Reinout van Brakel

105 Artikelen
1 Waanlinks
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Reinier Sierag (cc)

Onderwijsongelijkheid in Europese regio’s

ACHTERGROND - In een fascinerend artikel tekent Colin Woodard een nieuwe kaart van Amerika, en schrijft hij dat de cultuur van de eerste kolonisten nog steeds bepalend is voor de hedendaagse opvattingen. Dat gaat dan over de relatie overheid-burgers, maar ook over bijvoorbeeld onderwijs. Over “New Netherlands” schrijft hij:

NEW NETHERLAND. Established by the Dutch at a time when the Netherlands was the most sophisticated society in the Western world, New Netherland has always been a global commercial culture—materialistic, with a profound tolerance for ethnic and religious diversity and an unflinching commitment to the freedom of inquiry and conscience. Like seventeenth-century Amsterdam, it emerged as a center of publishing, trade, and finance, a magnet for immigrants, and a refuge for those persecuted by other regional cultures, from Sephardim in the seventeenth century to gays, feminists, and bohemians in the early twentieth.

Dagblad Trouw schreef er deze week over, en noemt daarin ook de aanwezigheid van topuniversiteiten in bepaalde regio’s; de oorsprong daarvan ligt al bij de eerste “settlers”. Een mooi inzicht, dat ongetwijfeld ook op Europa toe te passen is. 
Zo vind je in de landen in Centraal Europa (alle landen die ooit onder het Habsburgse rijk vielen), veel lagere percentages voortijdig schoolverlaters. Eén van de mogelijke verklaringen is dat onderwijs daar gezien wordt als het (enige) middel om verder te komen in het leven. In landen die vroeg geïndustrialiseerd werden, kon je ook zonder een diploma een goede boterham verdienen. Ongetwijfeld zijn er meer culturele en historische verschillen, die nog steeds doorwerken in allerlei regionale verschillen.

Foto: jean-louis Zimmermann (cc)

Meer vakmanschap in mbo is impuls onderwijs

ANALYSE - Het Sociaal Cultureel Planbureau bracht een rapport uit over vakmanschap in het mbo. Eerder schreef ik al eens over SOS Vakmanschap, dat aandacht vraagt voor opleidingen die dreigen te verdwijnen. De club is blij met de aandacht van het SCP voor het kleinschalig vakmanschap.

Drie onderwijssectoren stonden centraal in het SCP-rapport: techniek, zorg en de kleine specialistische en creatieve beroepsopleidingen waaronder bijvoorbeeld antiekrestaurateurs, uurwerkmakers en orthopedische technici vallen. Onderwaardering van het (v)mbo en de mede daaruit voortvloeiende tekorten in sommige beroepsgroepen, vormen de aanleiding voor deze verkenning. Uiteindelijk doel van de verkenning was om na te gaan of door meer focus op vakmanschap de aantrekkelijkheid van het mbo zal toenemen. 
De tekorten in de sectoren techniek en zorg zijn onder andere af te leiden uit een tabel met gegevens van ROA, die in het SCP-rapport is opgenomen (hier omgezet in grafiek). Voor de kleine en specialistische beroepen heeft SOS Vakmanschap zelf diverse onderzoeken gedaan. Daaruit ontstaat een veel gedifferentieerder beeld: voor sommige beroepen dreigt een tekort omdat opleidingen ophouden te bestaan (te weinig instroom), bij anderen is de populariteit van de studie veel groter dan de verwachte vraag (bijvoorbeeld make-up artiesten).

Belangrijkste conclusies van het SCP-rapport zijn:

Foto: European Parliament (cc)

Rol van Europa in onderwijs

ACHTERGROND - De Europese Commissie laat zeer regelmatig onderzoek doen naar de opinie van Europeanen. De zogenaamde Eurobarometer survey laat zien dat het vertrouwen in Europese instituties daalt. Ik zocht in de enquête naar het onderwerp onderwijs.

Onderwijs is een bevoegdheid van de lidstaten, en formeel heeft Brussel er dus niets over te zeggen. Maar toch is er een Europees “Ministerie van Onderwijs en Cultuur”. En ironisch genoeg is een van de meest bekende Europese projecten het Erasmus programma voor uitwisseling van studenten. Erasmus is zo’n bekende merknaam geworden, dat ze de naam nu voor alle Europese onderwijsprogramma’s hebben ingevoerd (Erasmus+). Eén op de vier hoger opgeleiden in Europa kent iemand die op uitwisseling is geweest met Erasmus.
Europa doet inmiddels wel wat meer dan mobiliteitsprogramma’s organiseren. Ze zet zich o.a. in voor het wederzijds erkennen van kwalificaties in het beroepsonderwijs, en stimuleert kennisuitwisseling tussen beleidsmakers. In de zogenaamde ET2020 strategie zijn streefdoelen neergelegd waaraan lidstaten in 2020 moeten voldoen. Uiteindelijk bedoeld om Europa ook economisch sterker te maken.

In 2007 vroeg men in de Eurobarometer survey specifiek naar de mening van burgers over de rol van Europa ten aanzien van onderwijs. Het grootste deel van de respondenten (meer dan de helft) antwoordt neutraal op de vraag of de EU een positieve of negatieve rol speelt. Men kon ook antwoorden “weet niet”, maar dat is een weinig betrouwbare antwoordcategorie omdat niemand graag toegeeft iets niet te weten (rond 8% zegt het wel).

Foto: Gerard Stolk (cc)

Onderwijsinstellingen moeten buitenlandse netwerken promoten

ACHTERGROND - Ik zag gisteravond een prachtige documentaire over de HEMA, waarin de VPRO een jaar lang de topman Ronald van Zetten volgde. Van Zetten is al meer dan tien jaar CEO: dat is op zich al bijzonder. De manier waarop men met elkaar omgaat, doet me sterk denken aan een familiebedrijf, waarbij ook de lange termijnrelaties met leveranciers onderdeel zijn van de cultuur. Tegelijkertijd is de HEMA in handen van een buitenlandse investeerder, die snelle winsten wil, en is er stevige concurrentie van winkels die veel kortere productieketens hebben. Dat dwingt de HEMA te expanderen en te vernieuwen.

We zien Van Zetten met slechts een paar medewerkers op avontuur in Frankrijk en China. De manier waarop dat dan gaat komt wat knullig over. Zo vraagt Van Zetten aan een handdoekenfabrikant of hij wil samenwerken om HEMA-winkels te openen. De beste man heeft vier grote handdoekfabrieken voor ieder werelddeel, en de HEMA is een kleine klant. Of dat nu de meest logische zakenpartner voor expansie is? In Frankrijk test men een nieuwe formule uit, zonder rookworsten, en met kleine winkels. Het gaat allemaal zeer voorzichtig, en op eigen kracht. 
Dat is knap, maar met de grafiek van vandaag vroeg ik me twee zaken af:

  • weten bedrijven als HEMA dat veel onderwijsinstellingen een veel groter buitenlands netwerk hebben dan zij zelf?
  • waarom gebruiken bedrijven die netwerken niet veel beter?
Foto: City Year (cc)

Bijles in Europa

DATA - Op bezoek in Brussel viel mijn oog op een rapport met de titel “The Challenge of Shadow Education”. Schaduwonderwijs: men bedoelt privaat onderricht en bijlessen. Het rapport dateert van 2011, maar beschrijft een interessant fenomeen.

De auteur schrijft dat er te weinig bekend is over “private supplementary tutoring”, maar op basis van wat we weten, is duidelijk dat het in de EU toeneemt. Het kan grote gevolgen hebben voor het reguliere onderwijs en de toegankelijkheid van het onderwijs.

In Oost-Europa is privaat onderricht vooral toegenomen doordat leerkrachten steeds slechter werden betaald in de jaren ’90. In West-Europa spelen sociale competitie, schoolranglijsten en de focus op toetsing, een grote rol. Ook bezuinigingen op het reguliere onderwijs, waarbij individuele aandacht onder druk is komen te staan, kan een verklaring zijn.

De auteur is niet enthousiast over het fenomeen: ‘Much tutoring is of low pedagogic value. It teaches to the test and is dominated by past examination papers, tips on likely questions, and strategies for answering questions within the time constraints.’


Bron: THE CHALLENGE OF SHADOW EDUCATION (2011). Private tutoring and its implications for policy makers in the European Union. Rapport in opdracht van de Europese Commissie

Sommige landen stimuleren privélessen door belastingvoordelen. Met name de welvarende gezinnen profiteren dan het meest. Dat brengt een risico met zich mee: uiteindelijk kan het leiden tot grotere sociale ongelijkheid.

Foto: Dietmut Teijgeman-Hansen (cc)

De kosten van zittenblijven: minder gemotiveerde leerlingen?

ANALYSE - De PISA-resultaten leidden begin deze maand tot een enorme hoeveelheid publiciteit en tweets. De ranking van landen op basis van PISA-scores trekt altijd de meeste aandacht van de media, maar de grotere impact van de OECD is de discussie over stelselkenmerken. ScienceGuide ging naar aanleiding van PISA bijvoorbeeld in op het onderwerp zittenblijven:

Nederland is van alle OECD-landen het land die het meeste geld besteedt aan zittenblijvers, blijkt uit het PISA onderzoek van de OECD. Een zittenblijver kost Nederland rond de 45.000 Euro. De totale kosten van doubleurs ligt rond de 12 procent van het Nederlandse budget voor het basis- en voortgezet onderwijs, berekende de OECD.

De cijfers over de kosten van zittenblijven variëren nogal en een brede kosten-batenanalyse ontbreekt. De grote vraag is of we met de cijfers van de OECD een discussie gaan beslechten die al sinds 1970 wordt gevoerd. Een aantal quotes maakt duidelijk dat dit niet de eerste keer is dat de kosten van zittenblijven zijn becijferd.

Elke zittenblijver in het voorgezet onderwijs kost ruim 4.000 euro. Het Centraal Planbureau becijferde een CDA-plan tegen zittenblijven op een jaarlijkse besparing van 340 miljoen euro.

Bron:  VK, Ferry Haan.

***

Allereerst die 4000 euro. Ik weet niet waar Haan die vandaan haalt, maar in het huishoudboekje van Nederland (CBS) staat dat een leerling in het voortgezet onderwijs 7400 euro per jaar kost. En daarmee zijn we er nog niet. Eigenlijk zou je ook willen weten wat een leerling (en de maatschappij) misloopt door een jaar langer op school te blijven, de zogenaamde ‘opportunity costs’. Een leerling komt bijvoorbeeld ook een jaar later op de arbeidsmarkt. De OESO bracht de totale kosten van zittenblijven voor onder andere Nederland in kaart. In 2009 hadden 50.000 leerlingen van vijftien jaar ergens in hun schoolcarrière een jaar overgedaan, wat de overheid met bijna 400 miljoen dollar aan ‘directe kosten’ opzadelde, omgerekend (ook naar PPP) ongeveer de eerder genoemde 7000 euro per leerling. 
De ‘indirecte kosten’ van het later op de arbeidsmarkt komen zijn volgens de OESO, afhankelijk van het uiteindelijke onderwijsniveau, zo’n 2 tot 2,7 miljard dollar, gebaseerd op wat iemand zou verdienen (gemeten met ‘arbeidskosten’, om een voor mij onduidelijke reden).

Het rare is dat de OESO vervolgens die totale kosten (ongeveer 2,4 tot 3,1 miljard dollar) deelt door het totaal aantal vijftienjarige schoolgangers  (ongeveer 183.000) waardoor de rekening per leerling slechts 13.000 tot 16.700 dollar is (omgerekend 11.000 tot 14.500 euro). Dat is alweer een stuk hoger dan Haan’s 4000 euro, maar ik zou toch denken dat je de totale kosten deelt door het aantal zittenblijvers, en dat je dan zelfs ergens tussen de 40.000 en 50.000 euro uitkomt. Ik ben het om een aantal redenen sowieso niet eens met deze berekening van de OESO – opportunity costs is een dubieus concept en de baten van zittenblijven op de arbeidsproductiviteit zou je ook mee moeten wegen – maar ik zou toch graag willen snappen wat de OESO hier nou precies aan het doen is.

Foto: tahar abroudjameur (cc)

Nederlands onderwijs beoordeeld door expats

ACHTERGROND - Wie met kleine kinderen een stad of dorp bezoekt in Duitsland, zal het snel opvallen dat er overal gelegenheid is voor kinderen om te spelen. Gisteren las ik in de krant dat Duitsland volgens het rapport Expat Explorer het allerbeste land is om met kinderen naar toe te gaan. Nederland is voor expats een stuk minder aantrekkelijk: het staat op nummer 14 voor expats met kinderen en qua leefklimaat op nummer 33, zo laat de Volkskrant zien.

Ik werd natuurlijk nieuwsgierig of ze ook gevraagd  hebben naar waardering voor het onderwijs. Er zijn vier indicatoren op terrein van onderwijs:

  • Organising school for my children (op de 23ste plaats)
  • Quality of education available to your children (4de plaats)
  • Cost of education available to your children (11de plaats)
  • Access to better education (11de plaats)
  • Als je deze vier indicatoren selecteert, krijg je automatisch de rangorde op onderwijs: dan scoort Nederland zestiende. Op de dimensie “Raising children abroad” (samengesteld op basis van indicatoren 2 t/m 4), scoort Nederland een zevende plaats.

    De grafieken die je zelf kunt maken zijn ronduit spectaculair. Mooi, functioneel en uitnodigend.

    Bron: HSBC (2013). Expat Explorer.

    De studie onder 7000 expats werd uitgevoerd door HSBC. Dat is een bank die waarschijnlijk goed verdient aan deze doelgroep, dus ik vermoed dat het onderzoek en de spectaculaire website ook vooral bedoeld zijn om klanten te trekken.

    Foto: Richard Pijs (cc)

    Arbeidsmarkt voor leraren op de kaart

    DATA - Jaren geleden publiceerde Wolters Noordhoff een prachtige Onderwijsatlas, een speciale editie ter gelegenheid van een jubileum. De eenmalige uitgave  bevatte een enorme rijkdom aan kaarten en grafieken.

    Gelukkig wordt er af en toe een nieuwe atlas gepubliceerd. Het Arbeidsmarktplatform Primair Onderwijs (PO) liet een atlas (pdf) maken over de arbeidsmarkt voor leraren. Een compacte en prachtige uitgave, met stijlvolle infographics en mooie kaartjes van Nederland.

    Naast de al bekendere plaatjes over krimp en vergrijzing, bevat de atlas ook interessante hoofdstukken over besturen, financiën en sociale zekerheid. Ik koos twee plaatjes uit het laatste hoofdstuk.

    Bron: CAOP Research en MOOZ (sept 2013). Onderwijsatlas Primair Onderwijs. In opdracht van Stichting Arbeidsmarktplatform PO

    De auteurs schrijven over regionale verschillen in de mate waarin het personeel zich ziek meldt. Het ziekteverzuimpercentage in het basisonderwijs is het hoogst in Amsterdam en de provincies Limburg, Groningen en Friesland. Het personeel in Amsterdam meldt zich ook relatief vaak ziek. Ook in de andere steden in de G5 en in de provincie Zuid-Holland ligt de meldingsfrequentie van het personeel in vergelijking met andere gebieden in Nederland relatief hoog. Wel meldt het personeel in de G5 en Zuid-Holland zich vaak maar voor korte duur ziek. De verzuimduur in deze gebieden is aanzienlijk lager dan in andere gebieden die ook te maken hebben met een hoog ziekteverzuimpercentage, zoals Limburg, Groningen en Friesland.

    Foto: Hans Mestrum (cc)

    Strategische overwegingen bij ontwikkeling leerkrachten

    ACHTERGROND - Een tijd lang heb ik me beziggehouden met het  onderwerp effectiviteit van (bedrijfs-)opleidingen. Of opleidingen effectief zijn is vaak lastig aan te tonen. Een populaire uitspraak die vaak in de literatuur werd geciteerd, was dat slechts 10% van de opleidingen effectief was. Bij een geschatte besteding van 1,5 miljard euro per jaar aan bedrijfsopleidingen alleen in Nederland, spreek je dan over een behoorlijk verlies. Maar net zoals lastig is aan te tonen dat slechts 10% effectief is, kun je beweren dat 90% ineffectief is.

    Aan die cijfers moest ik denken bij het lezen van een interessant paper van McKinsey. Zij bepleiten een strategischer omgang met opleidingen en nascholingscursussen voor leerkrachten, omdat deze meestal niet effectief zijn. In “Breaking the habit of ineffective professional development for teachers” (pdf) geven ze vijf adviezen:
  • Baseer je programma voor professionele ontwikkeling op een helder beeld van wat effectief lesgeven is;
  • Segmenteer de doelgroep van leerkrachten naar niveau en andere relevante kenmerken;
  • Zorg dat coaching integraal onderdeel is van professionele ontwikkeling;
  • Vervang een “push” benadering door een “pull” benadering, waarbij docenten zelf vragen om verdere professionele ontwikkeling;
  • Implementeer alleen activiteiten die aantoonbaar effectief zijn gebleken.
  • De adviezen klinken wellicht als open deur, maar de toelichting die de schrijvers geven is overtuigend en prikkelend.

    Foto: Ed Yourdon (cc)

    Minder opleiding en training voor flexwerkers

    ACHTERGROND - Een Duitse studie laat zien dat er steeds minder geïnvesteerd wordt in ‘a-typische’ werknemers. Dat is ook van belang voor Nederland, waar steeds meer flexwerkers zijn.

    In Duitsland noemt met flexibele arbeidscontracten “a-typisch”, en mensen die geen vast contract hebben, worden in een rapport van de Bertelsmann Stiftung “atypical workers” genoemd.

    De onderzoekers verstaan daaronder mensen met één van de volgende contracten: een contract voor bepaalde tijd, deeltijdcontracten, tijdelijke contracten en zogenaamde “minibanen” waarbij men maximaal 400 euro per maand verdient. Al deze contractvormen zijn in het afgelopen decennium met tientallen procenten gestegen. Inmiddels gaat het om miljoenen mensen, dus helemaal a-typisch is het ook in Duitsland niet meer.

    De onderzoekers hebben gekeken wat het effect van deze contractvormen is op de bereidheid om te investeren in opleiding en training van werknemers. Ze concluderen dat deze groep er eigenlijk nog slechter van af komt dan werklozen: werklozen krijgen meer training en opleiding aangeboden dan de “atypical workers”.

    Frank Frick, Dr. Martin Noack, Dr. Miika Blinn. Summary of a study commissioned by Bertelsmann Stiftung (2013). Losing out on further training. Fewer training opportunities for the increasing number of atypical workers

    Dat is een serieuze bevinding. Het opleiden en trainen van de beroepsbevolking kost tijd, geld en inspanning. Werkgevers zijn daartoe bereid als ze verwachten dat ze ook de vruchten kunnen plukken van die investeringen. Dat is vaak een zaak van langere adem. Bij flexibele arbeidscontracten is het maar  de vraag of de werkgever de investering terugverdient. In plaats van opleiden kan de werkgever ook kiezen voor een andere werknemer. Vanuit het oogpunt van de werkgever is minder opleiding en training dus een begrijpelijke beslissing.

    Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

    Meer geld naar onderwijs altijd goed

    ANALYSE - Voor de zomervakantie verscheen een rapport van de Algemene Rekenkamer, met de titel ‘Kunnen basisscholen passend onderwijs aan?‘ Die titel dekt de lading eigenlijk niet. Na lezing heb ik het gevoel dat er een passender titel is: ‘Kan het onderwijs met geld omgaan?’

    Maar ook die titel kan gemakkelijk verkeerd begrepen worden. Want met “het onderwijs” bedoel ik niet uitsluitend de schooldirecteuren, de besturen of het ministerie. Ik bedoel óók de samenleving, die onderwijs geniet, hoge verwachtingen heeft en eisen stelt. “Rupsje nooit genoeg” lijkt het, als het gaat om onderwijs.

    In het glashelder geschreven rapport van de Algemene Rekenkamer staat dat de sector 18% meer uitgeeft dan er binnenkomt. De vele factoren die daartoe leiden, worden in het rapport beschreven. Die zijn ontzettend interessant. Duidelijk is dat er niet één partij is die hier “schuldig” is. Maar als je het van enige afstand bekijkt, lijkt het gehele stelsel niet 100% “in control.” Dan wordt het lastig om extra geld te krijgen, zou je denken.


    Bron: Algemene Rekenkamer (2013). Kunnen basisscholen passend onderwijs aan? Deze grafiek lijkt heel precies weer te geven hoe flexibilisering in het onderwijs plaatsvindt. Maar wie de voetnoot leest in het rapport ziet dat heel veel informatie niet beschikbaar is. Zo ontbreken gegevens van oproepkrachten (medewerkers in vaste of tijdelijke dienst bij het schoolbestuur met een nulurencontract) en gegevens over payroll contracten, waarbij men in dienst is van een andere organisatie. Dat is toch een belangrijke ontwikkeling in het onderwijs, die veel jonge leerkrachten ervaren.

    Foto: Kennisland (cc)

    Status van leerkrachten

    ACHTERGROND - Regelmatig heb ik het met collega-onderzoekers over de mogelijkheden die het internet biedt om beleidsonderzoek op andere manieren te presenteren. Dat varieert van een eenvoudige “infographic”, tot on-line databases waarmee je als lezer zelf allerlei analyses kunt doen. Steeds meer zullen andere disciplines bij beleidsonderzoek betrokken worden. In de journalistiek leidt “data-driven journalism” tot prachtige visualisaties van onderzoeksgegevens. Maar ook nieuwe partijen die vanuit “one issue” een bepaald thema onder de aandacht willen brengen, zijn in opkomst. Een prachtig een innovatief voorbeeld daarvan is het onderzoek door een private foundation uit de US, naar de status van het beroep leerkracht. Ik werd getipt door twitteraar @jacqboerefijn, waarvoor dank.

    Eén van de mooiste vondsten is een online storyline die zich ontvouwt door met je muis te scrollen: de kern van het verhaal wordt dan in een aantal infographics verteld. Je kunt daarnaast zelf allerlei grafieken maken en de originele surveydata downloaden. Maar de inhoud van het onderzoek is óók sterk, en dat maakt de website uniek vind ik.
    De onderzoekers keken naar de status van leerkrachten, en gebruikten daarvoor diverse indicatoren, waaronder salaris. Een veelzeggende vind ik het antwoord op de vraag waar leerkrachten in de verschillende landen het meest mee worden vergeleken.

    Vorige Volgende