COLUMN, DATA - Nu Pieter Omtzigt weer aan het werk is en de vacante Kamerzetels van NSC-leden Hertzberger en Zeedijk ingenomen zijn door Sander van Waveren en Willem Koops, kan de Tweede Kamer weer op volle sterkte de regering contoleren.
Dat valt tegen. Gisteren bijvoorbeeld, waren 130 van de 150 Kamerleden aanwezig. Dat wil zeggen, ze waren ergens in het gebouw. Bij het toch niet onbelangrijke debat over het rapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 waren alleen de 14 woordvoerders aanwezig.
Andere Kamerleden zaten bij verschillende commissievergaderingen. We nemen aan dat de rest aan het werk was in de fractiekamers of elders in het gebouw in gesprek met lobbyisten of vertegenwoordigers van (een deel van) het volk.
Maar waar waren de overige twintig Kamerleden dan? Het volk heeft immers gesproken en gezegd dat er op de 150 zetels ook daadwerkelijk 150 mensen horen te zitten.
En zo geschiedde. Op de eerste zitting van de gekozen Kamer. Ze waren allemaal aanwezig om beëdigd te worden. Daarna is de Tweede Kamer geen enkele keer voltallig aanwezig geweest.
Naast de werkbezoeken in binnen- en buitenland waren er de nodige griepjes en snotverkoudigheden, zwangerschaps- en ouderschapsverloven en een enkele burn-out en operatieve maagverkleining.
Ziekte kan een hardnekkig fenomeen zijn en als dat wat langer duurt is er de mogelijkheid dat een Kamerlid tijdelijk wordt vervangen. Maar behalve bij zwangerschappen is daar geen gebruik van gemaakt.
In de eerste periode waren er een zevental Kamerleden die ook nog demissionair bewindspersoon waren. Zij zaten niet alle dagen in de Kamer wegens hun werkzaamheden op de ministeries. Dat heeft natuurlijk het percentage totale aanwezigheid een beetje gedrukt. Hetgeen ook geldt voor de fractievoorzitters die het tot 2 juli druk hadden met de coalitievorming. Zij meden af en toe de hectiek van de Tweede Kamer om in alles rust het snode Schoofkabinet te smeden.
Maar dat alles verklaart onvoldoende waarom slechts één keer de Kamerleden voltallig aanwezig waren. Het zal toch niet zo zijn dat er gekozenen zijn spijbelen?
Op basis van de in de verslagen van de plenaire vergaderingen vermelde aantallen aanwezige Kamerleden, kunnen we de gemiddelde aanwezigheid vaststellen (periode 6 december tot en met 29 november, 108 plenaire vergaderingen): geen 150 maar gemiddeld 140 Kamerleden per vergaderdag.
De plenaire vergaderingen vinden wekelijks plaats op dinsdag, woensdag en donderdag (behalve tijdens recessen en officiële feestdagen). Het lijkt wel of naar mate het einde van de week nadert, er Kamerleden zijn die het wel mooi genoeg vinden.
Kijkend naar de aanwezigheid per fractie en/of individuele Kamerleden, is het goed om de periode voor aantreden van het kabinet (2 juli) en de periode daarna in beeld te brengen. De cijfers zijn mogelijk beïnvloed door Kamerleden die tegelijkertijd demissionair bewindspersoon waren en door wisselingen wegens benoemingen in het kabinet.
De aanwezigheid per fractie, gerangschikt van laag naar hoog (Totaal aanwezigheid alle fractieleden, gedeeld door aantal fractieleden, in percentages)
Even focussen op de aanwezigheid van fracties van de coalitiepartijen.
En wie waren er dan het minst aanwezig? (Top-10 minst aanwezig)
Halen we uit bovenstaande tabel de Kamerleden/ex-bewindslieden weg, dan is dit de top-10 minst aanwezige Kamerleden.
Top-10 minst aanwezig. minus ex-bewindslieden en fractieleiders beoogde coalitiepartijen
U ziet: er lijkt tenminste één notoire spijbelaar te zijn.
Tot slot: wel zo aardig om de Kamerleden te vermelden met een 100% aanwezigheid:
Van Dijk, Ram, Valize, Vlottes (PVV), Van Eijk, Kisteman, Michon-Derkzen, Veltman (VVD), Six Dijkstra (NSC), Thijssen (GL-PvdA), Vermeer (BBB).
Af en toe wordt er geroepen dat we een grotere Tweede Kamer zouden moeten hebben. Groeiende bevolking, toenemende werkdrukte en zo. Blijkbaar vinden een aantal gekozen volksvertegenwoordigers dat het best wel minder kan.
Reacties (4)
Laten we terugkeren naar 100 leden. Dan zijn de percentages wat makkelijker te bepalen. Ook voor mensen die niet zo goed hun rekenmachientje weten te gebruiken. Er is blijkbaar niet genoeg werk om alle kamerleden bezig te houden met kamerwerk.
Zouden Kamerleden niet af en toe een dag thuis kunnen werken? Want een aanzienlijk deel van het werk zal bestaan uit lezen. Van Kamerstukken, onderliggende rapporten, en achtergrondinformatie over ingewikkelde onderwerpen. En Kamerleden kunnen natuurlijk ook wel regelmatig afspraken buiten de deur hebben. (Al schijnt het eigenlijk wel de bedoeling te zijn dat ze dat vooral op de dagen doen waarop er niet wordt vergaderd.)
Ik weet dus niet of je die cijfers zomaar naar drukte van het werk kunt vertalen. Misschien kiezen sommige hardwerkende Kamerleden wel regelmatig voor een dag werken in de rust van het eigen huis, om zich gronding in iets te kunnen verdiepen.
Ach, de resterende bijdragen (moties, mondeling bijdrage in commissie, etc.) zullen vaak geschreven zijn door chat gpt, want dat afstuderen was al zo moeilijk.
“Het volk heeft immers gesproken en gezegd dat er op de 150 zetels ook daadwerkelijk 150 mensen horen te zitten.”
Oh, heb ik dan bij de laatste verkiezingen het invulveld met het aantal vacant te laten zetels gwemist? Of wordt dat bepaald op grond van de opkomst en was die stiekem bij de officiële uitslag alsnog 100% (ipv de 78% die ik eerder las)?