Ooit was humanitaire hulp iets dat respect afdwong. Meer en meer echter zijn hulpverleners het doelwit van politieke afwegingen: ze zitten gevangen tussen westerlingen die hun werk zinloos en overbodig vinden, en strijdgroepen die in hen de handlanger van de vijand zien. Het zijn degenen die de hulp had nodig hebben, die daar onder lijden. De hulpverleners zelf bekopen het steeds vaker met hun leven. Mogelijke oplossingen leiden tot nieuwe paradoxen.
In het verleden was hulp verlenen aan mensen in nood een logisch uitvloeisel van onze humanitaire principes. We redden levens en boden noodruftigen elementaire basisvoorzieningen als voedsel, water, onderdak, medische zorg en bescherming.
Zoals John Holmes, ondersecretaris-generaal voor humanitaire zaken van de VN, het verwoordde:
?By definition, the people who are working trying to tackle humanitarian need are working in places which are often remote, usually difficult, and very often dangerous as well, because that’s where the conflicts are and that?s where the natural disasters happen.?
Die tijd van waardering lijkt echter achter ons te liggen.
De discussies over de hulpverlening aan de slachtoffers van de watersnoodramp in Pakistan zijn zeer illustratief: hulpverlening is zinloze verspilling van ons (belasting)geld, de directeurssalarissen zijn te hoog, hulpverleners selecteren op religieuze gronden, het geld komt terecht bij de corrupte elite, levens redden betekent de terroristen van de toekomst in leven houden, ja zelfs zou het geld worden doorgesluisd naar Al Qaida en de Taliban, die er vervolgens wapens mee kopen. Over de twintig miljoen mensen die getroffen zijn door deze gigantische natuurramp hebben we het nauwelijks nog.
Onze westerse critici bevinden zich in goed gezelschap. Want ook organisaties als Al Qaida en de Taliban hebben grote bezwaren tegen hulpverlening. De Pakistaanse Taliban riepen hun regering vorige week zelfs op om de internationale hulp te boycotten omdat die afkomstig zou zijn van christenen en joden, van ‘vijanden van de islam’, van ‘ongelovigen’, die slechts hulp bieden als dekmantel om de Pakistanen in slavernij te dwingen.
Meer en meer zijn hulpverleners het doelwit van politieke afwegingen en aanslagen. Afgelopen donderdag, op World Humanitarian Day, vroeg OCHA ? het VN-bureau voor de coördinatie van humanitaire zaken ? aandacht voor de veiligheid van hulpverleners. De datum verwijst naar het bombardement van het VN-kantoor in Bagdad op 19 augustus 2003, waarbij meer dan 150 mensen gewond raakten en 22 mensen omkwamen, onder wie de net gearriveerde Speciale VN-Gezant Sergio Vieira de Mello.
Rapporten van The Aid Worker Security Database laten zien dat er sprake is van een sterke toename van geweld tegen hulpverleners, ook als rekening wordt gehouden met de groei van het aantal hulpverleners door de jaren heen.
Figuur 1: Hulpverleners die slachtoffer werden van veiligheidsincidenten
In het afgelopen jaar werden 278 hulpverleners het slachtoffer van gewelddadige incidenten, waaronder 92 ontvoeringen. Meer dan honderd hulpverleners lieten bij deze incidenten het leven. Tien jaar eerder betrof het ?slechts? 65 hulpverleners die betrokken waren bij 34 incidenten waarbij 30 mensen omkwamen. Voor 2010 staat de teller tot nu toe op 40 doden. In verreweg de meeste gevallen zijn de slachtoffers lokale medewerkers.
Figuur 2: Veiligheidsincidenten 1999 ? 2009
Vorig jaar april publiceerde de Humanitarian Policy Group een alarmerend rapport. Zestig procent van alle aanvallen op hulpverleners in de periode 2006-2008 vond plaats in Darfur, Afghanistan en Somalië. Driekwart van de aanvallen vond plaats in slechts zeven landen met gewapende conflicten.
HPG meldt dat aanvallers steeds vaker handelen vanuit politieke motieven, hulporganisaties associëren met de vijand en hen zien als collaborateurs van regeringen, rebellengroepen of vreemde mogendheden die in hun gebied actief zijn. In andere gevallen worden de hulporganisaties zelf het doelwit vanwege hun uitspraken en handelingen of wordt met het aanvallen van hulpverleners voorkomen dat hulp de bevolking bereikt.
Hulpverleners zijn dan ook erg gevoelig voor de associatie met militairen. Dat zagen we in Nederland bijvoorbeeld in de discussie over de wederopbouw van Afghanistan. Maar zelfs als organisaties er alles aan doen om hun onafhankelijkheid te benadrukken, worden zij het doelwit. HPG stelt dat de hulpverlening in zijn totaliteit steeds meer gezien wordt als onderdeel van de Westerse agenda.
Hulpverleners worden dan niet meer gezien als neutraal, maar als partijdig. Dan kan het gebeuren dat het bieden van hulp op zichzelf een rechtvaardiging gaat vormen om hulpverleners aan te vallen. Want die hulp belemmert gewapende groepen om zelf de controle te krijgen over een gebied of het centrale gezag te ondermijnen. En soms werken regeringen daar passief of zelfs actief aan mee als ook zij de hulpverleners zien als een bedreiging voor hun gezag.
Het is een situatie die we kunnen zien in Afghanistan, waar in 2008 65 procent van de aanvallen op hulpverleners werd uitgevoerd door gewapende strijdgroepen. Of in Irak, waar de aanslag op het VN-kantoor door maar liefst drie rivaliserende groepen werd opgeëist, en zelfs mensen binnen de VN niet uitsluiten dat die aanslag mogelijk het werk was van de coalitie of de Iraakse regering. In de Somalische hoofdstad Mogadishu viel Al Shabab in juli 2009 drie VN-kantoren aan met als legitimatie: ?Following thorough research? these agencies ?will be completely closed down and considered enemies?. Eerder al werden de Amerikaanse organisaties Care en IMC beschuldigd van ?spying for and aiding the intelligence agencies of the enemies of Islam?.
Care besloot haar activiteiten in delen van Somalië te staken. De veiligheid van haar hulpverleners was sterk afhankelijk van acceptatie door alle relevante partijen, wat weer vraagt om een beeld van onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Het is een vraag die hulpverleningsorganisaties zich steeds vaker moeten stellen. Niet alleen in islamitische landen, want ook op Haïti waren hulpverleners hun leven niet zeker.
Je zou wellicht verwachten dat islamitische hulpverleners minder vaak getroffen worden, maar de praktijk laat iets anders zien. Uit de eerste analyses die de Humanitarian Policy Group maakte van de incidenten per individuele organisatie, blijkt dat organisaties waarvan je zou verwachten dat die een populair doelwit zijn – zoals hulporganisaties op religieuze grondslag, Amerikaanse organisaties of organisaties die hun mondje vaak en hard roeren – niet vaker aangevallen worden dan andere. Ook de Britse organisatie Muslim Aid bijvoorbeeld, toch een naam waarvan je zou verwachten at die je vrijwaart van beschuldigingen een ‘vijand van de islam’ te zijn, kampt met veiligheidsincidenten in de gebieden waar ze werkt. Bovendien vallen verreweg de meeste slachtoffers onder de lokale staf van de hulporganisaties. 88 van de 102 slachtoffers in 2009 waren afkomstig uit het land zelf. Lokale staf loopt dus veel meer risico dan expats, want zij zijn degenen die vaker het veldwerk doen. Onveiligheid lijkt dus een generiek probleem te zijn.
Om hun werk te kunnen doen, wordt netwerken en in gesprek blijven met alle partijen in een conflict daarom ook steeds belangrijker voor hulporganisaties. Het bijstellen van de beeldvorming vraagt nu eenmaal om dialoog. Wellicht dat dat ook verklaart waarom het Rode Kruis minder met geweld te kampen heeft. Naar eigen zeggen zijn ze zich bewust van het feit dat ze feitelijk buitenstaanders zijn, en het dus noodzakelijk is goed uit te leggen wat ze komen doen. Het succes van die benadering wordt ook bevestigd door de HPG, die stelt dat het Rode Kruis met succes haar veiligheidsmanagement opnieuw heeft vormgegeven. Onderdeel van de strategie is om actief in gesprek te zijn met mogelijke risicobronnen en het benadrukken van het unieke mandaat van het Rode Kruis als onafhankelijke en strikt neutrale entiteit.
De keerzijde van die dialoog is dat we vervolgens hier in het Westen diezelfde hulpverleners verwijten dat ze met de vijand in gesprek zijn en weigeren hun werk nog langer te financieren. Hulpverleners liggen dus van twee kanten onder vuur. En de slachtoffers, die hun hulp juist hard nodig hebben, worden daarvan ongevraagd de dupe.
Reacties (11)
De grap is dan weer dat diegenen die nu roepen dat je niks naar Pakistan moet sturen omdat ’t toch maar terroristen zijn, daarmee de echte terroristen in de kaart spelen, zeker als die dan zelf weer wel hulp bieden.
@1 Dat schijnt nog niet tot de mensen door te dringen. De volgende keer dat iemand aanklopt voor steun – de jihadisten danwel de westerse strijdkrachten – aan wiens steun denken mensen dan terug. Het is een van de redenen dat Hamas zo populair kon worden: de strijd tegen corruptie en het sociale werk onder de bevolking.
Zie bijvoorbeeld ook wat Mark Levine daar in dit artikel over zegt, waar ik het zeker niet op alle punten mee eens ben, maar hij heeft wel een punt: http://english.aljazeera.net/focus/2010/08/201081612554999771.html
@3: Ook dat van Hamas schijnen veel mensen maar niet te willen begrijpen.
Dat stukje van Levine was waaraan ik dacht toen ik #1 schreef, maar kon ’t niet terugvinden. :-)
Inderdaad zijn er wel wat kanttekeningen bij zijn column te zetten, maar ’t centrale idee lijkt me sterk.
beetje off-topic: Ik moest ook meteen denken aan de toenemende vijandigheid naar hulpverleners in Nederland, maar die zal toeval zijn.
Alsof je die ‘harten van de bevolking’ kunt winnen met hulpgoederen. Laat me niet lachen, ze kunnen niet eens lezen en schrijven. Iedereen met een zaak meel is een held.
@5 Dat bevestigt dan toch juist dat punt? De vraag is dan gewoon wie die held wordt. Wat heeft analfabetisme er trouwens mee te maken? Hebben analfabeten geen hart?
@5: of het nou Hamas, Al Qaida, Pablo Escobar of Al Capone is: allemaal winnen of wonnen ze de harten van de plaatselijke bevolking door huizen te bouwen en medische en sociale hulp te verlenen. Je hoeft het met de hulpverlening niet eens te zijn, maar dat het werkt is overduidelijk. De enige reden, dat dat soort organisaties en figuren populairder kunnen zijn dan de lokale regering of andere landen in de wereld, is, dat die organisaties en figuren meer hulp verlenen dan de rest.
Johanna, die rare conclusie over analfabeten die gaat hart zouden hebben neem ik natuurlijk niet voor mijn rekening.
Degene die de meete hulp verleent is de held, klopt, dat gaat die lokale overheid nooit winnen want die houden dat niet lang genoeg vol. Kijk naar Afghanistan waar ze dat lang hebben geprobeerd. (nou ja lang)
@sander: dat er miljoenen mensen hun huis kwijt zijn, ondervoed zijn, aan ziektes lijden, sterven, is dat geen reden om hulp te verlenen?
@8 Gelukkig. Ik vond het ook al zo’n vreemde gedachte.
Als je kritiek op de USA heb dan werd/wordt er nog wel eens de opmerking gemaakt dat de Yankees ons hebben bevrijd van de Nazi’s. Politiek historisch breed gedragen argument.