Openbaarheid van bestuur in de verkiezingsprogramma’s
ANALYSE - Openbaarheid is niet de sterkste kant van de Nederlandse overheid. Met de nieuwe, eigentijdse wetgeving op dit gebied wil het maar niet vlotten. Wat beloven de partijen op dit punt in hun verkiezingsprogramma’s?
In de zomer van 2012 dienden de Kamerleden Voortman (GroenLinks) en Van Weyenberg (D66) een initiatiefwetsontwerp in voor een nieuwe wet op de openbaarheid van bestuur. Het was de voortzetting van een initiatief van voormalig Kamerlid Mariko Peters uit 2011 dat grote bezwaren ontmoette bij toenmalig minister Donner (Rutte I). De nieuwe wet is op 19 april vorig jaar door de Tweede Kamer aangenomen en ligt nu nog steeds bij de Eerste Kamer. Opnieuw stribbelt de regering tegen. Een quick scan over de implicaties van de wet in opdracht van minister Plasterk (Rutte II) voorspelt hoge kosten. “Het ministerie van BZK en de VNG draaien de Wet open overheid (Woo) langzaam maar zeker de nek om”, zeggen gemeenteraadsleden van GroenLinks en D66.
De reserves tegen grotere openbaarheid van bestuur klonken al door in het behoudende advies van de Raad van State bij het initiatiefwetsontwerp. Het bestuur kiest voor zijn eigen belangen (veel werk, hoge kosten, vervelende burgers buiten de deur houden) en niet voor de rechten van burgers. Dat wringt in tijden waarin alle politici braaf hun zorgen uiten over de toenemende onvrede van burgers met de overheid. De politiek zou daar nu wat kunnen aan doen door de burger tegemoet te komen met meer openheid, minder achterkamers en de inzet van meer moderne middelen om verantwoording af te leggen.