De ontdekking van Friedrich Nietzsche

Foto: SPDP (cc)

RECENSIE - ‘… een beetje darwinisme, een snufje emancipatie van de vrouw, een stukje moraal van het geluk, een hoekje vrijdenkerij, een deeltje verheerlijking van democratie…’

Georg Brandes naderde het slot van zijn lezing, met een minachtende beschrijving van de vele kleine overtuigingen van zijn tijdgenoten. Het was van alles een beetje – maar waar ging de wereld naartoe? Iedereen snakte naar verandering, verandering was overal, maar wie wist de richting? De driehonderd luisteraars in de volgepakte collegezaal hoorden hoe Brandes afsloot met een oproep aan alle kunstenaars, schrijvers, intellectuelen die vérder wilden gaan. Ze moesten opnieuw leren denken:

Grote kunst vereist denkvermogens die zich kunnen meten met de meest individuele persoonlijkheden van het eigentijdse denken, in uitzonderlijkheid, in onafhankelijkheid, in uitdagendheid en aristocratische zelfsuprematie.

En wie bezat die ‘meest individuele persoonlijkheid’? Brandes wist het antwoord. Het antwoord was het onderwerp geweest van zijn lezing. Dat antwoord was Friedrich Nietzsche. De meeste aanwezigen hadden tot die tijd waarschijnlijk nog nooit van Nietzsche gehoord. Maar Brandes was een meeslepend spreker. De aanwezigen beloonden hem met een ovationeel applaus.

Eindelijk erkenning

Brandes was niet zo maar iemand. De Deense hoogleraar was de meest invloedrijke literatuurcriticus in Europa. Hij had het Westen kennis laten maken met de Russische meesters. En Brandes is als geen ander verantwoordelijk voor de verheven opvatting dat goede, ‘échte’ literatuur provocerend moet zijn, psychologisch getrouw, filosoferend én visionair.

De ware schrijver was een profeet. Maar hij zag er maar weinig. Ze dwaalden maar wat rond; ze snuffelden aan de nieuwste trends zonder de toekomst te zien. Brandes had deze wél gezien, in het werk van Nietzsche. Hij was in de ban van zijn ontdekking. En wat Brandes zei, dat was nieuws. Dat ging direct de wereld over. Zijn twee lezingen over de filosoof, in april 1888, maakten Nietzsche in één klap wereldberoemd.

Aforismen

Nietzsche had tot die tijd vrijwel niets verkocht. Zijn uitgever vroeg hem keer op keer nu eens op te houden met die aforismen. Die waren onleesbaar, daar begreep niemand iets van. Nietzsche trok zich er niets van aan. Voor hem was dat de enige manier om zijn gedachten op papier te krijgen.

Hij was geregeld doodziek, had last van vreselijke pijnen in zijn hoofd en ingewanden. Een lang, samenhangend werk schrijven was voor hem onmogelijk. Maar tijdens heldere momenten overzag hij alles, en dan deed hij zijn best om zijn inzichten in korte aantekeningen neer te schrijven die hij naderhand bewerkte, bijsleep, tot scherpe duistere, vaak ook komische aforismen. In wellicht het allermooiste Duits dat ooit is geschreven. Bijtende aforismen.

Moraal is het kudde-instinct in het individu.

Huiselijk geluk

Het was de Frans-Duitse oorlog die zijn leven verwoestte. Vóór die tijd was hij de geniale, jonge hoogleraar filologie van de universiteit van Bazel. Kind aan huis bij Richard Wagner (in ballingschap in Zwitserland), dé Richard Wagner, de grootste levende componist, de redding van de Duitse Geist, die zondig samenleefde met Cosima, de dochter van die andere grootste componist, Franz Liszt.

Huize Wagner was een schitterend gelegen oase van kunst en filosofie, een duiventil waar grote namen in en uit vlogen. Maar niemand was daar zó kind aan huis als de jonge Nietzsche. Daar ontdekte hij het huiselijk geluk dat hij bij zijn tobberige, benepen, kwezelige moeder en zuster nooit had gekend. Die begrepen hem niet. Wagner begreep hem.

Bloed & ingewanden

En toen was daar de oorlog. Nietzsche vond dat hij zich moest melden voor de dienstplicht. De universiteit vond het goed, als hij maar niet echt frontsoldaat werd. Cosima vond het onzin. Een doos sigaren was daar veel nuttiger dan hij, die intellectueel met zijn dikke brilletje. Hij werd hospitaalsoldaat in Erlangen. Zag treinladingen vol zwaargewonde, stinkende, bloedende soldaten, vrouwen en kinderen. Moest naar het slagveld van Wörth om tussen de duizenden lijken naar overlevenden te zoeken.

Vanaf dat moment haatte hij de oorlog, nationalisme en alles wat daarbij kwam kijken. Hij was voortaan Europeaan. En er gebeurde nog iets. Hij kreeg daar in Erlangen dysenterie en nog veel meer. Hij balanceerde op het randje van de dood en, schrijft Sue Prideaux, en ‘werd behandeld met zilvernitraat, opium en tannineklisma’s, de normale behandeling destijds, die tot gevolg had dat de ingewanden van de patiënt voor de rest van zijn leven verwoest waren.’
Hij werd naar zijn moeder en zuster gestuurd, om te herstellen.

En daar: ‘maakte hij een begin met de ongelukkige gewoonte die hij zijn leven lang zou aanhouden, zichzelf medicijnen toe te dienen die zijn symptomen tijdelijk verlichtten maar zijn constitutie nog meer schade toebrachten.’

Mislukt genie

Tegen kerstmis 1870 werd hij door de Wagners uitgenodigd. Maar alles was anders. Nietzsche was chronisch ziek. Hij minachtte het door de oorlog opgebloeide Duitse nationalisme. Wagner daarentegen zwolg erin. De revolutionaire componist van 1848, van de revolutionaire Tristan und Isolde, was veranderd in een irritante nationalistische blaaskaak.

De verhuizing van de Wagners van Zwitserland naar Bayreuth was voor Nietzsche een verschrikking. Het schitterende huis Tribschen (‘trijfeltje’) werd ingeruild voor het megalomane Wahnfried (‘bevrijd van de waan’), waar het echtpaar minzaam de Duitse adel ontving. Nietzsche had alles verloren. Het werd het begin van zijn rusteloze Wanderjahren door Europa. Nergens hield hij het lang uit. Zijn boeken verkochten niet.

Vrienden en bekenden beschouwden hem ongetwijfeld als een mislukt genie. Ach, vond hij maar een vrouw! Wagner schreef zijn dokter dat Nietzsches kwalen zeer waarschijnlijk te wijten waren aan overmatig masturberen. Hij had dat eerder gezien. Die diagnose lag al spoedig op straat.

‘Wagner is het tegengif par excellence tegen alles wat Duits is.’

Platgetreden paden

Prideaux’s ‘Ik ben dynamiet’ wijkt niet veel af van eerdere biografieën. De grote lijnen zijn bekend, en dramatisch genoeg. Ze is geen filosoof, en besteedt dus minder aandacht aan Nietzsches werken en ideeën. Haar aandacht gaat uit naar zijn vreselijke familie, zijn eenzaamheid, en het nabij sluipen van de waanzin. Op zoek naar een plaats op aarde waar de pijn en de eenzaamheid dragelijk zou zijn, ried een goede vriend hem Turijn aan. En zowaar, hij werd er gezonder, en gelukkig.

Het nieuws over Brandes bracht hem in euforie. Hij kreeg post uit alle windstreken, van de groten der aarde. De verkoopcijfers schoten omhoog. Zijn nooit aflatende vertrouwen in zijn eigen genialiteit vond eindelijk bevestiging. Nieuwe boekplannen struikelden over elkaar, haalden elkaar in.

De wereld zal de komende jaren op zijn kop staan: nu de oude God is afgetreden, zal ik voortaan de wereld regeren.

Hij noemde zich (in een brief aan historicus Jakob Burckhardt) ‘veroordeeld de komende eeuwigheid met slechte grappen te vermaken.’ Burckhardt zal zijn hoofd hebben geschud, zoals hij al jaren deed. Maar Nietzsche had volkomen gelijk.

Zijn tijd vooruit

Nietzsches denken was – Brandes had het goed gezien – volstrekt eigentijds. En ver daaraan voorbij. In tegenstelling tot zijn collega-filosofen was hij intens geïnteresseerd in de ontwikkelingen in de samenleving en de wetenschap. Dat heeft zijn denken dan ook sterk beïnvloed.

Zijn verwerping van de christelijke moraal, de morele plicht om alles ter discussie te stellen en wat verouderd is ook met spoed te verwijderen (was fällt, das soll man auch noch stossen, Also Sprach Zarathustra), én natuurlijk zijn leer van de Eeuwige Wederkeer – ze hangen allemaal samen, en zijn gebaseerd op wat hij in de wereld om zich heen zag gebeuren. Nietzsche schiep de filosofie pas excellence voor het wetenschappelijk tijdperk. En hij stelde alvast de onaangename, treiterende vragen waar we in ‘de komende eeuwigheid’ mee zullen worstelen. Hij wierp een fakkel in de afgrond, recht voor onze voeten.

Invloed

De ondergang van de filosoof is welbekend, en Prideaux beschrijft dit met gevoel voor detail en drama. Hoe hij ineenstortte en terechtkwam in de klauwen van zijn antisemitische zuster. Hoe ze zijn massa papieren zuiverde van wat haar niet beviel (hij haatte haar), en hoe zij uiteindelijk de lijnen uitgooide naar nazikopstukken, die graag hoorden dat de grote filosoof ‘eigenlijk’ een voorloper van het nazisme was geweest. Niets is minder waar (een beetje ontwikkelde nazi wist dat ook wel), maar de Führer kwam langs en de geur is blijven hangen.

Turijn, Elizabeth, Hitler: het is jammer dat deze versleten hink-stap-sprong ook in dit werk het slotakkoord vormt. Want over de invloed van Nietzsche’s denken in de jaren 1890-1920 valt zo veel meer te zeggen.

Terwijl de filosoof op zijn bed lag te vegeteren, raakte gans jong Europa in de greep van zijn werk. Schrijvers, kunstenaars, componisten, wereldverbeteraars, politici van links én rechts: het was Nietzsche voor, Nietzsche na. Daarover valt een schitterend dik boek te schrijven.

Geen enkele filosoof bereikte ooit in zo’n korte tijd zo’n overdonderende erkenning. Geen enkele filosoof, durf ik te wedden, heeft zo geleden, fysiek én mentaal, om tot zijn visionaire inzichten te komen.


Sue Prideaux, Ik ben dynamiet. Het leven van Nietzsche. Uitgeverij Arbeiderspers. 41,99 euro.

Reacties (1)

#1 keest

Gaaf! En een positieve beoordeling van meneer Nietzsche, bedankt.