Die Alexander Pechtold toch. Was hij twee jaar geleden nog geflopte minister en leider van een ter dode opgeschreven lijkend flutpartijtje, tegenwoordig is hij de handige en welbespraakte oppositieleider die in charisme en retoriek geregeld Marijnissen, Rutte en Halsema achter zich laat in de oppositiestrijd.
De omslag van Pechtold is volgens mij symbolisch voor D66 èn de inherente tragiek waar die partij onder lijdt. Ik zal dat uitleggen.
D66 is, zullen veel mensen zeggen (inclusief leden van die partij), bij uitstek een bestuurderspartij. Door gebrek aan een zware ideologische achtergrond is de partij in staat ieder voorstel objectief op haar merites te beoordelen, op een bestuurlijke, technocratische wijze. Dat wijst op een partij die eerder gedegen bestuurders aflevert dan aansprekende charismatische volksmenners.
Het probleem is, dat besturen D66 over het algemeen electoraal uiterst slecht afgaat. Grootste verliezen in zetels kreeg de partij te lijden in 1982 (-11), 1998 (-10), 2002 (-7) en 2006 (-3, maar wel weer een halvering). Hoe komt het dat regeren D66 meestal zo slecht afgaat? De belangerijkste reden lijkt mij dat er voor D66 in een kabinet weinig tastbaars te bereiken valt. Door het gebrek aan ideologie hebben ze ook een gebrek aan duidelijk doelen om in een regering te bereiken. Ze kunnen het dus nooit echt goed doen; alleen maar neutraal of ronduit slecht. De enige keren dat D66 na regeren (bescheiden) winst maakte was wanneer een enigszins verwante partij aan het instorten was, zoals DS’70 in 1977 en de VVD in 1986.
Zo slecht als D66 het dus na periodes van regeren doet, zo goed doen ze het doorgaans in langere tijd van opposite. Onder Van Miero maakte D66 als oppositie/hervormingspartij drie forse klappers: 1967 (+7), 1971 (+4) en 1994 (+12), Terlouw deed hetzelfde in 1981 (+9) en als Pechtold deze lijn kan vasthouden stevent hij in 2010 ook op een klinkende overwinning af.
Het succes van D66 als oppositiepartij zit hem volgens mij juist is die pragmatische houding die ze in de regering zo opbreekt. Tussen het gebulder van Marijnissen dat dit kabinet asociaal is en het geratel van Rutte dat het geld over de balk smijt komt het genuanceerdere, redelijkere oppositieverhaal van D66 geloofwaardig over. Er zijn veel mensen die zich niet thuisvoelen in de ideologische hoeken van waaruit Marijnissen en Rutte oppositie voeren, maar het wèl oneens zijn met het kabinetsbeleid. Voor die mensen biedt D66 politiek onderdak. Halsema’s GroenLinks heeft die rol misschien ook wel enigszins maar GroenLinks is op sommige onderwerpen (milieu, immigratie) nog te hardcore voor veel mensen.
Dat is dus de tragiek van D66-paradox: een partij die gemaakt lijkt om te besturen, maar door datzelfde besturen elke keer weer zware klappen krijgt. Zo lijkt D66 voor eeuwig verdoemd tot oppositie òf marginaliteit.
Reacties (8)
Mwoa, de afgelopen regeringsperiode hebben ze zich toch ook op grond van hun ideologische stellingname en de beloftes aan hun kiezers laten ringeloren in de regering, waardoor wel erg hard de indruk van het meeregeren om het meeregeren ontstond (en dat was vooreen belangrijk deel Pechtold en Brinkhorst aan te rekenen). In die zin is hun regeringsdeelname aan Balkenende 2 volledig onvergelijkbaar met die in Kok 1 en 2, waar vooral na Kok 1 onverklaarbaar verloren werd, ondanks dat de kiezer tevreden was over het regeringsbeleid en dat beleid bovendien als D66-beleid beschouwde. De verkiezingen na Kok 2 zijn nogal een anomalie, dus ik weet niet in hoeverre we die moeten betrekken in langere trendanalyses.
@1: feitelijk onderschrijf je een beetje mijn verhaal. Je stelt terecht dat Paars I voor D66 een succesverhaal zou moeten zijn geweest maar dat ze “onverklaarbaar” verloren. Achter dat onverklaarbare zit wat mij betreft mijn verklaring. Als D66 slecht presteert in een regering verliest ze. Als ze goed presteert ook.
@2: Paars 1 past idd goed in je verhaal. Alleen vind ik dat wat te weinig data. Dat een partij verliest als hij slecht presteert (Balkenende 2), of die indruk bij de kiezer gewekt wordt (Kok 2), vind ik normaal.
@3: tja, de data is (bij een partij die sind 1966 bestaat) natuurlijk beperkt. Maar ik wijs er wel op dat mijn argument niet alleen rust op de slechte gevolgen van regeren, maar ook op de vaak uistekende resultaten na oppositie.
3e alinea:
D66 is, zullen veel mensen zeggen (inclusief leden van die partij), bij uitstek een bestuurderspartij. Door gebrek aan een zware ideologische achtergrond is de partij in staat ieder voorstel objectief op haar merites te beoordelen, op een bestuurlijke, technocratische wijze. Dat wijst op een partij die eerder gedegen bestuurders aflevert dan aansprekende charismatische volksmenners.
Ik denk dat je het hier heel juist verwoord. Bij mij rees meteen de vraag op: is dit dan positief of negatief?
Aan de ene kant is het ideaal voor in de regering vanwege de objectieve eerlijke houding. Maar aan de andere kant is het juist weer erg negatief vanwege het gebrek aan initiatief. Idealen houden je scherp en gefocust.
“Door gebrek aan een zware ideologische achtergrond is de partij in staat ieder voorstel objectief op haar merites te beoordelen, op een bestuurlijke, technocratische wijze.”
Wat dan op zich wel weer een ideologische achtergrond is: het liberalisme volgens Popper.
@6: idd, met eventueel als uitzondering D66`s pro-EUfundamentalisme
Aardig verhaal, maar ik ben het niet met je eens. Het is onomstotelijk waar dat D’66 vrijwel altijd verliest door te regeren.
Maar dit lijkt me niet te komen door een gebrek aan concrete doelen. Het referendum, de gekozen burgemeester (en meer recent investeren in onderwijs, het bevechten van homorechten) zijn zeer concrete doelen. Het probleem zit in het gebrek aan vasthoudendheid om die doelen te verwezenlijken.