Als het slecht weer is heb ik tijd voor inspiratiebronnen. Op de vlooienmarkt koop ik een DVD van Neil Young and Crazy Horse: de film die Jim Jarmusch een aantal jaren geleden van de band maakte. Het is een combinatie van gesprekken en muziek: ”Ga het succes uit de weg, waar je aan ten onder gaat”, zegt Neil Young. Boeiend is het gesprek met zijn basgitarist, die zegt: ” je moet je overgeven aan de energie van Neil. Als ik zelf probeer te spelen en te reageren, wordt het niks. Maar als ik me overgeef, ontstaat er een natuurlijke eenheid”. Crazy Horse was een soort familie van broers. Jarmusch laat ze baldadig, maar ook ruziënd zien.
Zaterdag zie ik voor de tweede keer “Dances with wolves”; de eenzame soldaat John Dunbar, die een voorpost bemant van het Amerikaanse leger, ergens in het verre westen. Hij probeert harmonisch te leven met de natuur die hem omringt, raakt bevriend met een wolf, leert geleidelijk de taal van de Indianen en krijgt waardering voor hun cultuur en gevoel voor humor, vindt de liefde. Het leger verwacht niets van hem en geleidelijk wordt hij indiaan. Maar het is niet zo simpel van identiteit te veranderen, als je blank bent. Als hij “Dances with Wolves” is geworden zoekt het leger hem op en behandelt hem als een verrader. Hij is roodhuid geworden. Geweld is zijn deel. De aftiteling meldt dat enige jaren later de laatste indianenstam in een reservaat belandt. Het roept een rare vraag op: kun je in volstrekte harmonie van identiteit veranderen? De Indianen accepteren dat hij een blanke huid heeft, het leger accepteert niet dat hij zich gedraagt en kleedt als indiaan.
In deze kolommen lees ik reacties op mijn stuk over “Iran en de bom”. Ik ben positief gestemd over de Iraanse dubbelheid, die vooral over de jongeren wordt gerapporteerd: een braaf conformisme in het openbare leven, wanneer het gaat over kledingvoorschriften, gebruik van alcohol en andere Islamitische leefregels, maar de volkomen losse moderniteit wanneer mensen zich hebben teruggetrokken in hun privésfeer.
Is die dubbelheid een teken van hoop op verandering, of is het juist andersom? Mijn gevoel zegt: die spanning tussen openbaar en privé kan niet lang duren. Maar de reacties doen me twijfelen: misschien is het gemak waarmee in die dubbelheid wordt geleefd juist wel een voorwaarde voor nog decennia religieuze onderdrukking. In 1986 werd ik in Amerika al belaagd door Iraanse studenten, die geld inzamelden voor het verzet tegen Khomeini. Kennelijk is het nog niet veel geworden met dat verzet, al was de “verkiezing” van Achmadinejad op het nippertje.
Tony Judt schrijft ergens dat politiek die op identiteit is gebaseerd moet worden gewantrouwd. Daar komt doorgaans veel ellende van. Verhofstadt voert in Zomergasten de filosoof en econoom Sen op, die identiteit contextgebonden noemt: bij de dokter ben je patient, bij de onderwijzer ouder of leerling, bij een congres vakman. Verhofstadt wil er het gedoe over identiteiten mee relativeren, want dat zit Europa in de weg. “Nationalisme is oorlog” zegt Mitterand in zijn laatst speech voor het europese parlement. De nationale staat is ook een bepaler van identiteit en heeft ons vooral ellende gebracht. Dat lijkt moeilijk tegen te spreken: de vorige eeuw is er een van nationale staten, die elkaar bestrijden. Maar Sebastian Haffner maakt wel onderscheid tussen patriotisme en nationalisme. Na Hitler, zegt hij, durven veel Duitsers niet meer vaderlandslievend te zijn. De vaderlands-lievendheid van Kohl of Merkel is inderdaad iets anders dan het rabiate nationalisme van Milosevic of Seselj.
De vraag is: wie ben je en hoe is je relatie tot de collectiviteit om je heen? Heb je een vaderland nodig, een context, een levensverhaal? Antjie Krog, de dichteres uit Zuid Afrika, die naam maakte met haar reportages over de Waarheidscommissie, maakt in haar Van der Leeuw lezing onderscheid tussen de traditionele en romantische ironie. “Traditionele ironici koesteren een ietwat hooghartig gevoel van morele en intellectuele superioriteit.” Deze traditionele ironie zou wel eens door nationalisme kunnen worden gevoed: het sentiment ‘bij ons is alles beter, groter mooier’.
“Maar de romantische ironie is een ironie van onzekerheid, primair gericht op de verwarrende speurtocht naar antwoorden. De romantische ironicus is gespitst op de meervoudigheid van elke betekenis en de betrekkelijkheid van elk standpunt, en verkent de onbegrensde reeks van tegenstrijdigheden.” Krog acht die romantische ironie in het defensief en vraagt haar nederlandse gehoor: “Kunt u zo niet weer worden?” (Volkskrant 4 november. 2006, p.19)
Wie zijn wij aan het worden? Verhofstadt wil graag een sterker Europa. Maar Europa trekt zich niets aan van de kiezer, werpt Jelle Brandt Corstius hem tegen. Maar dat is juist, omdat Europa niets mag van de tegenstanders, behalve terug te keren naar een eng nationalisme. Hoezo, de multiculturele samenleving mislukt? Was er een doel dan, dat niet is gehaald? De multiculturele samenleving bestaat toch? Elke grote stad is een smeltkroes van talen en afkomsten.
Hoe verhoud ik mij tot die wereld? Misschien kan ik via de kunst (Verhofstadt is liefhebber van Rodtko) of door een ambachtelijke hobby mijn levensverhaal maken.(Verhofstadt knapt oude huizen op en verbouwt wijn.) Misschien door simpele acceptatie van het wonder: als je een paar soortgenoten vindt, waarmee je samen kunt spelen door niet te denken of je te concentreren, maar je over te geven aan een wonderbaarlijke eenheid? (Crazy Horse)Of via de door Popper geinspireerde pogingen de wereld een klein beetje beter te maken, zonder pretenties en grootschalige heilstaat-ontwerpen? Al die dingen spelen ook in mijn leven een rol: de inspiratie waarmee ik in de Bijlmer met vrienden de lokale omroep maakte, de betekenis van de litteratuur in mijn levensverhaal, de reductie van de immense politieke ambities uit de studietijd tot het kleine en moralistische vakbondswerk van nu.
Ik zoek in de boekenkast naar een stuk van Anil Ramdas over dit thema en vind het: hij spreekt van “het westers dilemma”. “Geen moderne dichter of denker, die er niet mee heeft geworsteld: hoe de zelfstandige mens kan deelnemen aan een beschaving, hoe het perverse, egoistische individu dat enkel zijn eigen belang en genot nastreeft ooit een sociaal en verantwoordelijk wezen kan zijn”.
“Het moment waarop de spanning tussen het eigen belang en het algemene belang, tussen vrijheid en gelijkheid, tussen eigenzinnigheid en redelijkheid, tussen het persoonlijke en het politieke, tussen individueel geluk en naastenliefde, kortom tussen wat privé is en wat openbaar – het moment waarop deze spanning is opgeheven, is de westerse cultuur morsdood.”(Ramdas, p.180)
Ik ben echtgenoot, vader, Nederlander, Europeaan, humanist, moralist, zweefvlieger. Geloof ik. En misschien ook wel een romantisch ironicus. Het was een vol weekend.
Anil Ramdas, “De papagaai, de stier en de klimmende bougainvillea”, Amsterdam, 1992
Reacties (23)
Mooi. Rothko?
Het zou mooi zijn geweest als onder dit ietwat abstractie stuk met veel interessante vragen geen enkele reactie had gestaan. Dan was het als een ongeplukte poetische bloem in het internetuniversum opgegaan. Maar helaas.
Aanvulling: en helaas voor mij was @1 me net voor want het was de romantische ironie van mijn post om de eerste reageerder te zijn.
Nummer 1 is mij ook altijd voor.
Stof tot nadenken
Bekijk je het vanuit evolutionair perspectief dan komt de vraag of je beter af bent als soort met specialisatie of generalisatie. De egel of de vos. Ik geef ik de voorkeur aan de vos. Van alle markten thuis. Een cosmopoliet die op zijn kennis en kunde vertrouwt. Die in een open wereld gedijt en niet defensief denkt.
@5 Het probleem is nu juist, dat er vanuit evolutionair perspectief nog niets over te zeggen valt, omdat vanuit dat perspectief de tijdspanne veel te kort is om er iets zinnigs over te kunnen zeggen.
De mens is enige diersoort die de eigenschap heeft dat het begrip “tijd” onderdeel uitmaakt van het bewustzijn: de mens denkt in de begrippen “verleden” en “toekomst”.
De grote vraag is of de mens met behulp van die eigenschap zal weten te ontsnappen aan de cyclus waar andere levensvormen aan onderhevig zijn. Ik weet niet of die een naam heeft, maar ze vindt haar uitdrukking in grafiekjes waarin de populatie van vossen en konijnen tegen elkaar afgezet wordt.
Door zelfcontrole. Bestuur.
Jouw denkwijze bergt het gevaar in zich dat de slimste vos het laatste konijn zal vangen.
En dan is het afgelopen met de vossen.
@0 Wat dacht je van de formule: MET pretenties en KLEINschalige heilstaat-ontwerpen?
@5 En,lukt dat een beetje?
Deze vragen komen vooral boven bij de mensenmens waarbij de beloning voor al dat engagement niet goed is geregeld. Beloning in geld en/of status.
Ik zie een Aleid Wolfsen of een willekeurige CdK niet zo gauw zo bevlogen zijn.
En Verhofstadt hoort als toppoliticus een paar passies te hebben en te kunnen dramatiseren.
@6
Het was vos versus egel. De analogie had alleen betrekking op twee verschillende manieren om met de wereld om te gaan. Als de slimste vos het laatste konijn zou vangen dan was de slimste vos niet slim genoeg.
@8
Mwah soms.
@7
Bescheiden variant: verbeter de wereld en begin met jezelf.
@10 Sjiek schrijft:”Als de slimste vos het laatste konijn zou vangen dan was de slimste vos niet slim genoeg.”
Inderdaad, dat was precies het gevaar waar ik op probeerde te wijzen. Leuk dat je dat deel in ieder geval begrepen hebt.
@11 – Ik hoop dat Tom van Doormaal iets langer over mijn tegenwerping zal nadenken. Aangezien het stukje op zichzelf buitengewoon goed is, heb ik goede hoop dat hij dat inderdaad zal doen.
Maar ik wil niet nalaten om jou ook nog een hint te geven. Als je nou het zinsdeel:”zonder pretenties en grootschalige heilstaat-ontwerpen” zou weglaten, welk gevolg heeft dat voor het geheel?
@12
Voor mij heeft dat in principe geen gevolg voor het geheel. De zinssnede “zonder … ” was voor mij overbodig. Na mijn 12de heb ik nooit veel meer op gehad met ideologieen, dogma’s etc. Ik wantrouw grote concepten en mensen met grote pretenties.
Misschien wordt het door anderen gezien als oudbollig, de vertwijfeling omtrent welke indentiteit nou eigenlijk de jouwe is wordt mooi beschreven in De Steppenwolf van Hesse.
@13 – Dat begrijp ik: jij bent na je 12de opgehouden met denken en blijven steken in het vossenstadium. Aan het idee dat de mens de mogelijkheid heeft de toekomst vorm te geven door planning, ben je nog niet toe gekomen.
Maar de kritiek die ik aan Ton van Doormaal richtte was een andere, namelijk dat hij met het zinsdeel:”zonder pretenties en grootschalige heilstaat-ontwerpen”, iets afwijst dat niet eens voordien werd geformuleerd. Niet alleen dat niet duidelijk is om welke pretenties het gaat, of om welke grootschalige heilstaat-ontwerpen, maar bovenal is niet duidelijk waar die pretenties en die ontwerpen op gericht zijn. En pas wanneer dat duidelijk is kun je er een zinnige uitspraak over doen of die afwijzing terecht en op zichzelf genoeg is, of dat dit de noodzaak met zich meebrengt om een alternatief te formuleren.
“de romantische ironie is een ironie van onzekerheid, primair gericht op de verwarrende speurtocht naar antwoorden.”
Mooi, ik kan me daar iets bij voorstellen, maar als we nou eerst eens zouden beginnen de vragen te formuleren.
Tom van Doormaal maakt op mij de indruk van een bijzonder stijvolle bokser, die op zijn eentje een beetje in de lucht loopt te slaan. De tegenstander moet nog komen.
@15
Ik ben in elk geval blij voor je dat je me al helemaal in kaart hebt gebracht.
@16 – Graag gedaan, het was niet zo moeilijk.
Het is niet zo ingewikkeld. De heilstaat is een idee van marxisten volgens Popper. Ik volg hem in de gedachte dat je moet oppassen met het ontwikkelen van grote ontwerpen van een betere wereld, Als je slaagt in op kleine schaal goed te doen, doe je het al heel goed,
Verder gaat het me vooral om zachtaardigheid. Ik loop niet in de lucht te slaan, maar zelfs dat is onzeker. Het perspectief van de romantische ironicus is precies de omkering van de hyperbolen van Wilders. Er is ook een romantische wetenschap: de russische hersenspecialist Luria is voor een wetenschap die zich rekenschap geeft van wat mensen voelen en ervaren.
O, bedoel je DIE heilstaat, zeg dat dan gelijk…
Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven en natuurlijk heb ik ook niets tegen de padvinders onder ons, die elke dag een goede daad doen. Nog minder heb ik iets tegen een wetenschap die zich rekenschap geeft van wat mensen voelen en ervaren. Daar kun je trouwens vast ook een aardige grijpstuiver extra mee verdienen. Er van uitgaande natuurlijk dat de wetenschap zich er nu geen rekenschap van geeft van wat mensen voelen en ervaren.
Dat klinkt sarcastischer als het bedoeld is, merk ik.
Ik veronderstel dat dit volgens Popper niet de weg naar een heilstaat is (een andere dus), maar een manier om je eigen kleine bijdrage te leveren en je daarbij goed te voelen, in de wetenschap dat je er toch niet meer aan kunt doen. Dat lijkt me een hele mooie en praktische visie, bruikbaar voor een alle mensen van goede wil. Voor ons allemaal eigenlijk, een enkele uitzondering daargelaten.
Ik heb alleen last van een visie (6) en dat is niet van vandaag of gisteren. En het konijn in mij denkt dan dat het huppelen wel leuk is, maar dat de vooruitzichten niet gunstig zijn. Voor de vossen trouwens ook niet. En de mens in mij denkt dan aan bestuur, politiek en macht.
Niet aan grote ontwerpen van een betere wereld overigens, dat gaat mijn petje te boven. Aan de ander kant gaat het om (ons) overleven. Jij mag dat niet zo duidelijk ervaren, in een wereld waar overleven bijna vanzelfsprekend is. Maar ik ervaar dat hier, aan de andere kant van de wereld, heel duidelijk. Ik zie het elke dag voor mijn ogen gebeuren.
Nu kun je er natuurlijk van uitgaan dat een maakbare wereld niet mogelijk is en dat de mensheid in een dynamisch evenwicht leeft met zijn milieu waarbij ziekte en hongersnood als factoren een hoofdrol spelen. Maar dan is het wel gedaan met de zachtmoedigheid, want dan zul je daarbij ook met het geweld moeten omgaan dat je zo oproept: het gevecht om te overleven.
Of je kunt via bestuur proberen ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan en kijken of je al sturend er in slaagt een zo vredig mogelijk evenwicht te realiseren.
Het lijkt me dat dat niets te maken heeft met het ontwikkelen van grote ontwerpen van een betere wereld, maar wel volstrekt haaks staat op het geloof in de vrije markt.
Het geloof waar jij van uit lijkt te gaan, zonder dat je dit duidelijk uitspreekt.
@19:neen, een gelovige in de vrije markt ben ik niet. Ik kan je zorgen, die van het konijntje en de vos, ook goed volgen.
Mijn pleidooi voor romantische ironie en voor romantische wetenschap keert zich alleen tegen een tendens in ons denken: de opportuniteit van het geld verdienen, de prijs van iets weten en niet de waarde van de dingen.
Mensen zetten zich enorm in, voor zieke buren, voor hun clubje, voor politieke gevangenen. Maar de aandacht gaat uit naar het grote geld, de efficiency. Ik zou willen dat we met elkaar zouden debatteren over wat ons inspiratie gaf, wat ons echt gelukkig maakte, wat de waarde van dingen en mensen is.
Natuurlijk: er zijn verschrikkelijke bedreigingen voor ons bestaan. Ik voel me pacifist, maar acht ook gewapende interventie niet altijd zinloos. maar, zoals ik aangaf in mijn post over Iran en de bom, soms moet je slimmer zijn dan het gebruiken van een techniekje zoals een vliegtuig en een precisiebom.
Kan dat allemaal naast elkaar bestaan? Ja, de wereld is te ingewikkeld voor ons beperkte verstand en voor grote ontwerpen.
@19
Is er in die kleine heilstaat waar je het over had nog een rol weggelegd voor de vrije markt of neemt het bestuur de allocatiefunctie van vrije markt over?
Ik doe niet aan grote ontwerpen voor een betere wereld en ook niet aan kleine.
Een pleidooi voor ironie, dat is net zoiets als vechten voor vrede.