Onlangs kreeg ik een boze mail van gezinsvoogd Piet Bleeker naar aanleiding van een pissig stuk van mij over de wantrouwende houding van Jeugdzorg en Jeugdgezondheidszorg naar ouders toe. Een passage daaruit:
De laatste weken duiken er verontrustende berichten op in de media waarbij overenthousiaste JGZ- en JZ-medewerkers brave vaders en moeders er onterecht van beschuldigen dat ze hun kinderen verwaarlozen of mishandelen. Wie wantrouwen zaait, zal wantrouwen oogsten. De JGZ en JZ lijken steeds meer samen te smelten. Daar waar het namelijk de natuurlijke taak van de Jeugdzorg is om problemen op te sporen, doen tientallen beroepsgroepen in de jeugdgezondheidszorg dat inmiddels ook. Velen daarvan werken met meldplichten en protocollen als ze ‘niet-pluis’-gevoelens hebben. Een greep uit het rijke aanbod: tandartsen, eerste hulpposten, juffen en meesters, school maatschappelijk werkers, jongerenwerkers, kraamhulpen, consultatiebureauartsen en –verpleegkundigen, gemeentelijke interventieteams (ja de tandenborsteltellers). Er ontstaat een ronduit negatieve benadering jegens gezinnen. Wie problemen zoekt, zal ze immers vinden. Desnoods leg je een gezin net zo lang onder een vergrootglas totdat je een probleem hebt gevonden.
Bleeker vond dat ik teveel generaliseerde. En zijn het niet vooral de media en politiek die de jeugdhulpverlening achter de voordeuren jaagt? Achter zijn woorden school frustratie. Daarom het verhaal van een gezinsvoogd die moet kiezen tussen liefde of een risicotaxatie.
Bleeker is sinds 2002 gezinsvoogd in Friesland. Meestal begeleidt hij ongeveer 15 gezinnen. Veel kinderen in zijn werklast komen in de problemen vanwege de scheiding van hun ouders. Er is ruzie thuis of wanneer de kinderen bij één van de ouders wonen, zitten ze snel in een loyaliteitsconflict. Ouders kunnen elkaar nogal dwarszitten en het is daarom vaak een bewerkelijke groep: de kinderen staan onder toezicht en niet de ouders. Maar het is zeker niet zo dat al deze gezinnen in de Jeugdzorg thuis horen.
Bleeker stoort zich snel aan het protocollaire werken en aan een te makkelijk gebruik van risicotaxaties in zijn werk. ,,Ik kijk altijd of sprake is van liefde in een gezin. Er kunnen veel problemen zijn, maar als de liefde binnen een gezin groot is, dan is er veel mogelijk. Je voelt dat snel genoeg aan. Je merkt het ook in de vurige opstelling van ouders naar ons toe.
,,Na Savanna is het werk veranderd. We zijn toen gebruik gaan maken van de Deltamethodiek. Dat heeft grote voordelen, maar ook wel nadelen. Letterlijk betekent het een ‘plan op tafel’. We maken zo snel mogelijk met ouders en kinderen een plan, waarin je als hulpverlener richting geeft en kritisch bent. Je gaat niet alleen kijken naar wat er mis is, maar ook naar wat goed gaat en welke sterke punten ouders en kinderen kunnen gebruiken om een probleem op te lossen. Dit is om goed aan te kunnen sluiten bij het niveau en de snelheid van veranderen van het gezin. Soms is het ook weleens lastig om volgens zo’n vast kader te werken. Je kunt je ook teveel richten op het documenteren.
,,Ik heb mezelf altijd een grote vrijheid toegeëigend. Ik kan daardoor ook wel eens schipperen. Als ik niet uit de voeten kan met het deltaplan, omdat het gezin er nog niet aan toe is in het proces, dan moet je ook de keuze kunnen maken om daarmee te stoppen. Gelukkig krijg ik die ruimte ook. Uiteindelijk moet je toch vooral investeren in een gezin, er de tijd voor kunnen nemen om de ouders en kinderen te leren kennen.’’
Dat neemt niet weg dat de risicotaxatie zijn intrede heeft gedaan op de werkvloer. ,,Je volgt een lijst met gegevens over de geschiedenis van de ouders. Of er Jeugdzorg of andere hulpverlening is geweest. Of er sprake is van drugs of alcohol, psychiatrische problematiek, het inkomen en de fysieke en sociale omgeving. Over die laatste twee punten ben ik altijd erg huiverig. Mag je meenemen dat iemand in de bijstand zit? Mag je dat iemand aanrekenen? Het zal vast wel allemaal wetenschappelijk onderbouwd zijn, maar ik twijfel. Zeker ook als ik daarbij naar mijn eigen achtergrond kijk.
,,Soms kan een taxatie handig zijn. Als ik een onderbuikgevoel heb, kan ik die daar soms mee bevestigen of ontkrachten. Zolang je hem niet standaard gebruikt, is het een redelijk hulpmiddel. Je moet niet vanuit een standaardformulier alle gezinnen benaderen. Ik merk dat nieuwe jonge collega’s meer geneigd zijn om de resultaten en het nut van zo’n taxatie aan te nemen. Daar maak ik me wel zorgen over. Zeker omdat de doorstroom zo groot is. Daar komt bij dat de beroepsgroep feminiseert. We hebben nu al een 80/20 vrouw/man verhouding. Vrouwen werken toch anders, meer vanuit warmte en bescherming en reageren anders op bijvoorbeeld ravotten of ruziemaken. Ik denk dat een mannelijke blik op dat soort gedrag soms geen kwaad kan.
Bleeker denkt dat de verwachtingen van het publiek van de jeugdhulpverlening te groot zijn. En dat er teveel nadruk wordt gelegd op de maakbaarheid van gezinnen en kinderen. ,,Hoe wrang het ook klinkt, in Nederland gaan soms kinderen dood, ook al verwacht de maatschappij dat we dat moeten kunnen voorkomen.’’
Risicotaxaties en digitale dossiervorming hebben daarom maar een beperkt nut. ,,Het EKD zal daar niet noemenswaardig bij helpen. Daar geloof ik niets van. Ik heb daar geen enkele behoefte aan bij mijn werk. De praktijk is gewoon te ingewikkeld om goed in zo’n dossier tot uitdrukking te brengen. Dat leidt alleen maar tot meer misverstanden. Volgens mij is het belangrijker dat je zo snel mogelijk goed contact met elkaar maakt. Voordat je iemand kan helpen, moet je er eerst ruimte ontstaan om elkaar te vertrouwen. De rol van de ouders kan ook wel wat sterker. De focus is nu wel erg op kinderen. Dat is belangrijk, maar de ouders zijn ook van belang.
,,Je merkt wel dat het verzet tegen dat protocollaire werken toeneemt. We zitten op een kantelpunt. Mensen op de werkvloer zijn het zat om vastgenageld te worden in werkwijzen. Ze hebben ruimte nodig. Met de beste bedoelingen wordt vaak iets bedacht ‘bovenin’, om een bepaald risico te ondervangen, en ik bedoel dat niet cynisch, maar soms ontwikkelt dit zich door tot een gestandaardiseerd document. Niet meer werkbaar voor de hulpverlener op de werkvloer, laat staan voor het gezin. De risicotaxatie is een goed bedoeld middel, maar het moet niet leidend worden voor elk gezin.
,,Waarin gaan werkwijzen knellen? We zitten steeds meer aan wettelijke voorschriften vast. Binnen vijf dagen na uitspraak van de Onder Toezicht Stelling (OTS) moet er een gezinsvoogd zijn toegewezen. Binnen zes weken na kennismaking met de gezinsvoogd moet er een plan van aanpak liggen. Als dat lukt, is het prachtig, maar wat als het niet lukt? Er wordt nog wel eens over het hoofd gezien dat het gezin wantrouwig zijn, of niet willen meewerken. Vaak heeft het gezin al een heel traject achter de rug voordat er een OTS wordt uitgesproken. Contact met het AMK, andere hulpverlening, een Raadsonderzoek. Tegen die tijd dat ze bij mij als gezinsvoogd komen, moet ik hard aan het werk om weer tot een vertrouwensrelatie te komen. Dan is vaak in zes weken wel erg krap. Er zijn veel meer gezinsvoogden die hier tegenaan lopen en er zo over denken. We zouden daarom ook wel eens wat meer naar buiten mogen treden hiermee. ‘’
Tot slot een filmpje dat Bleeker aanraadt, een lezing van Zorgethicus Andries Baart. We moeten leren regels op te volgen, maar we moeten ook leren om regels te overtreden.
Reacties (6)
Het praatje doet me heel erg denken aan een lezing door Barry Schwartz. Ik denk dat hij het probleem overtuigender (en bovendien uitgebreider) neerzet dan de man hierboven.
Wat vertelt hier de gezinsvoogd Bleeker, herkennen we niet. Onze ervaringen met Jeugdzorg Friesland zijn anders. In onze omgeving heeft een moeder zelf over hulp en over OTS gevraagd. Bijna altijd ging iemand met haar mee, naar gesprek, naar rechtbank. Elke keer iemand ander. Dus ervaring is niet éénzijdig, menen we. Haar kind stelde fietsen, we allemaal belden naar politie. Zonder enige actie van politie, want is toch Jeugdzorg, er is toch gezinsvoogd. Helaas, in 8 maanden was die gezinsvoogd nooit bij die gezin geweest om met eigen ogen situatie waarnemen. (Behalve kennismaking) Eerst vertelde Jeugdzorg aan moeder en ons dat zij kind heel goed opgevoed had. We allemaal vroegen om concrete hulptraject en dat was continu geweigerd. Die jongen werd van alles in leefgroep verslaafd. Moeder en we hebben scherpe kritiek geuit. Jeugdzorg voelde zich beledigd. Ze hebben moeder schriftelijk met strafvervolging bedreigd. Er was duidelijk sprake over wraakzuchtige handelen. Onze ogen gingen open en we hadden “ware gezicht”van Jeugdzorg geconstateerd. We hebbem ook de rapporten en brieven van andere instanties gezien. Allemmal onjuistheden, smad en vervalsingen. Die jomgen kreeg geen juiste nodzakkelijke hulp. Hij woonde kort zelfstandig en gezinsvoogd was misschien in één jaar twee keer bij hem. Moeder hefft verbod op contact en op informatie gekregen, zonder verklaarbare reden. Echt puur misbruik van die kind door Jeugdzorg en machtmisbruik van Jeugdzorg. We konden niets meer voor die moeder doen en we werden bang over onze eigen kinderen en kleinkinderen. We hebben ook heel jonge leeftijd van hulpverleners gecontasteerd, gebrek aan ervaring, deskundigheid, pedagogische en medische kennis. En ook slechte gedrag, slechte voorbeeld voor die jongeren.
Moeder heeft ons verteld dat met 18de naam de gezinsvoogd afscheid van haar kind, heeft LBIO over beeindiging Jeugdzorg traject bericht. Maar na één maand, heeft gezinsvoogd stiekem, achter de rug van die jongen en moeder weer brief geschreven dat jeugdzorg trajest opnieuw is gestaart. We hebben het gesprek met Jeugdzorg stiekem opnemen geadwiseerd en actie ondernemen. Haar zoon heeft dat gedaan en lukte hem die stiekeme opname in Jeugdzorg annuleren.
Eerlijk zeggen vinden we die verklaring van Bleekert niet geloofwaardig. We kennen ook andere gevallen, niet zo drastisch als deze. Maar alle kinderen waren onterecht uitgeplaatst en was nooit sprake over hulp thuis en voor gezin.
Fouten geeft Jeugdzorg nooit toe. We begrijpen een ding niet, gezinsvoogd Bleeker. Als de ouders zo verschrikkelijk kind verslaven en verwaarlozen, worden ze straafbaar gesteld, door officier van Justitie of Openbaar Ministerie. Maar als het in Jeugdzorg gebeurt, nota bene in onze ogen op wrachtzuchtige motieven, noemt men het “pedagogische inzichten”.
@guido. dank voor de tip
@2 Tja, er zijn veel schrijnende zaken waar JZ een dubieuze rol in speelt. Momenteel neem ik ook zo’n zaak onder de loep en het is echt stuitend wat daar allemaal gebeurt. Het lijkt wel alsof iedereen elkaar in de houdgreep houdt – iedereen is bang om fouten te maken en verantwoordelijk gesteld te worden. De kinderen zijn daar uiteindelijk de dupe van.
Onze kleinzoon werkte kort in Jeugdzorg als gezinsvoogd. Volgens hem had hij geen tijd voor de kinderen en ouders, hij moest alles overschrijven van andere oudere dossiers. Hij was niet op zijn mond gevallen. Toen hij door zijn bazin tot smaden werd gedwongen omdat hij moest presteren om zo veel kinderen uit huis plaatsen, naam hij ontslag op basis van wroegingsmotieven. Onderzoeken van Raad voor Kinderbescherming was overbodig. In ogen van management.
Onze klein is naar Norvegen vertrokken. Daar moet hij 5 jaar meedraaien en taal leren.
Eerste verschillen, die hem zijn opgevallen, dat hij moest gezinnen in avondsuren en op vrije dagen bezoeken. Andere zaak is dat secundaire opinions zijn daar vanzelfsprekend. Hij heeft begrepen dat psychologische, psychiatrische en medische conclusies zijn kwesties van subiektivisme en interpretatie.
Hij vindt manier van werken in Norvegen echt boiend en leerzaam.
Derde zaak is dat de hulp echt op klant op positieve manier gericht is en niet zo als hier in Nederland, op negatieve, misdadige manier.
We zelf vinden dat de ouders, die onterecht benedeld zijn, moeten media opzoeken. Hoe veel meer die zaken wordt openbaar, des minder werd maatschappij door Jeugdzorg misleid.
Waarom krijg ik de indruk dat reactie nr.2 en .4 van exact dezelfde persoon komen?
is er iemand die ervaring heeft in of weet hoe bjz aan te pakken, ik weet t nml niet meer….. ,mailt u mij dan ajb, ik begin nml nu onderhand te geloven dat zij opperst aller machtigst zijn en dat t toch geen zin heeft……1x in de 3 weken een bezoekje OP het kantoor zelf, van 1 uurtje…maar nu ik over die deltamethodiek lees snap ik gelijk hoe het bij mij dus compleet NIET goed heeft gefunctioneert ,ten koste van mijn kleine meisjes.
afz anti-stereotypering mama