkten, maar als teken van welstand.
Typisch voorbeeld van voorgeprogrammeerde uitleg voor de “rat-race” van de “middenklasse” om de “elite” te imiteren.
Huishoudelijk werk heeft net als een eeuw geleden een lage status en is een bezigheid (geworden) waar je nauwelijks voldoening uit haalt en waar je zo min mogelijk tijd aan besteedt.
Bedankt dat je de standaard voorprogrammering van “de academici/de opgeleide” nog even laat zien. (of jouw eigen) Dit soort propaganda van de klasse maatschappij is zo 19e eeuws en zo moeilijk om los te laten voor een groot deel van het plebs.
De meid die de restjes van mevrouw te eten kreeg, de krappe dienstbodevertrekken, de macht van de werkgever, dat past niet meer in het huidige ‘egalitaire’ Nederland. Werkgevers proberen elk vergelijk met het verleden te vermijden, bijvoorbeeld door wat De Swaan (1991) omschrijft als het kiezen van een omgangsvorm ‘als tussen gelijken’.
Dit toont maar weer aan hoe onrealistisch er nagedacht wordt. Blablabla dit past niet meer (volgens wie of wat?) gooit het eten maar gewoon weg, dat is heel normaal. “Als tussen gelijken” niet gelijk, maar als als als oppervlakkig hypocriete business dus. Er was ooit een gedachteconstruct op een papiertje gezet, dat werd artikel 1 van de grondwet genoemd. Iedereen is gelijk, helaas is de formulering nu verdraaid tot een verbod op discriminatie. De autoritair geconditioneerde loonslaaf (waarvan deze website een ideaal voorbeeld is) snapt het niet, dat gedeelte van het zelfnadenken is uitgeschakeld door voeding en voorprogrammering. Voorprogrammering die zichzelf onderhoudt middels propagandastukjes zoals “liever geld dan koekje bij de koffie”.
“Maarten en Astrid zijn een kenmerkend voorbeeld van huishoudens die huishoudelijke taken uitbesteden: een heteroseksueel stel, academisch geschoold, beide werkend, al dan niet getrouwd met of zonder kinderen.”
Met zoveel onduidelijkheid in mijn leven zou ik ook een vermijdende stijl gaan hanteren. Maar ik zal het eens aan mijn wel/niet dochter vragen.