Sociale Vraagstukken

288 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: per Corell (cc)

Hoogleraar rechtssociologie Marc Hertogh: ‘Het uitgangspunt is: misschien ben jij een fraudeur’

INTERVIEW - door Jurre van den Berg.

Uitkeringsgerechtigden achter de broek zitten is politiek gezien in de mode, maar effectief is het zeker niet altijd. Dat concludeert een team van de Rijksuniversiteit Groningen na vier jaar onderzoek. ‘Als 8 procent fraudeert, doet 92 procent dat niet’, zegt hoogleraar rechtssociologie Marc Hertogh.

‘De spaarzame berichten van het UWV waren dreigementen: ‘Als u niet binnen zoveel tijd dat doet, komt uw uitkering te vervallen.’

‘Ze zetten je onder druk, dreigen met straffen maar helpen niet met het vinden van een baan, of helpen je niet met extra cursussen of iets dergelijks.’

Het zijn zomaar twee citaten van uitkeringsgerechtigden uit het onderzoek van Marc Hertogh en zijn collega’s aan de Rijksuniversiteit Groningen. In de afgelopen jaren, zo stellen zij, is er een politiek klimaat ontstaan waarin het bestrijden van fraude en misbruik centraal staan en sancties en maatregelen de boventoon voeren. De SZW-wetgeving, beter bekend als ‘de Fraudewet’ uit 2013 wordt als een exponent van dit tij beschouwd. Sociale diensten zetten zelfs verborgen camera’s en gps-trackers in om bijstandsfraude op te sporen, zo bleek onlangs uit onderzoek van de Volkskrant.

Vier jaar lang deed hoogleraar rechtssociologie Hertogh en zijn team onderzoek naar handhaving in de sociale zekerheid. De discussie, zegt hij, is tot nu toe vooral normatief en juridisch geweest. Of een harde aanpak werkt, is zelden aan de orde – laat staan dat daarbij het perspectief van uitkeringsgerechtigden betrokken werd.

Foto: Directie Voorlichting (cc)

Zonder intensief beleid gaat het mis met de integratie van statushouders: vijf aandachtspunten

ONDERZOEK - door Emily Miltenburg, Willem Huijnk, Jaco Dagevos

Het SCP-rapport ‘Syriërs in Nederland’ schetst een gevarieerd beeld van de eerste jaren van Syrische statushouders in Nederland. Het vizier is op Nederland gericht. Men is bijna zonder uitzondering bezig met het leren van de Nederlandse taal, er zijn behoorlijk veel contacten met autochtone Nederlanders en de overgrote meerderheid verwacht over vijf jaar nog in Nederland te wonen.

Syriërs oordelen gunstig over het leven in Nederland. Men voelt zich hier thuis, ervaart betrekkelijk weinig discriminatie en geeft gemiddeld een 8,5 voor hun leven in Nederland. Veilig aangekomen in Nederland is er weer ruimte om te dromen over een betere toekomst. Hoop en optimisme zijn onderdeel van het leven en denken van de nieuwe statushouders.

Dat is bewonderenswaardig. Syriërs hebben een barre vlucht achter de rug, waar velen te maken hebben gehad met honger en dorst, mishandeling en afpersing. Aan mensensmokkelaars zijn hoge bedragen betaald, met hoge schulden als gevolg. Het is dus niet verwonderlijk dat veel Syrische statushouders kampen met psychische problemen.

Onvoldoende Nederlands, niet op de arbeidsmarkt gericht

Het onderzoek laat zien dat deze groep nog helemaal aan het begin van hun integratie staat: de meeste Syriërs hebben nog niet voldaan aan de inburgeringsplicht, de participatie in het reguliere Nederlandse onderwijs is beperkt en bijna niemand heeft een Nederlands diploma.

Foto: Random Retail (cc)

Leefstijl als beschavingsoffensief

COLUMN - Leefstijl heeft een zeer grote invloed op onze gezondheid. Niet roken, genoeg bewegen en het eten van veel groenten kan zo’n tachtig procent van alle hart- en vaatziekten voorkomen, aldus de Wereldgezondheidsorganisatie, vorige week in het nieuws. Volgens het bericht stelt cardiologe Janneke Wittekoek dat jonge mensen hun ‘getallen’ (bloeddruk en cholesterolwaarden) zouden moeten kennen, opdat ze tijdig hun leefstijl kunnen aanpassen.

Zij houdt een pleidooi voor ‘leefstijlgeneeskunde’, omdat ‘veel ziekten en klachten mede worden veroorzaakt door leefstijlfactoren. Dit pleidooi is gevat in een brief van 21 artsen, wetenschappers en publicisten aan de Minister van Volksgezondheid.

Bij Nieuwsuur stelde Janneke Wittekoek dat ze mensen ‘bewust wil maken dat een gezonde leefstijl echt veel beter voor je is.’ Maar liefst de helft van alle patiënten lijdt namelijk aan een leefstijlgerelateerde aandoening. Het verbeteren van de leefstijl zou daarom op jaarbasis 3 tot 10 miljard aan zorggeld kunnen besparen.

Ondanks de nieuwe naam Leefstijlgeneeskunde is deze nadruk op kennis en bewustwording niet nieuw. Al decennialang zijn nationale gezondheidsprogramma’s gericht op bewustwording: van het belang van bewegen, niet roken, minder drinken  en het eten van groenten en fruit (en minder vet en suiker). Het enige min of meer nieuwe element erin is dat leefstijlartsen nu de expliciete taak van promotors en bewakers krijgen.

Foto: Philips Communications (cc)

Is uw gemeente al overgenomen door algoritmen?

In de Canadese stad Toronto bestuurt Google een eigen wijk. De straten hangen vol met sensoren en camera’s die behalve het verkeer en de luchtkwaliteit ook de gedragingen van inwoners registreren. De stad wordt vergeleken met een Chinese surveillance-staat, maar zulke technologische toepassingen vinden in Nederland gretig aftrek.

De term ‘smart city’ duikt massaal op in verkiezingsprogramma’s. Slimme lantaarnpalen, social media meldkamers en zelflerende algoritmen beloven openbare ruimten efficiënter, groener en veiliger te maken. Mooie beloften maar moeten we ze ook geloven?

‘Living labs’ en ‘innovation hubs’ transformeren gemeenten in zelflerende computersystemen die doorlopend gevoed moeten worden met onze data. Terwijl we ons druk maken over randvoorwaarden zoals privacy, worden nergens de smart city-systemen zelf in twijfel getrokken.

Een smart city functioneert op basis van voorspellende algoritmen die beslissingen nemen. Deze algoritmen zijn niet transparant, kunnen verkeerde verbanden leggen en menselijke vooroordelen op grote schaal verspreiden. Steeds meer onderzoekers waarschuwen voor een blackbox-samenleving waar niemand meer weet op welke manier algoritmen besluiten nemen en op basis van welke data.

Om de samenleving daadwerkelijk veiliger en groener te maken, moeten we kritischer nadenken over de beslissingen die we aan algoritmen willen uitbesteden, voordat grote techbedrijven met uitsluitend een commercieel belang hiermee aan de haal gaan. Niet alleen in Toronto, maar ook in Nederland worden mensen steeds meer gereduceerd tot datamachines die door algoritmen worden aangepast aan de winstgevende datahandel van techbedrijven en economisch rendement van overheden.

Foto: phgaillard2001 (cc)

De verontwaardiging van burgers is een kans voor de democratische rechtsstaat

Sommige politici, bestuurders en ambtenaren spreken over de boze burger alsof het een bijzondere soort betreft. Maar de verontwaardiging van burgers laat ook zien waar zij belang aan hechten en waar zij voor in actie willen komen, stellen Sarah L. de Lange en Jasper Zuure in de nieuwe bundel #WOEST.

Inwoners die protesteren tegen de komst van een asielzoekerscentrum, Turkse Nederlanders die boos zijn op de Nederlandse regering omdat een Turkse minister geen speech mag geven, de voor- en tegenstanders van Zwarte Piet, Groningers die zich verzetten tegen gaswinning en bewoners rondom Lelystad die de komst van een vliegveld willen tegenhouden. Het is niet moeilijk om in de afgelopen jaren voorbeelden te vinden van burgers die verontwaardigd of zelfs woest zijn op de overheid.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat de verontwaardiging van burgers veel aandacht krijgt in het publieke debat. In 2017 sprak Asscher bijvoorbeeld over een ‘kakafonie van woeste woede’ en datzelfde jaar schonk Buma in zijn Schoo-lezing veel aandacht aan ’de boze burger’. Hoewel sommige politici, bestuurders en ambtenaren de boze burger op het schild hijsen, spreken andere gezagsdragers over de boze burger alsof het een bijzondere soortgenoot betreft. Deze ‘civis iratus’ zou niet voor rede vatbaar zijn, en daarom niet serieus genomen hoeven te worden.

Foto: U.S. Department of Agriculture (cc)

De overblijf, het verzwegen ongemak van De Luizenmoeder

COLUMN - door Rineke van Daalen

De overblijf is een van de ongemakkelijkste hoekjes van het schoolse leven, en krijgt onmiskenbaar de prijs voor het meest verzwegen onderwerp van school. Ook De Luizenmoeder weet er nog geen raad mee.

‘Als ik je een keer moet helpen? Met overblijven bijvoorbeeld? Ik ben op woensdag altijd vrij.’

‘Helpen? Op woensdag, bij de overblijf….’

‘Ahh nee, dat kan natuurlijk niet…. Stom…’

‘Nee, en als je nieuw bent, dan moet je toch echt van onderaf beginnen: luizenmoeder, lief-en-leed-moeder, groene-vinger-moeder, voorleesmoeder, overblijfmoeder, klassemoeder, schoolreismoeder, kampmoeder, medezeggenschapsraad, oudercommissie, ouderraad.’

Dit mooie citaat uit De Luizenmoeder demonstreert verschillende dingen. Drukbezette, werkende moeders hebben er hun hoofd niet echt bij – overblijven op woensdag, ha ha ha. Ook lijkt het alsof het gewoon is dat moeders tussen de middag op de kinderen letten, dat de overblijf gewoon een van de zoveel ‘moedertaken’ is, of beter, een van de zoveel ‘oudertaken’  – vaders doen natuurlijk ook mee, dat weten we toch.

En ten slotte krijgt de ‘overblijfmoeder’ in De Luizenmoeder een geflatteerde plaats in de hiërarchie van ‘oudertaken’. De ‘overblijfmoeder’ wordt ergens in het midden ingeschaald, hoger dan de ‘voorleesmoeder’, maar lager dan de ‘klassemoeder’. In deze voorstelling van zaken horen overblijfkrachten gewoon bij de school, maar in het echte leven is dat niet het geval – goede uitzonderingen daargelaten.

Foto: Jos @ FPS-Groningen (cc)

Nieuwe lokale democratie: goedbedoeld maar ondoordacht

OPINIE - Drie jaar lang stimuleerden het ministerie van Binnenlandse Zaken en de VNG lokale proeven met participatief bestuur. Onlangs riep het projectteam gemeenten op hun democratie nu echt flink te gaan ‘verfrissen’. Riskant, vinden Solke Munneke en Annemarie Kok: de experimenten getuigen van een naïeve democratie-opvatting.

Op 21 maart 2018 vinden niet alleen in een groot deel van Nederland de gemeenteraadsverkiezingen plaats maar komt er ook een einde aan het project Democratic Challenge, bedoeld om de lokale democratie te vernieuwen. In het kader van dit project van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn de afgelopen drie jaar in tientallen plaatsen proeven gedaan met alternatief openbaar bestuur. De achterliggende gedachte is dat bestuur en burger dichter bij elkaar moeten worden gebracht.

Zo worden begrotingskeuzes en andere beslissingen steeds vaker (mede) overgelaten aan een buurtraad of burgerpanel, al dan niet samengesteld door middel van loting. Uitgebreide meepraat-sessies aan het begin van planvorming zijn eveneens in de mode. Denk aan ‘burgertoppen’ en digitale platforms. Ook het laten meedoen van burgers aan de controle van het lokaal bestuur is hier en daar uitgeprobeerd.

‘Voorhoede-gemeenten’

Gedurende de experimenteerperiode heeft het Democratic Challenge-team zich sterk gemaakt voor al deze inkleuringen van wat ‘participatieve democratie’ wordt genoemd. Plaatsen die op dit vlak bovengemiddeld actief zijn ontvingen de eretitel ‘voorhoede-gemeente’, men gaf workshops in gemeentehuizen, organiseerde landelijke bijeenkomsten en maakte op een website en per nieuwsbrief enthousiast melding van ieder ‘vernieuwend’ incident.

Foto: franchise opportunities (cc)

De drempel om hulp te vragen wordt te hoog

ONDERZOEK - Burgers worden verondersteld eerst zelf te proberen hun problemen op te lossen en dan pas een beroep te doen op professionele hulp van het gemeentelijke wijkteam. Deze eigen-kracht-drempel is in sommige gemeenten wel erg hoog, schrijft Margo Trappenburg op Sociale Vraagstukken.

Jaren geleden deden mijn toenmalige collega’s en ik onderzoek naar huisartsen. Nederlandse huisartsen zijn goed op de hoogte van ‘het natuurlijk beloop’ van ziekten en aandoeningen. Heel veel kwalen en kwaaltjes – oorpijn, keelpijn, buikpijn, griep, spierpijn – gaan vanzelf over. Na een paar dagen of na een week. Pas als het herstel langer duurt is er reden tot zorg. Dat leggen Nederlandse huisartsen veelvuldig aan hun patiënten uit; zelfs zo vaak dat veel patiënten dit advies al ter harte nemen vóór ze naar de huisarts gaan. Eenmaal in de spreekkamer van de huisarts kunnen ze dan zeggen dat ze het al een paar dagen of een week hébben aangezien en dat het nu tijd is voor medische hulp. Patiënten weten dat ze die hulp vervolgens ook krijgen, hetzij van de huisarts zelf hetzij, na verwijzing, via het ziekenhuis. Het natuurlijk beloop advies is een drempel op de weg naar medische hulp, maar gelukkig geen heel hoge drempel.

Foto: Fenneke (cc)

Waarom de elites houden van burgerschap

ANALYSE - Door Michael Merry, Geert Driessen

Het kabinet-Rutte III poogt burgerschapseducatie nieuw leven in te blazen. Om te beginnen moeten kinderen verplicht het Wilhelmus leren, een bezoek brengen aan de Tweede Kamer en aan het Rijksmuseum. Het zijn de waarden van een politieke en academische elite die zich niet realiseert dat zij zelf achter onderwijsbeleid staat dat uitsluitend en nationalistisch is.

Al decennia verdedigen liberale theoretici de stelling dat burgerschap de taak is van de school. Hoewel er onder hen substantiële meningsverschillen bestaan, delen ze allemaal hetzelfde geloof in zowel de plicht als capaciteiten van scholen om te doen wat hun theorieën voorschrijven.

Wij hebben alle begrip voor de gedachten achter deze theorieën; ze brengen namelijk idealen tot uitdrukking die wij na zouden moeten streven. Ze beschrijven niet de scholen die wij hebben, maar die we nodig hebben. Maar welke verdiensten deze geïdealiseerde liberale visies op burgerschapseducatie ook mogen hebben in een vergaderzaal, ze zijn niet overtuigend en bruikbaar. Simpelweg omdat ze onvoldoende rekening houden met de empirische realiteit van de bredere politieke context waarbinnen beleid op het gebied van burgerschapseducatie wordt ontwikkeld en geïmplementeerd.

Retoriek in een politieke realiteit van polarisatie en uitsluiting

Foto: franchise opportunities (cc)

Van werk naar welbevinden – Werkt de zachte hand in de bijstand?

ONDERZOEK - Door Monique Kremer, Jelle van der Meer, Marcel Ham

Er voltrekt zich een stille revolutie. Ruwweg de helft van de mensen in de bijstand is opgegeven voor betaalde arbeid. Zij hoeven niet meer te solliciteren, zij krijgen geen hulp naar werk. Voor hen is de bijstand veranderd van een tijdelijk vangnet in een blijvende voorziening. De tegenprestatie krijgt vorm als vrijwilligerswerk, mantelzorg of werken aan je schulden of gezondheid. De ene gemeente kiest daarbij voor drang, de andere voor motivering, de derde voor vrijblijvendheid. In alle gevallen is het doel niet werk maar welzijn. Werkt de zachte hand in de bijstand?

Dat is de conclusie van een rondgang langs vijf grote en middelgrote gemeenten in Nederland en twee in het buitenland. We maakten die in opdracht van de gemeente Amsterdam. Deze gemeente wilde weten wat er elders in het land gebeurt met de groep mensen in de bijstand die op zeer grote afstand staat van de arbeidsmarkt. Met deze zoekvraag keken we in de keuken van Rotterdam, Utrecht, Tilburg en Leeuwarden, en, om te kunnen vergelijken, in Amsterdam zelf. Voor het internationale perspectief gingen we ook op bezoek in Stockholm en Bremen. Maar laten we beginnen met Nederland.

Foto: David Fulmer (cc)

Sociale experimenten nodig om te ontschotten

COLUMN - door Marcel Canoy.

In de vijftiger jaren was ons land netjes verdeeld in zuilen. Katholieken trouwden met katholieken, stemden op de KVP, zaten bij elkaar op de RK school, op sportclubs en in vakbonden. Met socialisten of protestanten hetzelfde liedje.

Het voordeel van de verzuiling? De identiteit was geborgd en de cohesie geïnstitutionaliseerd. Het nadeel openbaarde zich toen er meer interacties kwamen tussen leden van verschillende zuilen. De geborgenheid dreigde te veranderen in wantrouwen en gebrek aan begrip voor leden van de andere zuil.

Zuilen afgebroken

Door de toegenomen interacties zijn de zuilen grotendeels afgebroken en dat is maar goed ook. Zo werkt deze agnostische katholiek regelmatig samen met zeer gelovige gereformeerden. No fuzz. Het curieuze is dat we de zuilen hebben ingeruild voor een andere soort verzuiling: die binnen de welvaartstaat.

Net als bij de andere verzuiling dachten we een overzichtelijke wereld geschapen te hebben. Werkzoekenden, ouderen, zieken of arbeidsgehandicapten: ze hebben allemaal hun eigen veilige welvaartszuil waar voor hen gezorgd wordt.

Hokjesgeest

Ook deze hokjesgeest moet nu uit de fles en wel om dezelfde reden. Of het nu gaat om jongeren met een zorgvraag, mensen met een migratieachtergrond die willen integreren, verwarde mannen, mensen in schulden of ouderen: er is toegenomen interactie tussen de welvaartszuilen, waardoor de schotten in al hun voegen kraken.

Foto: Solidair e (cc)

Diversiteitsbeleid is vaak niet zo mooi als het lijkt

ANALYSE - Zorgt diversiteitsbeleid voor meer inclusiviteit? Of staat het ‘verschildenken’ dat aan veel diversiteitsbeleid ten grondslag ligt een rechtvaardiger samenleving juist in de weg? Hoewel de uitvoering van beleid vaak veel te wensen overlaat, is Marieke Slootman hoopvol over het streven naar ‘diversiteit’. Mits weloverwogen uitgevoerd.

‘Diversiteit’ staat hoog op de agenda. Organisaties, onderwijsinstellingen en de bestuurlijke macht moeten ‘diverser’ worden. Diversiteit wordt vaak afgemeten aan de aanwezigheid van mensen die tot een minderheidscategorie gerekend worden. Diversiteit wordt bijvoorbeeld nagestreefd door het percentage vrouwen in het kabinet en het aantal hoogleraren van kleur aan de universiteiten te verhogen. Maar bestendigt zulk streven niet het idee dat er onoverbrugbare verschillen zijn op basis van gender, huidskleur en religie? Bevestigt het niet een hokjesdenken dat ons alleen maar verder verwijdert van een inclusievere samenleving?

Diversiteit op basis van verschildenken minder mooi dan het lijkt

In mijn onderzoek naar diversiteit en ongelijkheid blijf ik worstelen met de rol van categorisaties en de term ‘diversiteit’ binnen het streven naar een rechtvaardiger samenleving. Een reflectie van Jolande Withuis in de Volkskrant (25 oktober, 2017) zette mij weer aan het denken.

In haar artikel, waarin zij opkomt voor de belangen van vrouwen, stelt zij dat gelijkheidsdenken (‘vrouwen zijn gelijk aan mannen en verdienen dezelfde positie’) de zaak van vrouwen meer vooruithelpt dan verschildenken (‘er moet ruimte komen voor vrouwen omdat zij anders zijn dan mannen’). Mede hierdoor is volgens Withuis diversiteitsbeleid, dat is gebaseerd op verschildenken, minder mooi dan het lijkt.

Vorige Volgende