Door Bert van den Braak van het Montesquieu Instituut.
“Zelden of nooit moest aan de verkiezingen voor de Staten zulk een beteekenis worden gehecht, als thans het geval is”. Dat was in 1904 in een dagblad te lezen. Die woorden kunnen dit jaar vrijwel letterlijk opnieuw worden geschreven.
In 1904 stond de toekomst van het kabinet-Kuyper op het spel. In de Eerste Kamer had dat kabinet geen meerderheid; de liberalen domineerden daar nog. Sinds 1897 hadden de confessionelen in de diverse Provinciale Staten wel flink terrein gewonnen. Maar omdat de Eerste Kamerleden voor negen jaar werden gekozen en om de drie jaar slechts een derde deel werd vernieuwd, duurde het lang voor die winst zichtbaar werd in de Eerste Kamer.
De Statenverkiezingen van 17 juni 1904 zorgden ervoor dat Zuid-Holland ‘om’ ging: rechts kreeg daar in de Staten een meerderheid. Bij het toenmalige meerderheidsstelsel bij verkiezingen betekende dat automatisch dat voortaan de Zuid-Hollandse Staten rechtse Eerste Kamerleden zouden kiezen.
Om ervoor te zorgen dat de winst van juni direct in Eerste Kamerzetels kon worden omgezet, greep Kuyper de verwerping van de Hoger-onderwijswet door de Eerste Kamer aan om die Kamer op 19 juli te ontbinden. Dat betekende dat alle vijftig Kamerleden vervolgens in één keer moesten worden gekozen en dat direct de nieuwe machtsverhoudingen in de Staten konden worden ‘vertaald’ in Eerste Kamerzetels. Rechts (het kabinet-Kuyper) kreeg zijn rechtse Senaatsmeerderheid.
Door veranderingen in het kiesstelsel (met name invoering van evenredige vertegenwoordiging) nam het belang van de Statenverkiezingen na 1923 af. Die wijzigingen zorgden voor stabiele verhoudingen in zowel Staten als Senaat, waardoor ontbinding daarvan niet tot andere machtsverhoudingen leidden (de Staten konden sowieso niet worden ontbonden).
Dat veranderde in 1983 toen de vierjarige zittingsperiode voor de Eerste Kamer werd ingevoerd; een zittingsperiode die direct werd gekoppeld aan de voorafgaande Statenverkiezingen. De Statenverkiezingen wonnen daarmee aan landelijke betekenis. In 1987, 1999 en 2007 behield de zittende coalitie (met resp. 38, 38 en 39 zetels) maar ternauwernood haar meerderheid in de Senaat. En dat binnen een jaar nadat Tweede Kamerverkiezingen waren gehouden die tot vorming van een kabinet leidden met een ruime Tweede Kamermeerderheid.
Al in 2007 mengden Eerste Kamerlijsttrekkers zich in de campagnes en debatten voorafgaand aan de Statenverkiezingen. Dat zal bij de komende verkiezingen nog meer het geval zijn. Het altijd ter verdediging van getrapte verkiezingen aangevoerde argument dat senatoren daarmee wat verder van de dagelijkse politiek afstaan, is moeilijk nog langer vol te houden. Eerste Kamerkandidaten zijn daarmee in een spagaat gekomen: je kunt niet deelnemen aan een verkiezingsstrijd en toch ‘afstandelijk’ zijn.
Een spagaat is evenzeer dat kiezers zowel een oordeel moeten uitspreken over het provinciaal bestuur als over de landelijke verhoudingen. Een liberaal georiënteerde kiezer die bijvoorbeeld vindt dat D66 goede provinciale plannen heeft voor Zuid-Holland zal mogelijk (moeten) afzien van een stem op die partij, omdat daarmee de positie van de VVD (en dus van het kabinet) in de Senaat wordt verzwakt.
Alle politieke leiders roepen kiezers op in maart hun stem op grond van landelijke overwegingen te bepalen. Daarmee worden de komende Statenverkiezingen een ‘gelegaliseerde’ opiniepeiling over het kabinet dat nu enkele maanden aan het bewind is.
Kabinetten regeren in ons land in principe vier jaar. Wat je ook van de samenstelling van een kabinet vindt: dat lijkt mij een goed uitgangspunt. Het houden van een tussentijdse ‘opiniepeiling’ met verstrekkende gevolgen voor het kabinet is onwenselijk.
Er is daarmee alle reden om zowel af te stappen van de indirecte (getrapte) verkiezing van de Eerste Kamer als van de tussentijdse opiniepeiling. Directe verkiezingen van de Senaat, gelijktijdig met de verkiezing van de Tweede Kamer is wenselijk.
Reacties (12)
Nee, hou de eerste kamerverkiezingen twee jaar na die van de tweede. Als de tweede valt voor die tijd, blijft de eerste kamer zitten. Krijg je ook ‘langlevende’ senatoren van en dat is ook een goed ding. Bovendien is het bij een ‘slechte’ eerste kamer voor de regering een instigatie om de rit eens uit te zitten.
Volgens mij zit het probleem erin dat de Statenverkiezingen ‘overloaded’ zijn: je kiest tegelijk voor provinciaal als landelijk bestuur. Evenzo denk ik dat de Tweede Kamerverkiezingen niet overloaded zouden moeten zijn: je zou niet tegelijk moeten kiezen voor een kabinet en een parlement. Dat zijn twee heel verschillende dingen, en een partij die goed is in het één, is dat misschien niet in het ander. Dan moet je wel heel veel omgooien, maar het is belachelijk dat mensen hun stem voor het parlement veranderen naar een ‘grote’ partij omdat die meer kans maakt om in het kabinet te komen. Dan kun je in het parlement niet meer spreken van een goede afspiegeling van wat het volk als vertegenwoordiging wil.
@kevin; je zou niet tegelijk moeten kiezen voor een kabinet en een parlement.
Een staatsrechtelijk misverstandje: het *staatshoofd* stelt de regering samen. De kamer controleert die slechts. Alleen omdat er gegokt wordt op ‘goede samenwerking’ wordt de formateur doorgaans uit de grootste partij gekozen, maar in principe kan het staatshoofd de uitvoerende macht benoemen uit leden van de Josti-band, als zij dat zou willen.
@3 Je hebt gelijk, maar zoals je zelf al zegt is dat slechts theorie.
@kevin; Maar ga dan ook voor een presidentieel systeem: in de VS en in Frankrijk stelt de president de regering samen, nadat hij/zij gekozen is. Heb je toch ongeveer wat wij hier hebben, maar dan wel met een politiek kleurtje.
Spagaat? Opgelost. In Friesland is GL toch al te zwak om te steunen en landelijk is het na deze week ook geen optie meer.
Zelf had ik houd zonder dt geschreven.
Share heeft volkomen gelijk, die dt is van vóór ca. 1950: http://taaladvies.net/taal/advies/vraag/924/
@5 Hoewel ik begrijp wat je bedoelt, houd je door die opmerking een groot spellingsprobleem in stand: ‘dt’ is geen uitgang. Door ‘dt’ als aparte uitgang te vermelden, raken mensen juist in verwarring. Er is geen ‘dt’. Het ziet het er misschien wat vreemd uit als de stam eindigt op een ‘d’ en je plakt daar een ’t’ achter, maar er is helemaal geen uitzondering.
Ik neem aan dat je dat allemaal wel snapt en dat je ‘dt’ als uitgang benoemt omdat dat nu eenmaal gangbaar is, maar ik wilde het toch even zeggen. Mijn hoop is dat mensen hun taalgebruik op dit punt corrigeren, zeker de mensen die al geneigd zijn iets van taalfouten te zeggen.
Als dat gebeurt krijg je op den duur ‘één land, twee systemen’ . Bijv. democratisch – republikeins .
Graag de helft laten kiezen door PS en de helft door de gemeenteraadsleden. Dat vermindert de invloed van de waan van de dag. Daarom zeker niet direct verkiezen tezamen met de Tweede Kamerleden.
@11 Die waan van de dag komt volgens mij omdat we bestuurders kiezen en geen volksvertegenwoordigers. We kiezen bestuurders uit op het beleid dat ze voorstaan. Concreet beleid. Een volksvertegenwoordiger zou je anders kiezen, die hoeft namelijk niet direct beleid te maken dus daar kies je zo iemand niet op.
Getrapte verkiezingen zorgen ervoor dat de tussenstap vermorzeld wordt door landelijke belangen. Het gebeurt nu al: stem op ons bij de Provinciale Staten want dan krijgen we een meerderheid in de Eerste Kamer. Dan komt er van provinciale punten dus geen bal terecht, want mensen stemmen op een heel ander niveau.
Een tijdje geleden was het ook al zo ongelukkig met de gemeenteraadsverkiezingen, die toen gek genoeg over landelijke punten gingen, zelfs zonder getrapte verkiezingen dus. Het ging over landelijk beleid, terwijl ze daar geen zak over te zeggen hebben! Zo kan men toch niet kiezen??