Sociale Vraagstukken

295 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Leigh Anthony DEHANEY (cc)

Algoritmes leiden niet automatisch tot eerlijkere selectie

DATA - Steeds meer werkgevers zetten algoritmes in voor werving en selectie. Bij Nike en Unilever is het niet meer ongewoon om pas in de derde ronde van de sollicitatieprocedure in gesprek te komen met een menselijke medewerker. Vooroordelen en ongelijkheid kunnen zo meer ruimte krijgen, volgens Annemarie Hiemstra en Isabelle Nevels.

Het aantal aanbieders van geautomatiseerde en digitale selectiemethoden neemt toe. Zo voorspelt het algoritme van het Nederlands-Chinese bedrijf Seedlink op basis van taalgebruik van sollicitanten wie er het meest geschikt is voor een functie en maakt het Amerikaanse HireVue gebruik van video-opnames om tot een automatisch gegenereerde beoordeling te komen.

Dit sluit nauw aan bij het huidige debat. Is het nog wel nodig om klassieke kennis, karaktereigenschappen en competenties, typisch gemeten met psychologische vragenlijsten en assessments, in kaart te brengen? Wellicht dat meer impliciete patronen, die via algoritmes herkend worden op basis van grote volumes data (zoals geschreven tekst, of video’s van sollicitanten), even goede of zelfs betere resultaten kunnen behalen bij het selecteren van de beste kandidaat.

Organisaties hebben slechts de beschikking over hun eigen inschatting van de meerwaarde en eerlijkheid van selectie via computerondersteuning. Wetenschappelijke bewijs voor het gebruik van technologieën is er echter nog nauwelijks. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat computersystemen op een verantwoorde manier worden ingezet?

Foto: Geoff LMV (cc)

Succesvol in stad en wereld

COLUMN - door Klaas Mulder

Jonge vluchtelingen worden sterk gestimuleerd om goed Nederlands te leren. Dat er ook een andere route naar succes is, wordt ze niet verteld. Dat is jammer, want glocal integration is soms veel beter te realiseren dan Hollander worden. Word een expat!

Bijscholen in het weekend

‘Kunnen we eens praten over een sponsormogelijkheden voor een weekendschool voor vluchtelingen?’, vroeg een studente me[1]. Ze is nog maar een paar jaar geleden uit Afrika gekomen, en nu al een topper in een Nederlandstalige Hbo-opleiding.

Ik vertel haar, dat veel van mijn collega’s heel enthousiast zouden zijn over haar project. Als ze met mij in gesprek gaat, moet ze voorbereid zijn op kritische kanttekeningen. Ik heb er alle begrip voor als ze daar niet op in wil gaan. Ze komt wel, en we hebben een mooi gesprek. Ze vertelt dat ze zelf naar een internationale schakelklas ging, waar ze naar haar gevoel onvoldoende leerde over Nederland. Iemand attendeerde haar op de weekendschool. Hoewel die eigenlijk bedoeld was voor 9- tot 12-jarigen schoof ze toch aan, en ze vond het geweldig. Ze leerde iets beter Nederlands en kreeg veel meer zicht op het schoolsysteem.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

‘We mogen ons wel wat meer interesseren voor de talenten van vluchtelingen’

INTERVIEW - Door Daniel van Heijningen en Marcel Ham

De integratie van vluchtelingen is hèt hoofdpijndossier van veel gemeenten. Esseline van de Sande probeert te laten zien dat het anders kan.

Het vlot niet erg met de integratie van vluchtelingen in Nederlandse gemeenten. De Almeerse wethouder Froukje de Jonge sprak eerder met Sociale Vraagstukken openhartig over haar worsteling met statushouders. En recent luidden onderzoekers van het SCP de noodklok over Syrische vluchtelingen: ‘Zonder intensief beleid gaat het mis’.

© Sociale Vraagstukken Esseline van de Sande

Aan Esseline van de Sande is dat pessimisme niet besteed. Ze woonde zes jaar in Syrië en was bij verschillende humanitaire acties betrokken. Terug in Nederland maakte ze zich vanaf 2016 op verschillende manieren ferm om ‘het gat tussen vluchtelingen en de Nederlandse samenleving te overbruggen’. Ze organiseert bijvoorbeeld debatten maar ook diners, concerten en bijeenkomsten waar verhalen en gedichten uit Syrië worden voorgedragen.

Pop up-bazaar

Twee jaar geleden nam ze in Leidschendam-Voorburg het initiatief voor een ‘Pop-Up-bazaar’: een ontmoeting in de Voorburgse Herenstraat tussen gevluchte vakmensen uit onder meer Syrië met Nederlandse collega’s van hetzelfde beroep. Zo kwam een Syrische klokkenmaker over de vloer bij een Nederlandse klokkenwinkel, en een gevluchte bakker maakte kennis met een Nederlandse collega. Andere vluchtelingen die zo vakgenoten troffen: een patissier, een schoenmaker en een kok. De kennismaking van de horlogemaker met zijn Nederlandse collega leidde tot een serieuze baan.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Participatiesamenleving 5 jaar: tijd voor heroriëntatie?

VERSLAG - door Jan van Dam

cc Sociale Vraagstukken cover boek De verhuizing van de verzorgingsstaat

De grote decentralisatieoperatie van 2015 is geen onverdeeld succes. Het heeft volgens de auteurs van het jaarboek van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken geleid tot grote tekorten geleid op professioneel en democratisch gebied. Maar bij de presentatie van het jaarboek in Utrecht klonken opvallend veel opgewekte geluiden. En een behoefte om over alternatieve keuzen te praten.

Kan je de zorg en ondersteuning verbeteren en tegelijkertijd betaalbaar houden? Het kabinet Rutte II dacht drie jaar geleden van wel. Een grootscheepse overheveling van zorgtaken van Rijk naar gemeenten zou het antwoord zijn op deze ogenschijnlijk onoplosbare vraag. De toenmalige regering was zo zeker van zijn zaak dat het de toekomstige winst van zijn beleid, in de vorm van bezuinigingen, al op voorhand inboekte.

Drie jaar decentralisaties

Naast de financiële voordelen moest de decentralisatieoperatie er ook voor zorgen dat mensen weer naar elkaar zouden gaan omkijken.

Hoogleraar Evelien Tonkens noemde dit tijdens de drukbezochte conferentie ‘Hulp Dichterbij?’ op de Hogeschool Utrecht een van de ‘beloftes van nabijheid’. Op de bijeenkomst presenteerde het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken haar nieuwe jaarboek, dat deze keer terugblikt op drie jaar decentralisaties. Het boekt vormt de weerslag van een meerjarig onderzoek van de Universiteit voor Humanistiek en de Universiteit van Amsterdam.

Foto: Lars Plougmann (cc)

Alleenstaand is de nieuwe sociale kwestie: solidair met de solo’s

COLUMN - door Monique Kremer

Bijna veertig procent van alle mensen woont alleen, een percentage dat in de toekomst alleen maar zal toenemen. Alleenstaanden zijn op allerlei fronten slechter af. Een remedie is om de sluipende solo-revolutie emotioneel te steunen en financieel te stutten.

Er voltrekt zich een sluipende sociale revolutie in Nederland. Leefde een eeuw geleden de hele familie onder één dak, trok men zich in de jaren zestig terug in het bastion van het nucleaire gezin, inmiddels woont bijna veertig procent van alle mensen alleen, een percentage dat in de toekomst alleen maar zal toenemen.

Steeds meer jonge mensen wonen alleen, in afwachting van De Liefde van hun Leven. Ouderen – vooral zeventigplussers – zijn vaker verweduwd en gescheiden mannen en vrouwen hebben na hun vijftigste weinig puf meer om te zoeken naar weer een ware Jacob of Jacobien – de kinderen zijn toch al gemaakt en afgeleverd. In Nederland wordt langzaamaan solo de nieuwe standaard.

Daarmee gaan we het grootste experiment aan in de menselijke geschiedenis, schrijft Eric Klinenberg in zijn boek Going solo. Het is geen somber boek. Hij vergeet niet te wijzen op de sociale isolatie van ouderen, de pijn van een scheiding en ongewenste kinderloosheid. Maar mensen die alleen zijn, hebben ook een sociaal actiever leven en in steden met veel alleenstaanden is er een bloeiende publieke cultuur. Kijk inderdaad maar eens naar onze bruisende, door jonge singles bevolkte binnensteden. We zien ze in de avocadobar, de koffieshop met hotspot, maar ook op de debatavond over duurzaamheid.

Foto: Susan Sermoneta (cc)

Anti-extremismebeleid gebeurt vanuit de onderbuik

ONDERZOEK - door Annemarie van de Weert en Quirine Eijkman.

De Hogeschool Utrecht doet een reeks onderzoeken naar het effect van de lokale aanpak van extremisme. Het draait daarbij vooral om de vraag hoe lokale eerstelijns professionals omgaan met de opdracht om jongeren die neigen naar gewelddadig extremisme – radicalisme – op tijd te identificeren. Oftewel, kunnen professionals de bereidheid om over te gaan tot geweldpleging en terrorisme op juiste wijze signaleren, duiden en beoordelen? Het antwoord: het kan en moet een stuk beter.

Vroegsignaleren op lokaal niveau

Voor ons meest recente onderzoek hebben we gekeken naar het wegings- en duidingsproces op het lokale niveau. Het idee is dat eerstelijnsprofessionals zoals  jongerenwerkers, gemeenteambtenaren en wijkagenten door vroegsignalering potentieel risicovolle individuen eruit kunnen pikken. Om te voorkomen dat jongeren afglijden en er ideeën of gedrag op na gaan houden die niet stroken met de hier geldende democratische normen en waarden.

Het gaat niet om signalen die aantoonbaar bewijs leveren van strafbaar handelen, zoals de voorbereiding van een aanslag of uitreizen naar Syrië of Irak. In het rapport hebben we gekeken naar de beoordeling van onder meer afwijkend gedrag. Welke norm wordt daarbij gehanteerd en wanneer vormt iemands gedachtegoed een bedreiging voor de democratie en de veiligheid van andere burgers?

Foto: Sebastiaan ter Burg (cc)

Alleen inspraak organiseren is niet meer genoeg

ONDERZOEK - Tine de Moor, Laurens Antonides, Charlotte Witte.

Dorpsraden en andere overlegorganisaties die ooit zijn opgericht als gemeentelijke inspraakorganen, staan voor een moeilijke keuze: op de oude voet doorgaan of aanpassen? Onderzoek van de Universiteit Utrecht laat zien dat ze met de actieve burger mee moeten bewegen of anders overbodig worden.

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid maakt in haar rapport ‘Vertrouwen in burgers’ een onderscheid tussen participatie en maatschappelijke initiatieven. Bij participatie gaat het enerzijds over burgers die meepraten en –denken over beleid en anderzijds over burgers die samen met de overheid een probleem proberen op te lossen. Meedoen betekent hier niet meebeslissen, het eigenaarschap blijft bij de overheid liggen.

Bij die andere vorm van burgerbetrokkenheid, de maatschappelijke initiatieven, nemen burgers nadrukkelijk zelf het heft in handen om doelen te realiseren. Zo zijn burgers de laatste jaren talloze energie- zorg- en glasvezelcoöperaties en buurtmoestuinen gestart, waarbij in alle gevallen het eigenaarschap, en daarmee de eindverantwoordelijkheid bij de burger ligt en is het de overheid die soms mee mag doen.

Overlegorganisaties moeten andere koers uitzetten

Het groeiend aantal maatschappelijke initiatieven laat niet alleen zijn sporen na in het bestuurlijke en maatschappelijke landschap, maar beïnvloedt ook het speelveld van dorps- en wijkraden. Uit ons onderzoek naar ‘bewonersoverlegorganisaties’ blijkt dat vooral dorpsraden een andere koers moeten gaan varen. Dorps- en wijkraden werden medio de jaren ‘70 door gemeenten opgezet als inspraakorganen, via allerlei representatieve en adviserende taken.

Foto: per Corell (cc)

Hoogleraar rechtssociologie Marc Hertogh: ‘Het uitgangspunt is: misschien ben jij een fraudeur’

INTERVIEW - door Jurre van den Berg.

Uitkeringsgerechtigden achter de broek zitten is politiek gezien in de mode, maar effectief is het zeker niet altijd. Dat concludeert een team van de Rijksuniversiteit Groningen na vier jaar onderzoek. ‘Als 8 procent fraudeert, doet 92 procent dat niet’, zegt hoogleraar rechtssociologie Marc Hertogh.

‘De spaarzame berichten van het UWV waren dreigementen: ‘Als u niet binnen zoveel tijd dat doet, komt uw uitkering te vervallen.’

‘Ze zetten je onder druk, dreigen met straffen maar helpen niet met het vinden van een baan, of helpen je niet met extra cursussen of iets dergelijks.’

Het zijn zomaar twee citaten van uitkeringsgerechtigden uit het onderzoek van Marc Hertogh en zijn collega’s aan de Rijksuniversiteit Groningen. In de afgelopen jaren, zo stellen zij, is er een politiek klimaat ontstaan waarin het bestrijden van fraude en misbruik centraal staan en sancties en maatregelen de boventoon voeren. De SZW-wetgeving, beter bekend als ‘de Fraudewet’ uit 2013 wordt als een exponent van dit tij beschouwd. Sociale diensten zetten zelfs verborgen camera’s en gps-trackers in om bijstandsfraude op te sporen, zo bleek onlangs uit onderzoek van de Volkskrant.

Vier jaar lang deed hoogleraar rechtssociologie Hertogh en zijn team onderzoek naar handhaving in de sociale zekerheid. De discussie, zegt hij, is tot nu toe vooral normatief en juridisch geweest. Of een harde aanpak werkt, is zelden aan de orde – laat staan dat daarbij het perspectief van uitkeringsgerechtigden betrokken werd.

Foto: Directie Voorlichting (cc)

Zonder intensief beleid gaat het mis met de integratie van statushouders: vijf aandachtspunten

ONDERZOEK - door Emily Miltenburg, Willem Huijnk, Jaco Dagevos

Het SCP-rapport ‘Syriërs in Nederland’ schetst een gevarieerd beeld van de eerste jaren van Syrische statushouders in Nederland. Het vizier is op Nederland gericht. Men is bijna zonder uitzondering bezig met het leren van de Nederlandse taal, er zijn behoorlijk veel contacten met autochtone Nederlanders en de overgrote meerderheid verwacht over vijf jaar nog in Nederland te wonen.

Syriërs oordelen gunstig over het leven in Nederland. Men voelt zich hier thuis, ervaart betrekkelijk weinig discriminatie en geeft gemiddeld een 8,5 voor hun leven in Nederland. Veilig aangekomen in Nederland is er weer ruimte om te dromen over een betere toekomst. Hoop en optimisme zijn onderdeel van het leven en denken van de nieuwe statushouders.

Dat is bewonderenswaardig. Syriërs hebben een barre vlucht achter de rug, waar velen te maken hebben gehad met honger en dorst, mishandeling en afpersing. Aan mensensmokkelaars zijn hoge bedragen betaald, met hoge schulden als gevolg. Het is dus niet verwonderlijk dat veel Syrische statushouders kampen met psychische problemen.

Onvoldoende Nederlands, niet op de arbeidsmarkt gericht

Het onderzoek laat zien dat deze groep nog helemaal aan het begin van hun integratie staat: de meeste Syriërs hebben nog niet voldaan aan de inburgeringsplicht, de participatie in het reguliere Nederlandse onderwijs is beperkt en bijna niemand heeft een Nederlands diploma.

Foto: Random Retail (cc)

Leefstijl als beschavingsoffensief

COLUMN - Leefstijl heeft een zeer grote invloed op onze gezondheid. Niet roken, genoeg bewegen en het eten van veel groenten kan zo’n tachtig procent van alle hart- en vaatziekten voorkomen, aldus de Wereldgezondheidsorganisatie, vorige week in het nieuws. Volgens het bericht stelt cardiologe Janneke Wittekoek dat jonge mensen hun ‘getallen’ (bloeddruk en cholesterolwaarden) zouden moeten kennen, opdat ze tijdig hun leefstijl kunnen aanpassen.

Zij houdt een pleidooi voor ‘leefstijlgeneeskunde’, omdat ‘veel ziekten en klachten mede worden veroorzaakt door leefstijlfactoren. Dit pleidooi is gevat in een brief van 21 artsen, wetenschappers en publicisten aan de Minister van Volksgezondheid.

Bij Nieuwsuur stelde Janneke Wittekoek dat ze mensen ‘bewust wil maken dat een gezonde leefstijl echt veel beter voor je is.’ Maar liefst de helft van alle patiënten lijdt namelijk aan een leefstijlgerelateerde aandoening. Het verbeteren van de leefstijl zou daarom op jaarbasis 3 tot 10 miljard aan zorggeld kunnen besparen.

Ondanks de nieuwe naam Leefstijlgeneeskunde is deze nadruk op kennis en bewustwording niet nieuw. Al decennialang zijn nationale gezondheidsprogramma’s gericht op bewustwording: van het belang van bewegen, niet roken, minder drinken  en het eten van groenten en fruit (en minder vet en suiker). Het enige min of meer nieuwe element erin is dat leefstijlartsen nu de expliciete taak van promotors en bewakers krijgen.

Foto: Philips Communications (cc)

Is uw gemeente al overgenomen door algoritmen?

In de Canadese stad Toronto bestuurt Google een eigen wijk. De straten hangen vol met sensoren en camera’s die behalve het verkeer en de luchtkwaliteit ook de gedragingen van inwoners registreren. De stad wordt vergeleken met een Chinese surveillance-staat, maar zulke technologische toepassingen vinden in Nederland gretig aftrek.

De term ‘smart city’ duikt massaal op in verkiezingsprogramma’s. Slimme lantaarnpalen, social media meldkamers en zelflerende algoritmen beloven openbare ruimten efficiënter, groener en veiliger te maken. Mooie beloften maar moeten we ze ook geloven?

‘Living labs’ en ‘innovation hubs’ transformeren gemeenten in zelflerende computersystemen die doorlopend gevoed moeten worden met onze data. Terwijl we ons druk maken over randvoorwaarden zoals privacy, worden nergens de smart city-systemen zelf in twijfel getrokken.

Een smart city functioneert op basis van voorspellende algoritmen die beslissingen nemen. Deze algoritmen zijn niet transparant, kunnen verkeerde verbanden leggen en menselijke vooroordelen op grote schaal verspreiden. Steeds meer onderzoekers waarschuwen voor een blackbox-samenleving waar niemand meer weet op welke manier algoritmen besluiten nemen en op basis van welke data.

Om de samenleving daadwerkelijk veiliger en groener te maken, moeten we kritischer nadenken over de beslissingen die we aan algoritmen willen uitbesteden, voordat grote techbedrijven met uitsluitend een commercieel belang hiermee aan de haal gaan. Niet alleen in Toronto, maar ook in Nederland worden mensen steeds meer gereduceerd tot datamachines die door algoritmen worden aangepast aan de winstgevende datahandel van techbedrijven en economisch rendement van overheden.

Foto: phgaillard2001 (cc)

De verontwaardiging van burgers is een kans voor de democratische rechtsstaat

Sommige politici, bestuurders en ambtenaren spreken over de boze burger alsof het een bijzondere soort betreft. Maar de verontwaardiging van burgers laat ook zien waar zij belang aan hechten en waar zij voor in actie willen komen, stellen Sarah L. de Lange en Jasper Zuure in de nieuwe bundel #WOEST.

Inwoners die protesteren tegen de komst van een asielzoekerscentrum, Turkse Nederlanders die boos zijn op de Nederlandse regering omdat een Turkse minister geen speech mag geven, de voor- en tegenstanders van Zwarte Piet, Groningers die zich verzetten tegen gaswinning en bewoners rondom Lelystad die de komst van een vliegveld willen tegenhouden. Het is niet moeilijk om in de afgelopen jaren voorbeelden te vinden van burgers die verontwaardigd of zelfs woest zijn op de overheid.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat de verontwaardiging van burgers veel aandacht krijgt in het publieke debat. In 2017 sprak Asscher bijvoorbeeld over een ‘kakafonie van woeste woede’ en datzelfde jaar schonk Buma in zijn Schoo-lezing veel aandacht aan ’de boze burger’. Hoewel sommige politici, bestuurders en ambtenaren de boze burger op het schild hijsen, spreken andere gezagsdragers over de boze burger alsof het een bijzondere soortgenoot betreft. Deze ‘civis iratus’ zou niet voor rede vatbaar zijn, en daarom niet serieus genomen hoeven te worden.

Vorige Volgende