OPINIE - Deze blogpost is geschreven naar aanleiding van het eerste debat over Vertrouwen in de Wetenschap dat op 11 maart 2014 werd gehouden in Nemo. De debatreeks is georganiseerd door Het Rathenau Instituut en de WRR op verzoek van met ministerie van OCW.
‘We moeten het de burger nóg beter uitleggen.’
‘We moeten méér communiceren.’
‘De boodschap moet nóg simpeler worden verteld.’
Het zijn oude vertrouwde mantra’s. Ik hoorde ze toch weer voorbij komen laatst in Nemo tijdens het eerste debat over Vertrouwen in de Wetenschap van de WRR en het Rathenau Instituut.
Gelukkig waren er ook andere geluiden. Zo twitterde @FifiSchwarz uit de zaal: ‘Wetenschappers stellen: we moeten beter uitleggen. Maar: burgers moeten ook zelf leren (geleerd worden) kritisch te denken.’
Gelukkig, want de oude aanpak (‘Mevrouwtje, ik leg het u nog één keer uit.’) volstaat echt niet meer. De tijd dat met een beroep op de wetenschap elke discussie in één klap kon worden beëindigd, is definitief voorbij. In het internettijdperk zijn we toegegroeid naar een situatie waarin een beroep op de wetenschap vaak juist het startsein vormt voor een discussie.
Probeer het maar uit, bijvoorbeeld door op een verjaardagsfeestje over klimaatverandering te beginnen of over gezonde voeding. Of door in gezelschap van hoogopgeleide jonge moeders op te merken dat borstvoeding volgens de wetenschap toch echt het allerbeste is voor baby’s. Wedden dat minstens één moeder op de proppen komt met een onderzoek waaruit iets heel anders blijkt?
Eigenlijk zijn we in de afgelopen decennia allemaal heel geleidelijk zelf een soort wetenschappers geworden. We nemen niet meer zomaar van alles aan op grond van autoriteit. Nee, we gaan zelf op onderzoek uit. We speuren het internet af, lezen artikelen in kranten en tijdschriften en vragen mensen in onze omgeving op wiens oordeel we denken te kunnen vertrouwen.
En precies dáárin, in die veranderde houding van mensen ligt de komende tijd de belangrijkste uitdaging voor de wetenschapscommunicatie.
Want terwijl gewone mensen zelf steeds meer op wetenschappers zijn gaan lijken, is veel wetenschapscommunicatie nog op de oude leest geschoeid. Gericht op het informeren van het lekenpubliek over wetenschappelijke feiten en weetjes en over de laatste wetenschappelijke doorbraken. Met als belangrijkste icoon de hooggeleerde, enigszins excentrieke professor die uit zijn ivoren toren is neergedaald om aan ons, gewone stervelingen, uit te leggen hoe de wereld in elkaar steekt.
Oké, die hedendaagse professor heeft zich aangepast aan de moderne tijd. Hij is steeds vaker jong. Hij ziet er steeds vaker aantrekkelijk uit. Draagt geen das meer, maar een vlot T-shirt. En steeds vaker staat ie niet achter een katheder, maar volgen we hem op zijn tocht door het oerwoud of is hij te gast in de studio bij DWDD. Maar het basisidee is hetzelfde gebleven: eenrichtingsverkeer, een bak met feiten en waarheden die over een publiek wordt uitgestort. Met als belangrijkste doel: kennisoverdracht. Of zoals wetenschapsjournalist Diederik Jekel het verwoordt in NRC van afgelopen zaterdag:
Dat ik iemand zie nadenken, het hoofd zie kantelen, de ogen zie dichtknijpen. En dan het moment dat die ogen langzaam opengaan, het hoofd omhoog beweegt en ik zie: hij snapt het!
Diederik Jekel gaat vast een heel leuk en informatief nieuw programma maken. Maar persoonlijk ben ik blij dat in de wetenschapscommunicatie ondertussen ook een andere wind is opgestoken. Een wind waarbij wetenschapscommunicatie geen synoniem meer is voor wetenschapseducatie en wetenschapspromotie, maar waarbij empowerment, technoburgerschap en het stimuleren van een onderzoekende houding kernbegrippen zijn.
Want de wetenschap is geen feitenmachine. Geen black box die feiten en waarheden uitspuugt. Wetenschap is een complex proces dat ons waarschijnlijkheden, onzekerheden en nieuwe vragen oplevert. Heel veel nieuwe vragen.
Tegelijkertijd hebben we die wetenschap keihard nodig. Want wat ons mensen bindt, is we in een hoogtechnologische en complexe wereld leven. En dat we om goede afwegingen te kunnen maken en goede beslissingen te kunnen nemen, toegang moeten hebben tot de beste en meeste recente wetenschappelijke inzichten en resultaten.
Dus nee, de grote uitdaging voor de wetenschapscommunicatie is niet het nóg beter gaan uitleggen. Ook niet om méér gaan communiceren. En al helemaal niet om het nòg simpeler maken. De grote uitdaging voor de wetenschapscommunicatie is de dialoog tussen wetenschap en publiek op gang brengen. De alwetende professor van zijn podium afhalen en hem of haar gewoon in gesprek laten gaan met het publiek.
Antoinette Thijssen, hoofd Communicatie Rathenau Instituut
Reacties (14)
Ook dit stuk concludeert toch weer dat het om communicatie draait. Dat is niet zo. Het probleem zit in de wetenschap zelf, in het gebrek aan een spelbegrip, zoals Huizinga tachtig jaar geleden al concludeerde. Zonder zelfrelativering komt geen werkelijke dialoog tot stand.
De publieke opinie is geen wetenschap, en een dialoog tussen wetenschap en publiek heeft alleen zin, wanneer dat publiek net zo wetenschappelijk te werk gaat, maar dan is het geen dialoog tussen wetenschap en publiek meer, maar een wetenschappelijke discussie.
@2:
Er is wel een verschil in verdieping als je een vakinhoudelijke discussie tussen twee wetenschappers binnen hetzelfde vakgebied hebt, of tussen twee wetenschappers onderling, of tussen wetenschappers en het bredere publiek.
Het kunnen allemaal (populair-)wetenschappelijke discussies zijn, maar verschil in woordkeuze en niveau van detail is er natuurlijk wel.
Hoe breng je een wetenschappelijke dialoog op gang als tegenwoordig één persoon zoveel desinformatie “op de markt” kan brengen dat de echte wetenschap er jaren mee bezig is om het te ontkrachten?
En de kracht van die desinformatie is dat mensen daar ook naar zoeken. Niet naar de waarheid, maar de “waarheid” die het dichtst staat op wat ze al vinden. Liever iemand met flinterdun of geen bewijs volgen als hij zegt wat je goed uitkomt dan een wetenschapper die een onpopulair verhaal vertelt.
Achterdocht tegen de wetenschap en feit dat het voor veel mensen lastig is onderscheid te maken (al dan niet bewust) tussen wetenschap en kwakzalverij is nu denk ik een groter probleem dan een wel of niet aanwezige dialoog.
@4:
Die ‘desinformatie’ speelt vooral op enkele specifieke gebieden die mensen raken in hun (geloofs)overtuigingen?
@1: je maakt het jezelf veel te moeilijk. Ik kan zo drie ‘wetenschapscommunicatie-fails’ opnoemen die niets te maken hebben met zelfrelativering:
* evolutietheorie vs creationisme, waarbij gelovigen niet aan de wetenschapsverklaring willen omdat dan de rest van hun geloof ook op losse schroeven komt te staan.
* het hele global warming debat, waar het om grote belangen gaat die je niet kunt negeren.
* relatie tussen autisme en vaccinaties, waarbij mensen zo graag ‘kritisch’ willen zijn dat ze ook onjuiste informatie voor waar aannemen, zolang die maar uit een groep komt die ze vertrouwen.
Die drie voorbeelden laten wel zien dat de sociale aspecten van wetenschap (‘hoe overtuig je mensen nu eigenlijk van je werk’) veel belangrijker zijn geworden dan het onderzoek zelf.
@Loupe: De afgelopen decennia is wetenschap van iets wat wonderlijk was en het onbeperkte mogelijk maakte iets geworden dat onze way of life in twijfel trekt, ons beperkt.
Roken is slecht, vet eten is slecht, het klimaat gaat eraan, god bestaat waarschijnlijk niet. Ja, het zijn deelgebieden, maar ze stralen wel af op alle gebieden.
En waar vroeger de twijfelaars redelijk geïsoleerd stonden, vinden ze elkaar nu bij bosjes op het internet, bevestigen ze elkaars denkbeelden en produceren ze een enorme hoeveelheid pseudo-wetenschappelijke bagger die door goedwillende mensen niet goed kan worden beoordeeld.
Door een betere dialoog ga je dat niet oplossen.
@7: ik zou het iets anders formuleren: wetenschap was OK zolang het in het ongevaarlijke hokje ‘nuttig’ bleef zitten. Je mocht wetenschap prima gebruiken voor het maken van nieuwe types wapens of producten die het leven makkelijker maakten. Maar als je de overtuigingen van mensen wilt veranderen met wetenschap, omdat wetenschap meer is dan mooie plaatjes van Hubble, dat geeft gedoe.
Kwam net deze tegen: ‘Boodschap niet makkelijk? Dan is waarde wetenschappelijk onderzoek het grootst’. Aardige parallellen.
Dit heeft onder andere te maken met de opkomst van de mondige burger. De gemiddelde burger is hoger opgeleid dan 50 of 100 jaar terug. Veel meer mensen hebben nu een universitaire opleiding. Dit brengt een andere verhouding van de ‘burgemeester, leraar, notaris, dokter en wetenschapper’ tot de burger met zich mee. De burger begrijpt meer, leest meer en heeft over veel onderwerpen een mening. En wil dus gewoon serieus genomen worden. Minder ‘wetenschapscommunicatie’, want dit is traditioneel een richtingsverkeer (Persbericht, artikel, TV programma, etc). En meer dialoog en debat. Wie dat moet initieren? Het Rathenau instituut natuurlijk! Ik wacht nog steeds op een nieuw maatschappelijk debat aangaande een nieuwe technologie (‘nano’ of ‘intieme technologie’), inclusief leken panels.
Dat lijkt me de kern van de zaak. De gemiddelde borrelprater heeft hier geen boodschap aan. Die denkt niet in dit soort termen; die vindt een persbericht over een onderzoek dat zijn al lang vaststaande mening ondersteunt en drinkt er nog eentje.
De meeste mensen hebben geen kaas gegeten van statistiek, kansen, heel grote of heel kleine getallen, verhoudingen. Die lezen “product X vergroot de kans op aandoening Y met 93%!” en realiseren zich niet dat dat betekent dat de kans is gestegen van 0.0001% naar 0.0002%. Ik merk het in mijn omgeving ook wel eens, en ik probeer eigenlijk nooit de stelling aan te kaarten, maar altijd de context. Dat werkt vaak veel verhelderender.
Ik denk dat er het meeste te bereiken valt, niet met het nog beter/simpeler/overtuigender uitleggen, maar in het aangeven dat het prima is als je ergens niet genoeg over weet om er een uitspraak over te doen. Als dat bij mensen tussen de oren komt, dan kun je een genuanceerde en zinvolle discussie hebben tussen mensen die er echt verstand van hebben. Hoe we dat gaan doen? Geen idee.
Popularisering en verleuking van de wetenschap zijn mij een gruwel. Alsof met een charmeoffensief de ene religie voor de andere ingeruild moet worden. Knip jong, snel, en hip en het klapvee inclusief muziek en jingles er tussenuit en je hebt meer tijd om in alle rust diepgang te implementeren. Oogt misschien saai, maar het boeit meer. Wellicht bereik je dan wat minder mensen, maar de meerwaarde is wel dat mensen het dan ook serieuzer nemen en zich niet met humbug bezig hoeven te houden. Communiceer wetenschap, verkoop het niet. Daar waar vermarkt wordt, verdund de kwaliteit en neemt wantouwen toe.
Zolang mensen bevestiging zoeken van hun overtuiging, twijfel, onzekerheid en verrassing uitsluitend, kom je met (wetenschaps)kommunikatie niet ver.
In het dagelijks leven ben ik wetenschapper, al zou je dat soms niet zeggen gezien mijn soms grenzeloze naïeve reacties.
Waar veel wetenschapscommunicatie over gaat is de kennis die er aanwezig is. Maar waar ik mijn publiek, of het nou collega’s, studenten of kinderen van een jaar of negen (speciaal die) altijd in mee krijg is ze te laten delen in mijn verwondering en mij te laten delen in hun verwondering. Dat de onzekere zoektocht naar antwoorden gaaf is met onverwachte wendingen.
In de huidige TV maatschappij lijkt het wel alsof je alles in quotes van maximaal 7,2348 seconde moet kunnen verwoorden. Dat laat geen ruimte voor het uitdragen van nieuwsgierigheid, voor het luisteren naar vragen en ervaringen van anderen. Communicatie is nog altijd twee kanten op.
Ik vind het een leuk artikel en ditto discussie.