Anti-extremismebeleid gebeurt vanuit de onderbuik
ONDERZOEK - door Annemarie van de Weert en Quirine Eijkman.
De Hogeschool Utrecht doet een reeks onderzoeken naar het effect van de lokale aanpak van extremisme. Het draait daarbij vooral om de vraag hoe lokale eerstelijns professionals omgaan met de opdracht om jongeren die neigen naar gewelddadig extremisme – radicalisme – op tijd te identificeren. Oftewel, kunnen professionals de bereidheid om over te gaan tot geweldpleging en terrorisme op juiste wijze signaleren, duiden en beoordelen? Het antwoord: het kan en moet een stuk beter.
Vroegsignaleren op lokaal niveau
Voor ons meest recente onderzoek hebben we gekeken naar het wegings- en duidingsproces op het lokale niveau. Het idee is dat eerstelijnsprofessionals zoals jongerenwerkers, gemeenteambtenaren en wijkagenten door vroegsignalering potentieel risicovolle individuen eruit kunnen pikken. Om te voorkomen dat jongeren afglijden en er ideeën of gedrag op na gaan houden die niet stroken met de hier geldende democratische normen en waarden.
Het gaat niet om signalen die aantoonbaar bewijs leveren van strafbaar handelen, zoals de voorbereiding van een aanslag of uitreizen naar Syrië of Irak. In het rapport hebben we gekeken naar de beoordeling van onder meer afwijkend gedrag. Welke norm wordt daarbij gehanteerd en wanneer vormt iemands gedachtegoed een bedreiging voor de democratie en de veiligheid van andere burgers?